Het Vlaams Parlement,Gelet op
- De bevoegdheid van de gewesten voor het mobiliteitsbeleid;
- De door plenaire vergadering op 20 juni jl. aangenomen resolutie betreffende het investeringsprogramma 2001-2012;
- Het advies van de Vlaamse regering dd. 22 juni jl. over het investeringsplan van de NMBS;
- Het nieuwe spoorakkoord binnen de federale regering, voorgesteld op 6 juli jl. waarover het advies van de Vlaamse regering wordt verwacht eind deze week;
Overwegende
- De eisen die het Vlaams parlement stelde in haar resolutie betreffende het investeringsprogramma van de NMBS 2001-2012 van 20/6/01:
1. slechts gunstig advies voor 2 jaar uit te brengen en een strategische planning te vragen van de NMBS als aanzet voor een objectieve behoeftenanalyse;
2. enkel nog advies uit te brengen voor spoorinvesteringen voor zover ze gebaseerd zijn op een strategisch plan waarin exploitatiebeheoften en infrastructuurinvesteringen op elkaar afgestemd zijn en waarin de prioriteiten op een objectieve manier kunnen vastgesteld worden;
3. voorwaarden voor een eventuele goedkeuring van een investeringsplan 2001-2012:
a. overzicht van de NMBS welke projecten vervallen bij tekort aan financiering van het netto te financieren saldo;
b. nationale economische en strategische investeringen voor de luchthaven van Zaventem en voor de spoorprojecten m.b.t. de drie grootste zeehavens aan de regionale verdeelssleutel onttrekken;
c. het realiseren van alle spoorinvesteringen m.b.t. Zaventem en de zeehavens vóór 2010;
d. het voorzien van voldoende uitbreidingsinvesteringen voor het binnenlandse reizigersverkeer, voor de voorstadsnetten rond Antwerpen en Gent in het bijzonder;
e. een transparante controle op de verdeelssleutels;
- de voorwaarden die de Vlaamse regering stelde in haar advies van 22 juni 2001 over het NMBS-investeringsplan:
1. NMBS-projecten met betrekking tot de toegang tot de drie grootste zeehavens en de luchthaven van Zaventem moeten uit de regionale verdeelsleutel gehaald worden (omdat deze ook economisch voordelig zijn voor Wallonië);
2. De oprichting van een ministerieel comité dat, met deelname van Vlaamse ministeres en de NMBS, via een permanente opvolging de uitvoering van het investeringsplan van de spoorwegen op de voet moet volgen;
3. Op termijn tot een objectieve verdeling van de investeringen komen;
- dat de verdeelsleutel voor de NMBS-investeringen werd vastgesteld op 60/40, terwijl dit objectief niet onderbouwd werd en Vlaanderen beduidend meer dan 60 procent van de spoorwegtrafiek genereert, waaronder 90% van het goederenvervoer per spoor;
- dat de investeringen waardoor meer vrachtvervoer van de weg wordt gehaald en op het spoor wordt gezet, pas in de verre toekomst kunnen plaatsvinden en verschillende Vlaamse streken voor reizigersverkeer benedenmaats worden bediend (bijvoorbeeld Hasselt-Brussel méér dan twee uur);
- dat alleen al de haven van Antwerpen jaarlijks voor meer dan 130 miljard aan inkomsten voor de federale schatkist betekent, tegenover 8 miljard voor het Vlaams Gewest en samen met de andere zeehavens economische groeipolen van nationaal belang vormen waarvoor Vlaanderen niet alleen de rekening mag krijgen;
- dat de luchthaven van Zaventem nog steeds de nationale luchthaven van België is, waardoor het onjuist zou zijn dat de ontsluiting enkel met Vlaams geld gefinancierd zou worden;
- dat door de mogelijkheid tot cofinanciering door het Vlaams gewest voor de som van maximaal 8 miljard, Vlaanderen twee keer dreigt te betalen voor spoorinvesteringen op haar grondgebied;
- de boeteclausule waardoor de Vlaamse overheid schadevergoedingen zou moeten betalen indien zij niet tijdig de nodige bouwvergunningen voor spoorinvesteringen zou afleveren, wat een onaanvaardbare aantasting is van de Vlaamse bevoegdheid om dergelijke vergunningen af te leveren en hiervoor ook voorwaarden te stellen;
Vraagt aan de Vlaamse regering
- negatief advies uit te brengen over het nieuwe spoorakkoord van de federale regering en het samenwerkingsakkoord niet goed te keuren zolang er geen aanvaardbaar investeringsprogramma wordt voorgelegd;
- de duidelijke wensen van het Vlaams parlement die werden geformuleerd in vroegere resoluties en moties aan de federale regering over te maken als eisen voor een nieuw te onderhandelen investeringsprogramma.