1999 - 2004

Vragen voor minister van Mobiliteit, Openbare werken en Energie, Gilbert Bossuyt

27 May 2003

Vraag om uitleg over de langetermijnvisie voor de Vlaamse Zeehavens

Vraag

De heer Ludwig Caluwé :Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, vorige donderdag was er een infodag over het opstellen door het Vlaams Gewest van een langetermijnvisie voor de Vlaamse zeehavens. Mijnheer de minister, eigenlijk wachten wij al 4 jaar op een beleidsbrief van uw voorganger over het havenbeleid. Ook voor het luchthavenbeleid wachten we nog steeds op een beleidsbrief. Misschien kunt u zich daar nu aan zetten.

Minister Gilbert Bossuyt : Ik heb blijkbaar nog heel wat werk.

De heer Ludwig Caluwé : Men heeft inderdaad een en ander laten liggen.

Minister Gilbert Bossuyt: Dat heb ik niet gezegd.

De heer Ludwig Caluwé: Eindelijk zal er werk worden gemaakt van een beleidsbrief, maar nu doet men meteen aan overkill. Ik heb de indruk dat men met deze langetermijnvisie het havenbeleid op het gewestelijk niveau wil brengen. Dit is in strijd met het Havendecreet dat de verantwoordelijkheid voor het uitwerken van strategische visies bij de verschillende zeehavens legt, en niet bij het gewestelijk niveau. Het gewestelijk niveau kan wel ondersteunen en begeleiden maar het uitwerken van de strategische visies behoort tot de taak van de zeehavens zelf. Hoe wordt het parlement hier dan bij betrokken ? Hoe verhoudt deze visie zich tot de plannen die door de verschillende Vlaamse zeehavens zijn uitgewerkt ? Hoe worden de verschillende havenbesturen daarbij betrokken ? Hoe worden de privé-sector en de sociale partners betrokken bij de totstandkoming van deze visie ?

Ik stel vast dat er enerzijds een stuur- en plangroep is, en anderzijds een klankbordgroep. De klankbordgroep bestaat uit meer dan 140 deelnemers van allerlei bedrijven, waarvan een aantal vandaag juridisch zelfs niet meer bestaan. Ze komen om het half jaar bijeen en mogen er misschien even iets zeggen. Daarnaast is er een intens werkende plan- en stuurgroep. Daarin zitten enkel ambtenaren van gewestelijk of federaal niveau. Daar zit bijvoorbeeld niemand in van de havenbesturen of van de belangenorganisaties uit de privé-sector. Ik vraag me dan ook af hoe dit verder zal evolueren. We zullen een visie krijgen die haaks staat op de visie die wordt ontwikkeld door de verschillende zeehavens en die ver staat van de doelstellingen en strategieën van de sociale partners en de privé-sector.

Minister Gilbert Bossuyt :Mijnheer Caluwé, u bent goed geïnformeerd.

De heer Ludwig Caluwé: Dat is ook al in de krant verschenen.

Minister Gilbert Bossuyt : Ik mag toch nog wat werk doen ? Er wordt me blijkbaar toch nog enige bewegingsruimte gegund.

De heer Ludwig Caluwé : Mijnheer de minister, ik zal u echt niet stalken.

Minister Gilbert Bossuyt: Het klopt dus niet dat we niets doen.

De heer Ludwig Caluwé: Ik zeg alleen dat er een en ander is blijven liggen.

Minister Gilbert Bossuyt: Ik vind dat ik hard gewerkt heb de afgelopen maanden. Enfin, dat probeer ik toch.

De heer Ludwig Caluwé: U hebt gisteren onze fractieleider gehoord : het zijn niet altijd de boegbeelden die goede ministers zijn.

Minister Gilbert Bossuyt: Dat is heel vriendelijk van u. De media hebben een probleem. Mensen die ze niet kennen, bestaan niet. Dat is een eenvoudige oplossing en een simpele levensvisie.

De informatiedag van 22 mei jongstleden vormde het startschot van de studieopdracht die moet resulteren in een langetermijnvisie op de Vlaamse zeehavens. U kunt ons dat niet ontzeggen. Als we zoveel investeren in onze havens,mogen we er een visie op nahouden. Ik heb mijn administratie opdracht gegeven de langetermijnvisie op de Vlaamse zeehavens zodanig uit te schrijven dat de resultaten kunnen dienen voor de opmaak van een gefundeerde beleidsbrief over de zeehavens, de maritieme toegang en de hinterlandontsluiting. De opdracht omvat dus meer dan alleen de havens. U zult moeten toegeven dat we steeds meer geïntegreerd te werk gaan. Voor de goede ontwikkeling van een haven zijn die drie elementen van zeer groot belang.

Mijn kabinet heeft de voorzitter van de stuurgroep, secretaris-generaal Desmyter, tijdens de eerste stuurgroepvergadering op 2 april 2003, verzocht de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement tijdig en regelmatig te informeren over de stand van zaken van het onderzoek. Het is mijn intentie het Vlaams Parlement en de regering proactief en efficiënt te informeren. De secretaris-generaal zal daartoe alle nodige initiatieven nemen.

De strategische plannen die opgemaakt worden voor de vier havengebieden, zijn bij uitstek gebiedsgericht. Conform de opdracht in het Vlaams regeerakkoord hebben zij als doelstelling de ruimtelijke afbakening van de havengebieden te onderbouwen. Met de langetermijnvisie voor de Vlaamse zeehavens wordt onderzocht hoe de maatschappelijke meerwaarde van het Vlaamse havenlandschap functioneel kan worden versterkt, en op welke wijze de Vlaamse overheid haar instrumenten hiertoe kan optimaliseren. Dit alles geschiedt havengrensoverschrijdend, gezien de toenemende impact van het havengebeuren op alle maatschappelijke aspecten, ook buiten de havengebieden. De verschillende planningsprocessen moeten omwille van de vereiste complementariteit goed op elkaar worden afgestemd. Deze afstemming zal uiteraard ook moeten gebeuren met onder meer het RSV, het Vlaams Milieubeleidsplan en het Mobiliteitsplan Vlaanderen.

Bij de opmaak van de langetermijnvisie voor de Vlaamse zeehavens zal uiteraard rekening worden gehouden met de specifieke bevoegdheidsverdeling die het Havendecreet aan het publieke havenlandschap heeft opgelegd. In de studieopdracht wordt aandacht geschonken aan de Europese context. De dwingende impact daarvan op grote infrastructuurprojecten, die eigen zijn aan havenontwikkelingen, is al vaak pijnlijk gebleken.

Niet alleen de vier havenbedrijven, maar ook vertegenwoordigers van de havenondernemingen, worden intens en reeds van voor de start van de studie betrokken. De Vlaamse Havencommissie heeft reeds op 1 maart 2002 een aanbeveling uitgebracht over de strategische plannen. Daarin werd specifiek aandacht geschonken aan de studieopdracht over de langetermijnvisie voor de Vlaamse zeehavens. De studie wordt begeleid door een stuurgroep.

Voor de vier havenbedrijven is een structureel overlegforum op poten gezet. Zij hebben op elk ogenblik inzage in alle studiedocumenten. Een actieve en constructieve inbreng van de havenbedrijven lijkt mij gewenst voor een kwalitatief hoogstaand resultaat. Periodieke klankbordgroepen zijn er voor de havengemeenschappen, inclusief de economische actoren, voor de maatschappelijke belangengroepen, inclusief de sociale partners, en voor de bestuurlijke organisaties. Het lijkt mij een evidentie dat de langetermijnvisie voor de Vlaamse zeehavens, als resultante van deze studieopdracht, onder meer aan de Vlaamse Havencommissie voor advies zal worden voorgelegd alvorens er beleidsconclusies uit te trekken op regeringsniveau.

De heer Ludwig Caluwé : Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. U beweert dat de privé-sector intens en van tevoren betrokken zal zijn bij het proces. U kunt dit niet vertalen in een halfjaarlijks congres. Dat getuigt niet van uitgebreide betrokkenheid volgens mij.

U hebt evenmin geantwoord op mijn vraag waarom de stuurgroep enkel uit gewestelijke ambtenaren en de NMBS bestaat. Dit lijkt me een te beperkte samenstelling om tot een goed resultaat te komen. Ik zal dit proces intens in de gaten houden om erover te waken dat de centraliserende tendens niet te sterk wordt.

Minister Gilbert Bossuyt :Mijnheer Caluwé, ik ben blij dat u dit vraagt. Er is nogal wat argwaan en verzuring. Het is een belangrijke sector, en gelukkig zijn er daar ook nog mensen die vooruit willen. Dat sterkt me.

De heer Ludwig Caluwé : Er zijn ook duizenden mensen van afhankelijk.

Minister Gilbert Bossuyt : Denkt u dat ik mij daar niet van bewust ben ? Ik kom niet uit het niets. Ik ben me er terdege van bewust. Daarom juist moet er ook niet mee worden gespeeld. Sommigen geven de indruk dat te willen doen, al wil ik u persoonlijk niet met de vinger wijzen.

Het is belangrijk dat we iets doen naast het andere. Er zullen dan ook wel overlappingen zijn, maar het is zeker niet de bedoeling de strategische plannen van de havengebieden te vervangen. Die zijn nodig, maar op zeker moment moeten ze ook worden ingebed.

Het gaat om veel meer dan het havengebied alleen. Er zijn omgevingsfactoren. Zo moeten we absoluut een idee krijgen van de mobiliteit, de toegankelijkheid, ook aan de landzijde rondom de havens, en die dingen op een rij zetten. Om het even populistisch te stellen – de verkiezingen zijn nu toch voorbij – 1 plus 1 plus 1 plus 1 : hoeveel is dat ? (Opmerkingen)

De voorzitter :Volgens de Stevaertiaanse redenering is dat 7.

Minister Gilbert Bossuyt: Ziet u wel : er bestaan verschillende meningen over. Het gezond verstand gebiedt ons te optimaliseren. Er hoeft geen argwaan te rijzen telkens er een initiatief wordt genomen. Sommige parlementsleden hebben tijdens de vorige zittingsperiode heel wat van hun tijd gestoken in het opstellen van een Havendecreet, teneinde een begin van een structuur te maken.

Ik zou veel over hebben voor een betere verstandhouding tussen de havens. Ze verstaan elkaar al wel, maar we moeten dat ook nog in een financieel kader gieten. Daar is een nieuwe verstandhouding voor nodig. Mevrouw de voorzitter, als voormalig minister van Financiën zult u het met me eens zijn dat er een verschil is tussen elkaar verstaan en alles uitgeven, en elkaar verstaan en het voorziene uitgeven. Dat zouden we onder andere met behulp van dit instrument willen bereiken.