1999 - 2004

Vragen voor minister van Mobiliteit, Openbare werken en Energie, Stevaert

31 January 2002

Vraag om uitleg over het memorandum van Kallo met Nederland

Vraag

De heer Ludwig Caluwé: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega’s, normaal gezien had deze vergadering geen doorgang kunnen vinden. Minister Stevaert had eigenlijk in Vlissingen moeten zijn om, 1 jaar na het afsluiten van het memorandum van Kallo, dit document te actualiseren. Naar wij vorige week uit de pers hebben vernomen, werd de afspraak op het laatste moment afgeblazen. Als reden werd opgegeven dat het niet mogelijk is om de zaak af te ronden, gelet op de Nederlandse verkiezingen van 15 mei 2002.

Mijnheer de minister, de datum van de verkiezingen ligt al een tijdje vast. Waarom dacht u dan toch dat deze ontmoeting nog doorgang kon vinden en dat het mogelijk was resultaten te bereiken ? Wat waren de concrete redenen om de vergadering ten slotte af te blazen ? Wat is de stand van zaken inzake de dossiers die aan bod hadden moeten komen ? Zo is er de langetermijnvisie met betrekking tot het Schelde-estuarium.Een van de punten die u met staatssecretaris De Vries had willen bespreken, ging over het vervoer van risicogoederen over de Westerschelde. Is daarover enige vooruitgang geboekt ? Eigenlijk is dit een probleem dat enkel Nederland aangaat. Het merendeel van risicotransporten gaat richting Terneuzen en veel minder richting Antwerpen. Door het ontwikkelen van een eigen productiecapaciteit in Antwerpen, is de behoefte aan transport van bijvoorbeeld ammoniak in de afgelopen 10 jaar drastisch gedaald. Ik heb de indruk dat daar onvoldoende rekening mee wordt gehouden. We mogen ons over zo’n zaken dan ook niet te snel in het defensief laten drukken.Een van de zaken die het klimaat hebben vertroebeld, is de problematiek van de IJzeren Rijn. Minister-president Dewael heeft gezegd dat, hoewel ze niet aan elkaar worden gekoppeld, dit dossier wel samen zou worden bekeken met dat van de HST. Enige tijd na het gesprek van 2 jaar geleden over de IJzeren Rijn hebben we de bouwvergunning voor de HST afgeleverd. Toch zouden er nog deelaspecten van de bouwvergunning moeten worden gegeven. Klopt dit ? Hoe staat het met de andere onderdelen waarvoor Nederland vragende partij is ? Ik denk hierbij aan de ontkoppeling van de loodsgeldtarieven en de infrastructuur om de Westerscheldetunnel te ontsluiten.De voorzitter: Mijnheer de minister, geachte collega’s, ik sluit me aan bij de vraag van de heer Caluwé. Ik heb de besprekingen van de Tweede Kamer hierover nageplozen. Ik stel vast dat ze daaraan bijzonder weinig aandacht schenken. Wij hebben toch contacten gehad met de collega’s-commissieleden in Nederland. Ik had dan ook meer verwacht. Naast de geringe aandacht wil men op dit moment – in volle verkiezingsperiode – ook geen definitief standpunt innemen.Het veiligheidsaspect wordt inderdaad steeds belangrijker. Zo is er het gevaar voor overstromingen, maar ook het externe veiligheidsrisico, veroorzaakt door de ammoniaktransporten. In het debat wordt nergens melding gemaakt van eventuele internationale verdragrechtelijke bepalingen die verplichtingen opleggen aan Nederland om actief mee te werken aan de verdieping van de Schelde.De Nederlandse parlementsleden verteren moeilijk dat Nederland in gebreke is gesteld door de Europese Commissie voor het niet-uitvoeren van de natuurcompensatieprogramma’s naar aanleiding van de Scheldeverdieping. Dit zijn allemaal onderliggende elementen die wellicht een rol spelen.Wanneer ik het verslag van de bespreking bekijk, stel ik vast dat men aan verschillende zijden zeer vaag is. Staatssecretaris De Vries verklaarde dan weer : ‘Vandaag wordt gesproken over het antwoord op het Vlaams verzoek tot nader onderzoek. Er is nog geen concreet verzoek tot verdere verdieping, hoewel dit deel uitmaakt van dit onderzoek.’ Ik vind dit merkwaardig. Er is toch een duidelijk verzoek tot verdere verdieping, en niet een verzoek tot nader onderzoek.Wat de timing betreft, stelt men : ‘Ten aanzien van de door mevrouw Leemhuis-Stout genoemde periode van twee jaar zegt de staatssecretaris dat met de resultaten van het MER en de maatschappelijke kosten batenanalyse veel kennis beschikbaar komt. Als over twee jaar blijkt dat dit onvoldoende heeft opgeleverd, zal meer tijd worden uitgetrokken.’ Verder stelt men : ‘Kwaliteit dient boven snelheid te gaan, maar het is belangrijk een tijdpad vast te stellen.’ Ik vind al deze verklaringen van Nederlandse zijde nogal ontgoochelend. Ik stel vast dat deze parlementaire besprekingen minder diepgaand zijn dan die in Vlaanderen. De ontmoetingen die we hebben gehad worden zelfs niet vermeld in het parlementaire verslag. Men zegt niets over een eventueel gezamenlijk Scheldebeheer en welke instantie daarvoor zou moeten instaan. Dat was toch een van de onderwerpen die we hebben aangekaart tijdens onze laatste ontmoeting in Middelburg. Dit was nochtans een belangrijk element van het rapport van mevrouw Leemhuis-Stout, dat was overgenomen in het Nederlandse regeringsstandpunt.Over de betaling van het geheel is er ook nog een zeer opvallende passage : ‘Hierbij tekent de Nederlandse regering aan dat het niet in de rede ligt dat Nederland de kosten van een eventuele verdere verdieping van de vaargeul naar Antwerpen mee zou financieren.’ Wat mevrouw Leemhuis-Stout vooropstelde, namelijk dat idee van het uitbouwen van een tweeledig trekkerschap door Vlaanderen en Nederland, is helemaal weggevallen. Nochtans was zij door de regering aangetrokken om een onderzoek te doen.Mijnheer de minister, hebt u de kans gehad om daarover van gedachten te wisselen ? Wilt u daarover ideeën ontwikkelen voor de toekomst ? Dan hebben we het beter over de periode na 15 mei in plaats van daarvoor. Er wordt nergens melding gemaakt van de internationale verdragsrechtelijke verplichtingen in verband met de Schelde. Zou het niet wenselijk zijn om de tactiek van de redelijke buur, die we er steeds op na hebben gehouden, even te verlaten en ons wat sterker op te stellen ?We kunnen natuurlijk een en ander achter de hand houden. Dat is mijn opinie, vooral na het lezen van deze uitspraken van parlementsleden, die blijkbaar nauwelijks weet hebben van de achterliggende juridische feiten en dus ook geen weet hebben van de redelijkheid die Vlaanderen, zowel de regering als het parlement, aan de dag heeft gelegd.Het is duidelijk dat de externe veiligheidsaspecten heel belangrijk worden gevonden. Dat is terecht. We hebben dat kunnen vaststellen in Zeeland. Vooral de ammoniaktransporten worden terzake steeds als voorbeeld gebruikt. Zou Vlaanderen in een bepaald stadium niet kunnen stellen dat op dit punt veel vooruitgang is geboekt ? Kunnen we dat element niet aangrijpen om onze stelling hard te maken ?Minister Steve Stevaert: Mevrouw de voorzitter, geachte leden, op de agenda van het overleg stonden onder meer de langetermijnvisie voor het Schelde-estuarium, met als hoofdlijnen toegankelijkheid, veiligheid en natuurlijkheid ; de gemeenschappelijke nautische dossiers en de loodsgeldontkoppeling. Bij het uittekenen van de voortgangsprocedure konden voor deze dossiers de wederzijdse posities nog niet in evenwicht worden gebracht.Gezien de actuele stand van zaken vond de Vlaamse regering het opportuun het overleg te verdagen. Een aantal aspecten dienen eerst verder te worden uitgeklaard vooraleer een formeel nieuw memorandum over de Scheldedossiers kan worden ondertekend.Gezien de veelzijdige en strategische belangen in alle Scheldedossiers – en dit voor de gehele regio, zowel in Vlaanderen als in Nederland – worden in beide landen momenteel de nodige ambtelijke en diplomatieke initiatieven ontwikkeld om op een zo kort mogelijke termijn tot een concrete vervolgprocedure te komen. De verkiezingen vormen hierbij een belangrijk element. Ik denk dat het nu geen zin heeft om in Nederland tot zware uitspraken te komen. Op die manier zou er immers een opbod komen. Dat is uiteraard niet goed.Het belangrijke dossier van de grensovergang – met de bouwvergunning voor de hogesnelheidslijn – is nog niet geregeld. We hebben deze zaak altijd benaderd vanuit het principe van goed nabuurschap. Die ingesteldheid moeten we natuurlijk blijven behouden, maar toch moeten we tegelijk ook ons diplomatiek, ambtelijk en politiek offensief versterken. Ik herhaal echter dat dit nog steeds dient te gebeuren vanuit de filosofie van goed nabuurschap. Hoe dan ook, in de Nederlandse Tweede Kamer is er een duidelijke visie naar voren gekomen. Als gevolg daarvan moeten wij ook onze visie nog eens duidelijker naar voren brengen. Op dat systeem moeten we blijven voortwerken.We moeten uiteraard realistisch zijn. We moeten rekening houden met de machtsmiddelen waarover we beschikken. Over die zaken kan altijd gediscussieerd worden. Inzake het instrument van de juridische machtsmiddelen is de timing niet in ons voordeel. Daarmee moeten we rekening houden.De heer Ludwig Caluwé: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wel is het zo dat u een vrij bondig antwoord hebt gegeven. Mijn eerste vraag is bijvoorbeeld niet beantwoord. Waarom dacht u toch nog vooruitgang te kunnen boeken ? Er waren immers al wat uitspraken van Nederlandse ministers. In oktober waren er de uitspraken van minister Pronk in Vlissingen. Er was de verklaring van staatssecretaris De Vries. In december hoorden we de duidelijke uitspraken van minister Netelenbos met betrekking tot de IJzeren Rijn. Waarom dacht u dat u toch nog op een of ander punt enige vooruitgang zou hebben kunnen boeken na al die uitspraken ?Ik betreur ook de wijze waarop er momenteel binnen de Nederlandse politiek en binnen het Nederlandse parlement ten aanzien van deze dossiers wordt gedebatteerd. Twee of drie jaar geleden werd er voortdurend – ook door minister Netelenbos – gesproken over goed nabuurschap. Iedereen had het toen over het samen benaderen en aanpakken van de problemen. Nu lijkt het er sterk op dat er in Nederland een vlaag van hypernationalisme heerst. Elk van de sprekers in het parlement heeft het niet meer over het samen aanpakken van problemen, maar over het Nederlands belang.Ik hoop dat men zich daarover toch nog eens goed beraadt. Ik hoop dat na de verkiezingen de helderheid terugkeert in Nederland, zodat we de problemen opnieuw kunnen aanpakken volgens het principe van goed nabuurschap. Op die manier hoeven we niet over te gaan tot een andere aanpak. Ik heb het dan natuurlijk over de juridische invalshoek, waarbij het gevaar bestaat dat men met een kruideniersmentaliteit op een apothekersweegschaaltje de verschillende dossiers tegen elkaar afweegt : de bouwvergunning, de loodsgeldtarieven, de ontsluiting van de Westerscheldetunnel, enzovoort. We kunnen wel wat dingen zoeken om te gaan dwarsliggen. Ik vind dat niet de goede aanpak. Ik hoop dat we na 15 mei opnieuw goede gesprekspartners vinden in Nederland.Minister Steve Stevaert: We moeten blijven werken als goede buren. Laten we hopen dat de goede invloed van Máxima leidt tot minimale oplossingen.