2004 - 2009

Vragen voor Vlaams Minister van Openbare werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Kris Peeters

17 January 2007

Actuele vraag over de beslissing van de Europese Commissie om het aantal CO2-uitstootrechten van België terug te dringen

Actuele vraag van de heer Rudi Daems tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de volgens Europa te ruim toebedeelde emissierechten inzake broeikasgassen voor de bedrijven in Vlaanderen

Actuele vraag van de heer Bart Martens tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de Europese afwijzing van het Belgische klimaatplan


Actuele vraag van de heer Ludwig Caluwé tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de beslissing van de Europese Commissie om het aantal CO2-uitstootrechten van België terug te dringen

De heer Rudi Daems:
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, zoals in enkele kranten al een paar dagen was aangekondigd en nu ook formeel door de Europese Commissie is bevestigd, heeft ons land bijna 5 miljoen ton emissierechten te veel aan het bedrijfsleven heeft toebedeeld. Dat komt overeen met ongeveer 7,5 percent. Ik heb gisteren naar het nieuws geluisterd en was verwonderd u te horen zeggen dat u verrast was. Het stond al een hele tijd in de sterren geschreven en ik som kort wat elementen op die dat aangaven.

Vooreerst was er in januari 2006 de zeer duidelijke richtlijn van de Europese Commissie waarin stond op basis van welke criteria en gegevens u een tweede allocatieplan moest opstellen. In april 2006 werden de eerste uitstootgegevens van de bedrijven bekend op basis van de informatie van 2005 en niet van 2004. Het was een duidelijk signaal dat er sprake was van overallocatie. Dat werd kort nadien bevestigd door de Vlaamse Natuurraad van Vlaanderen: "Wij denken, mijnheer de minister, dat u iets te ruim bent in het toebedelen van kredieten, en dan vooral naar de energieproductie toe." Dat werd in het advies grondig onderbouwd. Op 1 december 2006 kreeg u dan een eerste voorlopig verdict van de Europese Commissie met een hele resem vragen, die toch wel ernstig waren. Mijn collega Eloi Glorieux heeft u daarop gewezen in zijn actuele vraag van 6 december. U hebt daarop geantwoord dat mijn collega Eloi Glorieux en trouwens ook europarlementariër Staes wel de klokkenluiders waren, maar soms de klepel niet zag hangen en dat de Europese Commissie een ander standpunt zou innemen dan wat wij toen stelden.

Jammer genoeg, mijnheer de minister, hebben mijn collega's gelijk en is het verdict van de Europese Commissie redelijk ernstig en staat het in de lijn van de beoordeling van de andere lidstaten. Voor Vlaanderen komt het er op neer dat er een inspanning van bijna 10 percent extra zal moeten worden geleverd om emissierechten te zoeken en besparingen in de uitstoot van broeikasgassen te verwezenlijken. Wij vinden dit geen vorm van goed bestuur. Het verhoogt de onzekerheid voor het bedrijfsleven en bovendien is deze overallocatie een ondergraving van de werking van de verhandelbare emissierechten als een marktconform instrument. Dat is duidelijk te merken aan de prijs van de CO2. Vandaag staat deze prijs zeer laag genoteerd, namelijk onder de marktprijs.

Mijnheer de minister, in uw antwoord zult u ongetwijfeld naar de cijfers van 2004 verwijzen en stellen dat deze regering wordt afgerekend op het beleid van de vorige energieministers Stevaert en Bossuyt. Dit kan misschien voor de algemene beoordeling van het plan zo werken, maar u hebt 2,5 jaar de tijd gehad om de commissie te informeren en dan vind ik het intellectueel niet eerlijk dat u voor de beslissing over de allocatie naar 2004 verwijst. Het is een duidelijke beslissing van de Vlaamse Regering in 2006.

Ik eindig met een positieve noot. Doordat de Vlaamse Regering vrij royaal is omgesprongen met het uitdelen van uitstootrechten aan de bedrijven, moeten ze ook veel te veel rechten in het buitenland kopen. Dit geld zou dus kunnen worden gebruikt voor energiebesparingprojecten in eigen land, maar de allocatie moet wel worden aangepast. Bond Beter Leefmilieu heeft gisteren laten weten dat er ongeveer 200 miljoen euro extra vrijkomt om energiebesparingprojecten in de interne markt op te zetten.

Op welke wijze zal de Vlaamse Regering deze overallocatie van uitstootrechten aan de bedrijven corrigeren? Welke bijkomende inspanningen zult u doen? Klopt de analyse dat door de wijziging in de overallocatie er extra geld vrijkomt, ongeveer 200 miljoen euro? Zo ja, zult u deze inzetten voor energiebesparingsprojecten in eigen land?

De heer Bart Martens:
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, de Europese Commissie heeft ons land op de vingers getikt omwille van het toewijzingsplan voor CO2-emissierechten aan onze bedrijven. Volgens de Commissie zijn we te gul geweest in het toekennen van de CO2-emissierechten. Ik denk dat het nodig is dat de Europese Commissie het Europese emissiehandelsysteem vlot tracht te trekken. Het Europese emissiehandelsysteem dekt ongeveer de helft van de broeikasgasuitstoot in de Europese Unie en is zowat het vlaggenschip van het Europese klimaatbeleid. Maar door het feit dat de lidstaten hun eigen bedrijven te veel uitstootrechten hebben toebedeeld, is de prijs daarvan gekelderd en zinkt het vlaggenschip waardoor bedrijven niet meer aangespoord worden om verder te investeren. Bedrijven die wel verdergaande investeringen doorvoeren, worden er niet meer voor beloond. De Europese Commissie heeft gelijk wanneer ze de plannen van de Europese lidstaten kritisch onder de loep neemt. Ook ons land ontsnapt niet aan het strenge Europese oordeel: ook wij zijn te gul geweest in het toekennen van CO2-emissierechten aan onze bedrijven. Blijkbaar komt de Europese Commissie op basis van solide gegevens inzake volumegroei en technologisch potentieel, tot de conclusie dat er ook binnen onze bedrijven nog een pak reducties te rapen valt en dat niet al onze bedrijven tot de wereldtop op het vlak van energiezuinigheid behoren.

Bij ons zijn die emissierechten toegekend op basis van de inspanningen die de bedrijven zijn aangegaan in het kader van een vrijwillige overeenkomst, het benchmarkconvenant met de overheid. Wat ons opvalt, is dat het benchmarkconvenant een zwarte doos is. Zowel milieuverenigingen als werknemersorganisaties, wezen al vaak op het gebrek aan transparantie. Ze krijgen geen of onvoldoende inzage in de energiestudies en de maatregelen die op basis daarvan moeten worden genomen. Zo kan men moeilijk uitmaken wie het bij het rechte eind heeft: de Europese Commissie of Voka dat zegt dat er geen reducties meer mogelijk zijn.

Merkwaardig was ook dat het antwoord van onze overheid op de vragen van de Europese Commissie niet openbaar werden gemaakt. Milieuverenigingen vroegen op basis van de wetgeving inzake openbaarheid van milieu-informatie, naar het antwoord van onze overheid. Ze hebben dat niet gekregen. Zo kan men geen gegrond debat voeren over de mate waarin we al dan niet onze bedrijven overbedeeld hebben met het toekennen van CO2-emissierechten.

Ik hoop niet dat we ons niet defensief zullen opstellen tegenover de opmerkingen van de Europese Commissie of zoals in De Tijd stond vanmorgen: "niet remmen op glad ijs". We hebben met mestbeleid gezien dat ons dat niets oplevert. Ook daar hebben we ons 10 jaar of langer niets aangetrokken van de Europese kritiek tot we uiteindelijk hebben beseft dat we ons er toch naar moeten schikken.

Ik hoop dan ook dat we die Europese aanbevelingen deze keer ter harte nemen en dat we proberen daaraan tegemoet te komen.

Mijnheer de minister, wat is de exacte kritiek van de Europese Commissie op het Belgisch toewijzingsplan? Welke consequenties heeft dat voor Vlaanderen? Tot welke aanpassingen van het Vlaamse klimaatbeleidsplan moet dit leiden? Moet Vlaanderen, als het inderdaad tegemoet komt aan de vraag van de Europese Commissie om verdere binnenlandse inspanningen te leveren in het terugdringen van onze broeikasuitstoot, dan nog emissierechten kopen in het buitenland? Zo ja, hoeveel?

Mijnheer de minister, hebt u plannen om de convenantaanpak met de bedrijven aan te passen, zodat er op z'n minst ook een grotere transparantie is over wat in die convenants is overeengekomen en over wat op basis van die convenants moet worden uitgevoerd?

De heer Ludwig Caluwé:
Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, waarde collega´s, de voorbije dagen werden we opgeschrikt door het bericht dat de emissierechtentoekenning zou moeten worden gereduceerd met 10 percent. Ik ben de laatste om te zeggen dat we er niet alles aan moeten doen om ervoor te zorgen dat we een beleid hebben dat de opwarming van de aarde tegengaat. Ik woon echter ook in een streek waar de overgrote meerderheid van de mensen tewerkgesteld is in de petrochemische industrie of in bedrijven die toeleveren aan de petrochemische industrie. Een bericht waarin wordt gesteld dat de emissierechten voor die bedrijven zouden worden gereduceerd met 10 percent, leidt in de eerste plaats tot de opwarming in een aantal huiskamers, tot ongerustheid, vermits het noodzakelijkerwijze zal resulteren in minder investeringen en op termijn in het teloorgaan van banen in deze sector. Die sector zorgt nochtans voor een grote arbeidsproductiviteit, voor tewerkstelling voor hooggeschoolden, en levert welvaart op voor een hele streek. We moeten daar dus toch over waken.

Mijnheer de minister, mijn vraag is dan ook om er, bij het omgaan met het resultaat van datgene wat nu door de Europese Commissie naar voren wordt gebracht, toch ten zeerste over te waken dat dit niet leidt tot het verloren gaan van banen in de petrochemische sector. Als ik het goed begrijp, neemt men het ons kwalijk dat ons beleid tot 2004 in een aantal andere sectoren nog niet voldoende resultaten heeft opgeleverd, noch op het vlak van verwarming, noch op het vlak van transport. Dat de cijfers daar nog steeds omhoog gaan en we bijkomende CO2-reducties hebben, leidt ertoe dat men zegt dat de industrie daar dan maar voor moet boeten. Men volgt trouwens ook een zeer eigenaardige redenering. In 2005, dat blijkbaar een slecht jaar is geweest, lag de emissie lager. Daarom zegt men dat die lagere emissie zich ook moet doorzetten de komende jaren. Het doet me wat denken aan het beleid in bepaalde administraties, waarbij men er op het einde van het jaar nog voor moet zorgen dat er voldoende uitgaven zijn voor reiskosten en voor transportkosten, omdat men anders het jaar erop minder geld krijgt.

Ik hoop dat deze beslissing van Europa niet tot dat resultaat zal leiden. Wat immers het meest wraakroepend is en wat eigenlijk aanleiding geeft tot de meeste onrust, is dat het beleid dat wordt opgelegd door Europa, in wezen weinig Europees is. Men beoordeelt twee vergelijkbare vestigingen namelijk niet op een vergelijkbare manier op het vlak van energie-efficiëntie. Vlaanderen heeft stuk voor stuk bedrijven die bijzonder energie-efficiënt zijn, maar de emissierechten worden toebedeeld per lidstaat waardoor bedrijven elders die veel minder energie-efficiënt zijn, soms meer rechten krijgen. Vergelijkbare bedrijven worden op een verschillende manier behandeld, omdat het ene bedrijf toevallig in het ene land ligt en het andere bedrijf in het andere land. Deze opdeling tussen de lidstaten is in wezen compleet on-Europees en leidt tot zware concurrentievervalsende onevenwichten voor onze bedrijven. Ik denk dat we er alles aan moeten doen om ervoor te zorgen dat op dit terrein een echt Europees beleid wordt gevoerd en er een omslag komt.

Minister Kris Peeters:
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik denk dat het Belgische allocatieplan gisteren door de Europese Commissie niet werd verworpen, maar dat de Commissie heeft gezegd dat België 7,6 percent minder emissierechten moet toekennen.

Ik wil onderstrepen dat het niet alleen een Belgisch probleem is. Zweden, een land dat vaak geciteerd wordt op het vlak van ecologie, heeft min 10 percent gekregen. Luxemburg, dat dicht bij Vlaanderen ligt, krijgt min 32 percent. Duitsland, dat voor Kyoto geen noemenswaardige problemen heeft en geen belangrijke inspanningen moet doen, heeft min 6 percent gekregen. Letland, dat natuurlijk iets verder van hier ligt, kreeg min 57 percent.

Het is waarschijnlijk oppositietaal om te zeggen dat het Belgische allocatieplan verworpen is door Europa en dat België het slecht heeft gedaan. Ook andere landen worden met de beslissing van Europa geconfronteerd en moeten dat oplossen.

Ik denk dat Europa twee belangrijke uitgangspunten hanteert bij de quotering en de inlevering, die ook België moet doen. Mijnheer Daems, mijnheer Martens, u hebt gelijk dat de Europese Commissie absoluut de emissiehandel overeind wil houden. Er wordt nu een prijs betaald van drie tot vier euro per ton, terwijl vroeger 30 euro werd betaald. Mijnheer Martens, ik denk dat dat een goede zaak is.

De Commissie wil ook absoluut de min 8 percent op Europees niveau halen tegen 2012. Ook dat steun ik. Als we zeggen dat Europa een leidersrol op zich moet nemen, ook ten opzichte van de andere delen van de wereld, is het vanzelfsprekend dat Europa zijn huiswerk goed moet maken.

Ik heb één groot probleem met wat gisteren voor België werd bekendgemaakt, met name de manier waarop de min 7,6 percent is toegepast. Op een bijna wiskundige wijze werden de zaken bekeken en afgetopt, om de twee doelstellingen te halen. Ik kan de doelstellingen bijtreden, maar niet de manier waarop ons allocatieplan werd beoordeeld.

Mijnheer Daems, u hebt al gezegd dat ik zou verwijzen naar de vorige regering, maar dat was niet direct mijn bedoeling. Maar zowel u als de heer Martens doen mij toch even iets zeggen in die richting, maar, voor alle duidelijkheid, ik vind dat niet doorslaggevend.

Mijnheer Daems, ik volg heel goed de pers, dus ik wist al wat u hier ging zeggen, wat mij een beetje voorsprong geeft. Voor heel de problematiek inzake mobiliteit baseert de Commissie zich op een studie die geüpdatet werd in 2005. De maatregelen die we inzake mobiliteit hebben genomen, zijn niet of onvoldoende in de geüpdatete versie van Europa aanwezig.

Mijnheer Martens, u verwijst naar het benchmarkconvenant. Voor alle duidelijkheid, het benchmarkconvenant werd in november 2002 ingevoerd. Ik ben er nog altijd van overtuigd dat het een goed instrument is, maar nu zegt u dat wat we nu doen slecht bestuur is. In 2002 werd het benchmarkconvenant gelanceerd en ik heb nadien het kleine broertje, het auditconvenant, ter wereld geholpen. Als het convenant in 2002 werd ingevoerd, zonder kennis van de richtlijn inzake emissierechten die toen op komst was, moet men opletten met het argument dat Peeters slecht bezig is, want ik voer uit wat in 2002 hier werd beslist.

Mijnheer Martens, u hebt het over een black box. Ik zit met een verificatiebureau. Daar worden alle dagen bekeken. Er is effectief vastgesteld dat de informatie uitdrukkelijk door het bedrijf zelf in het bedrijf moet meegedeeld worden. U zegt nu dat het een black box is. Tenzij dit parlement meent dat er een aantal wijzigingen moeten worden aangebracht, vind ik het heel belangrijk dat ik, als we op vrijwillige basis met de bedrijven een overeenkomst afsluiten, als bevoegd minister die behoorlijk bestuurt, die overeenkomst ook van onze kant respecteer.

Ik wil nog eens onderstrepen dat er heel wat positieve punten in ons plan zitten, waarover de Commissie geen enkele opmerking maakt, namelijk het emissierechtenaankoopprogramma, het toepassingsgebied of welke installaties al dan niet meedoen. Op dat punt heeft Nederland min 5,1. In Nederland zegt men echter dat daar waarschijnlijk 100 installaties weer aan toegevoegd zullen worden want als de grondslag verbreedt, heeft dat gevolgen voor het percentage.

Ik kom tot de min 7,6 percent. U spreekt van 10 percent, maar ik weet niet waar u dat vandaan haalt. Ik heb vanmorgen mijn Waalse collega minister Lutgen ontmoet die zegt dat we dat samen moeten bekijken, want we hebben 30 dagen de tijd om te reageren ten aanzien van Europa. In Duitsland, waar men geen problemen heeft met Kyoto, is men niet akkoord met hoe de Commissie dat heeft toegepast en stapt men mogelijk naar het Europees Hof. Wat doet men in Vlaanderen? Men zegt dat het allemaal niet goed is, we gaan terug naar af. Ik denk dat het voor het kleine Vlaanderen belangrijk is even na te gaan welke argumenten de Commissie heeft aangehaald, wat ook andere landen doen, om er zeker van te zijn dat datgene wat we moeten en zullen doen, op een correcte wijze gebeurt. Daarom heb ik met minister Lutgen vanmorgen afgesproken om overleg te plegen over onze reactie ten aanzien van Europa. We hebben 30 dagen de tijd. We moeten dat rustig bekijken. We zullen onze reactie op Belgisch niveau aan Europa overmaken. Dan zullen we zien wat Europa zegt. Als Europa zegt dat de min 7,6 niet meer te wijzigen valt - nogmaals, Duitsland dreigt naar het Hof te gaan - hebben we een discussie over hoeveel Vlaanderen daarvan zal moeten inleveren. Als we dat weten, zal er met de industrie gesproken worden.

Terecht wordt de problematiek van de werkgelegenheid en van de dynamiek aangehaald. Het is evident dat wanneer de industrie nog bijkomende inspanningen kan doen, we in overleg met de industrie nagaan hoe we de overallocatie van 2005 verder kunnen oplossen.

Ten slotte kom ik tot de informatie en de antwoorden. Er zijn nog 14 landen waarvan het dossier nog hangende is. Sommigen zijn misschien wat masochistisch van aanpakken. Toch moeten we ervoor opletten dat, als er bedrijfsgevoelige informatie in onze antwoorden vervat zit, we met veel gezond verstand moeten nagaan in welke mate wij in het openbaar op die antwoorden reageren. U hebt waarschijnlijk de vraag van de BBL gekregen want deze organisatie heeft in een brief aan de administratie om de antwoorden gevraagd.

Geachte leden, ik zal natuurlijk het decreet van 26 maart 2004 betreffende openbaarheid van bestuur toepassen en nagaan welke informatie gevoelig is en welke niet. Die laatste zullen we zeker aan het parlement overmaken en aan al wie het vraagt. Het decreet wijst daar terecht op en ik zal me daarnaar schikken.

Als we de hele procedure hebben doorlopen, zal ik effectief kunnen antwoorden hoe groot de inspanning zal zijn, zeker wat betreft extra middelen.

Ik heb dat bedrag van 200 miljoen euro niet gelanceerd. Dat komt van een milieuorganisatie. Het is heel belangrijk dat we wat de Europese Commissie over het allocatieplan voor de Kyotonormen heeft gezegd, grondig bekijken. Is daar geen speld tussen te krijgen, dan zullen we dat uitvoeren. In overleg met alle betrokkenen zal ik ervoor zorgen dat dit ook in Vlaanderen zal gebeuren.

De heer Rudi Daems:
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind dat u iets te gemakkelijk de kritiek van de Europese Commissie wegwuift. U was er al heel lang van op de hoogte dat er een probleem bestond. U hebt altijd gezegd dat we wel zouden zien. Zo is er onzekerheid gecreëerd, die nu de handel in die rechten deels onderuithaalt. Dat is erg jammer.

Ik vind het ook iets te gemakkelijk van u dat u de slechte punten van België vergoelijkt door te wijzen op de nog slechtere resultaten van bijvoorbeeld Zweden of Luxemburg. Het allocatieplan dat Groot-Brittannië heeft ingediend, heeft echter geen enkele opmerking gekregen. De Britten zeggen sinds twee jaar al duidelijk aan hun bedrijfswereld dat ze ervoor moeten gaan. Hier blijft de onzekerheid jammer genoeg voortduren.

Het is uw goed recht om als minister de cijfers van de Europese Commissie nauwgezet onder de loep te nemen en te bekritiseren. Ik denk toch dat de Europese Commissie haar huiswerk zeer grondig heeft gemaakt. De commissie heeft in haar overwegingen ook heel duidelijk rekening gehouden met de economische groei in Vlaanderen en België.

Wat het geheel van het Klimaatplan betreft, heeft de industrie inderdaad al een belangrijke inspanning geleverd. Toch moeten we die inspanning een beetje durven te relativeren. Er is opnieuw een licht stijgende trend. Dat is natuurlijk niets in vergelijking met de situatie waarmee we worden geconfronteerd op het vlak van verkeer en transport. Ook zijn die reducties vooral te danken aan de inspanningen van een of twee bedrijven in Vlaanderen.

Ik begrijp perfect uw stelling dat u bedrijfsgevoelige informatie, zoals een aankoopcontract, niet kunt doorgeven. Dat vind ik niet meer dan logisch. In uw brief aan de milieubeweging hebt u echter heel duidelijk gezegd dat ze geen informatie konden krijgen. Ik vind dat erg jammer. Hoe kunnen we een grondig debat voeren over welke reductiescenario's u hanteert, indien de beleidsinformatie waarover we een grondig debat moeten voeren, niet eens op tafel kan komen? Die kritiek is dus iets te gemakkelijk.

Ik wil eindigen met een beeldspraak uit de krant van 16 januari. Daarin werd gesteld: je verandert voor Tia Hellebaut toch ook niet de hoogte tijdens de sprong. Ik vind dat een gezonde houding. We weten echter dat Tia Hellebaut over 2,05 meter kan. Dan leggen we de lat toch niet op 1,80 meter? Die laatste benadering betreur ik.

De heer Bart Martens:
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb helemaal niet willen zeggen dat we nu af moeten van het benchmarkconvenant. Ik wil het kind hier zeker niet met het badwater weggooien. Dat convenant heeft heel wat reducties opgeleverd. Zoals we op basis van de CO2-inventaris hebben kunnen vaststellen, heeft precies de industrie er bij ons voor gezorgd dat er een aanzienlijke reductie van broeikasgassen is gekomen. Als ik me niet vergis, gaat het over een reductie met 15 percent.

Ik heb er alleen op willen wijzen dat de studies die in het kader van het benchmarkconvenant worden opgemaakt en op basis waarvan investeringen moeten worden uitgevoerd, transparant en openbaar voor iedereen moeten zijn, zonder dat daarbij bedrijfsgeheimen worden geschonden. U zegt dat er geen enkel probleem is qua transparantie. Het Verificatiebureau kijkt daarop toe, zo stelt u.

Ik stel alleen maar vast dat we bij de bespreking van het auditconvenant in de Commissie voor Energie een brief hebben gekregen van alle vakbonden, de Liberale Vakbond, het ACV en het ABVV, met de opmerking dat er een probleem is op het vlak van de transparantie. Men krijgt onvoldoende zicht op de energiestudies die in het licht van de vrijwillige overeenkomsten worden opgemaakt. De ondernemingsraad wordt niet correct op de hoogte gebracht. Ik pleit dus voor meer transparantie zodat we werkelijk kunnen verifiëren of onze industrie reeds voldoende inspanningen heeft gedaan. Dat heeft ze naar eigen zeggen gedaan, maar dat komt niet overeen met het oordeel van de Europese Commissie en het bleek ook niet uit de Fraunhofer-studie die door de vorige federale regering werd besteld.

Mijnheer de minister, ik heb goed geluisterd en gehoord dat u het decreet op de openbaarheid van milieu-informatie volledig wenst te respecteren en dat u eerst wilt onderzoeken of u gevoelige informatie prijsgeeft. Ik hoop dat u verwijst naar informatie die gevoelig is met het oog op het beschermen van bedrijfsgeheimen en niet naar politiek gevoelige informatie. Het kan immers niet de bedoeling zijn om het decreet op de openbaarheid van milieu-informatie te misbruiken om een degelijk en tegensprekelijk maatschappelijk debat onmogelijk te maken.

U verwees naar het feit dat Vlaanderen en België niet de enige zijn. Inderdaad worden ook andere landen verplicht tot het invoeren van bijkomende en soms veel verdergaande reducties. Ik hoop alleen maar dat we het goede voorbeeld van een aantal lidstaten, zoals Duitsland, volgen. Die lidstaten hebben eerst overwogen om een klacht in te dienen bij het Europees Hof van Justitie om de zaak te rekken, maar ze zijn op hun schreden teruggekeerd. Ze hebben beseft dat een klacht meer nadelen dan voordelen tot gevolg zou hebben. Als door een dergelijke juridische procedure ons land en onze bedrijven niet mogen toetreden tot het register dat nodig is om deel te nemen aan de emissiehandel, dan is dat vooral een groot nadeel voor de bedrijven die al veel verdergaande investeringen hebben gedaan en die erop rekenen dat ze daar ook voor beloond worden door de CO2- emissierechten die ze over hebben, te gelde te maken op de Europese markt. Zo'n juridische procedure zou dus vooral nadelige gevolgen hebben voor de bedrijven die voorop lopen en die veel verder gaan dan de beste beschikbare technieken op basis waarvan de emissierechten in principe worden toegekend.

De heer Ludwig Caluwé:
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U zult de kwestie met de juiste ingesteldheid blijven benaderen - en ik had van u niets anders verwacht.

Ik ben eerlijk gezegd vooral blij met de meer genuanceerde woorden van de twee vorige sprekers in vergelijking met wat eerder in de pers verscheen. Er wordt erkend dat de Europese Commissie in de beschikking het beleid voor een deel beoordeelt, namelijk met betrekking tot transport en tot de huisverwarming tot 2004, maar niets zegt over het beleid van de jaren daarna. Ook erkent men, al is dat soms tussen de lijnen, dat de industrie al heel wat inspanningen heeft geleverd om tegemoet te komen aan de Kyoto-doestellingen en dat uit een vergelijking van de sectoren blijkt dat de industrie de laatste sector is om een bijkomende inspanning aan te vragen.

Mevrouw Marleen Van den Eynde:
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, sta me toe om bij deze vraagstelling toch even de hypocriete houding van de zogenaamde groenen, de socialisten en de milieubeweging aan te tonen.

Mijnheer de minister, terwijl Vlaanderen werk maakt van de reductie van CO2 willen zij de grootste en zuiverste energiebron sluiten waardoor het CO2-probleem alleen maar erger zal worden. Ik hoor inderdaad oppositietaal bij uw eigen coalitiepartner. De strengere emissienormen die de Europese Commissie oplegt, gaan uit van het in 2004 gevoerde klimaatbeleid. Dat hebt u al in de pers uitgelegd. We denken inderdaad dat wat deze materie betreft, de Vlaamse Regering op korte termijn op klimaatvlak het maximale heeft gedaan. Dat moet dan maar eens worden aangekaart bij de Europese Commissie, want hetzelfde kan niet van de groene ministers worden gezegd.

Ik kom even terug op de opmerking van Europa. We menen dat het verwijt dat Europa maakt door te stellen dat België te gemakkelijk emissierechten in het buitenland aankoopt, misschien wel terecht is. Het aanwenden van flexibele mechanismen is daarom niet fout. Men kan nu eenmaal niet anders in een klein land zoals België dat over een heel sterke chemische sector beschikt. Men moet zich goed realiseren dat er nog maar weinig reductiepotentieel is in de Antwerpse chemie en petrochemie. Is delokalisatie wat de groenen en socialisten wensen?

Het Vlaams Belang wil dat voor elke euro die wordt geïnvesteerd in de aankoop van schone lucht, een euro moet worden vrijgemaakt voor onderzoek en ontwikkeling om technologische vernieuwing mogelijk te maken. Een land als België moet dit kunnen. Enkel door ver doorgedreven onderzoek naar alle vormen van hernieuwbare energie, en niet enkel zonne- en windenergie, moeten we in de toekomst kunnen spreken van een rendabele energie-opwekking. Een energiebeleid in een vrije markt met de nodige afspraken en spelregels zal kunnen leiden tot een zelfstandig energiebeleid zonder afhankelijk te zijn van Frankrijk, maar zal vooral voor een effectieve CO2-vermindering zorgen. Mijnheer de minister, we zijn bereid om mee te werken aan uw klimaatbeleidsplan. (Applaus bij het Vlaams Belang)

De heer Eloi Glorieux:
Mijnheer de minister, u hoort dat niet de milieubeweging, de groenen en zelfs de sp.a uw bondgenoten zijn, maar wel het Vlaams Belang. U doet me denken aan een kind dat met een slecht rapport thuiskomt en zegt: "Ja maar, mijn vriendjes en vriendinnetjes hebben nog veel slechtere punten." U kunt dan zeggen: "maar voor turnen had ik wel goede punten." Of dat een gegronde reden is om uw eigen falen te verantwoorden, is nog iets anders.

Het vonnis van de Europese Commissie bevestigt wat we amper een maand geleden voorspelden. U zei dat we voor onze tijd spraken, dat u de Commissie wel even op haar plaats zou zetten. Jammer genoeg hebben we gelijk gekregen. Ik doe daar niet triomfalistisch over, omdat ik maar al te goed inschat wat de gevolgen daarvan zijn.

Ook over de onduidelijkheden uit het Vlaamse klimaatplan, waar we in het verleden op wezen, zullen we spoedig gelijk krijgen. De heer Caluwé wil dat u waakt over de jobs in de petrochemie. Wel, net door te veel te alloceren, door te veel uitstootkredieten te geven en hierdoor een fictieve realiteit te creëren, hebt u de bedrijven op het verkeerde been gezet en in de problemen gebracht waarin ze zich nu bevinden.

Mijnheer de minister, u hebt de stabiliteit onderuit gehaald, u hebt de uitstootkredieten toegekend. Ik zei vorige maand dat u dringend uit een ander vaatje moest tappen als we onze internationale klimaatverbintenissen zullen moeten realiseren. Wel, ik denk dat dit vaatje nu een groot vat is geworden. Ik hoop niettemin dat we hieruit lering trekken en alsnog het roer omgooien.

Minister Kris Peeters:
Mijnheer Glorieux, als ik punten krijg van een leerling van een andere klas, dan is het wat moeilijk.

De heer Eloi Glorieux:
Mijnheer de minister, u hebt de uitstootkredieten toegekend, niet een leerling uit een andere klas.

Minister Kris Peeters:
Het is niet mijn bedoeling om te verwijzen naar vorige regeringen en genomen beslissingen. De heer Daems heeft verwezen naar elementen uit een vorige periode. Ik heb uitdrukkelijk gezegd dat instrumenten zoals benchmarkconvenants en auditconvenants goede instrumenten zijn, die we moeten voortzetten. Mijnheer Glorieux, de andere elementen zijn geen vragen, maar uitspraken voor uw rekening.

Mijnheer Daems, een vergelijking is heel moeilijk. De hele klas wordt geconfronteerd met een strengere houding van de Europese Commissie inzake de emissiehandel en de leidersrol van Europa. Daar kan ik in meegaan, maar met de manier waarop het is toegepast, heb ik een probleem.

Mijnheer Martens, inzake de benchmarkconvenant had u het over een black box. Daardoor dacht ik, blijkbaar verkeerdelijk, dat u daar niet meer achter stond.

Ik stel alleen vast dat de convenanten getekend zijn. De wetgeving daarover was zeer duidelijk. De informatie op ondernemingsniveau is daarin meegenomen.

Ik heb begrepen dat daar in de SERV discussie over gevoerd is. De vakbonden willen verder gaan, maar de werkgevers hebben daar grote problemen mee. Mocht er een consensus zijn onder de sociale partners en in dit parlement, moeten we dat opnieuw bekijken. Het is heel belangrijk om datgene wat is afgesproken en contractueel vastligt, ook na te komen.

U hebt ook verwezen naar Duitsland. We moeten inderdaad opletten. U zegt terecht dat het niet kan dat wij zouden worden uitgesloten uit de emissiehandel. We moeten met zeer veel zorgvuldigheid, een goed dossier én de argumenten die de commissie heeft aangehaald kijken hoever we gaan. Het is evident dat de rechtsonzekerheid te allen prijze voorkomen moet worden.

We hebben nu een aantal weken de tijd om het verdict van de Europese Commissie rustig te bestuderen. Ik zal daar verder over praten met mijn collega's, ook met die van de andere regio's. Wij zullen ook samen met de industrie naar een oplossing zoeken. Ik ben ervan overtuigd dat dit een verstandige aanpak is om de engagementen die van ons gevraagd worden, ook met betrekking tot Kyoto, in te vullen. (Applaus bij CD&V)

De heer Rudi Daems:
Ik wil met mijn korte slotbeschouwing antwoorden op wat de collega's van het Vlaams Belang zeggen. Er zijn twee manieren om om te gaan met wat Europa nu stelt: defensief en offensief.

Energie is inderdaad een vrije markt die gecorrigeerd moet worden door de overheid, maar de overallocatie haalt dat principe onderuit. Ik stel voor dat wij datgene wat Europa ons vertelt, zien als een opportuniteit. Wij moeten proberen om - ook via marktmechanismen -bijkomende inspanningen te leveren in ons eigen land. We moeten dat doen via interne maatregelen, die ongetwijfeld ook jobs zullen opleveren.

Minister Kris Peeters:
Maar dat mag niet op een naïeve manier, mijnheer Daems.

De heer Bart Martens:
Het is leuk om te horen dat de minister dat Europese systeem van emissiehandel overeind wil trekken. We kunnen het ons inderdaad niet permitteren om die prijzen te laten kelderen. Dat fnuikt alle investeringen van de industrie in verdere verbetering van de energie-efficiëntie, energiebesparing en dergelijke meer.

We kunnen ons dat niet veroorloven, temeer omdat andere landen, ook buiten Europa, met veel interesse ons systeem bekijken. De Oost-Amerikaanse staten gaan dit jaar ook beginnen met een emissiehandelssysteem. Zij denken eraan om hun systeem te linken aan het Europese. Dat is een reden te meer om het systeem overeind te houden, ervoor te zorgen dat het oplevert, dat daar CO2-reducties uit voortvloeien en dat daar een verbetering van de eco-efficiëntie van onze Europese economie het gevolg van kan zijn.

Daarom vraag ik u om eens met uw Europese collega's te gaan nadenken over het design van het systeem voor de periode na 2012. We kennen nu emissierechten toe tot 2012, maar bedrijven die investeringen doen, schrijven die natuurlijk af over een veel langere periode. Zij hebben ook na 2012 nood aan een zekere constante in hun investeringsklimaat. Zij moeten weten welke vergoedingen ze kunnen krijgen voor investeringen die ze vandaag doorvoeren.

U zou samen met uw collega's kunnen kijken of er geen bodemkoers voor de CO2-emissierechten kan worden afgesproken, zodat bepaalde investeringen achteraf niet gefnuikt worden. Dat is een idee van het Verenigd Koninkrijk. Er kan ook nagedacht worden over een veiling van een deel van die emissierechten, zoals Denemarken al doet, maar zoals ook premier Verhofstadt in zijn vierde Burgermanifest voorstelt. Dat zijn scenario's waarover we moeten durven nadenken.

We zitten nu met het systeem zoals het is. We moeten dat vlot trekken binnen het huidige wettelijke kader. Maar tegelijk moeten we durven nadenken over een opvolging voor de periode na 2012, omdat de strijd tegen de opwarming van de aarde tegen dan zeker nog niet gestreden zal zijn.

De heer Ludwig Caluwé:
Offensief of defensief, maar vooral, zoals de minister zich zelf heeft laten ontvallen, niet naïef. We starten met het systeem van emissierechten. Een aantal bedrijven zijn vandaag reeds bijzonder energie-efficiënt. Het is voor hen veel moeilijker om extra investeringen te doen en op die manier emissierechten te laten vrijkomen, dan in die landen waar er bedrijven zijn die veel minder energie-efficiënt zijn en die met enkele investeringen in staat zijn om die emissierechten te laten vrijkomen. We moeten dat probleem op die manier verder benaderen.