1999 - 2004

25 April 2001

Verslag uitgebracht door de heer Ludwig Caluwé Voorstel van resolutie betreffende de langetermijnvisie voor een integrale ontwikkelingsschets van het Schelde-estuarium

DAMES EN HEREN,

De Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie behandelde op donderdag 3 mei 2001 het voorstel van resolutie van de heren Jul Van Aperen, Jan Loones, Johan Malcorps en Robert Voorhamme en mevrouw Wivina Demeester-De Meyer betreffende de langetermijnvisie voor een integrale ontwikkelingsschets van het Schelde-estuarium. De Commissie besloot dit voorstel van resolutie in samenhang met het reeds eerder ingediende voorstel van resolutie van de heer Jan Penris betreffende de verdieping van de Westerschelde (Stuk 566 (20002001) - Nr. 1) te behandelen. De hoorzittingen in het kader van de behandeling van de Studie van de Langetermijnvisie Schelde-estuarium worden gebundeld in een apart gedrukt stuk. Het voorstel van resolutie van de heer Jan Penris betreffende de verdieping van de Westerschelde werd met 11 stemmen tegen 3 verworpen. Het voorstel van resolutie van de heren Jul Van Aperen, Jan Loones, Johan Malcorps en Robert Voorhamme en mevrouw Wivina Demeester-De Meyer betreffende de langetermijnvisie voor een integrale ontwikkelingsschets van het Schelde-estuarium werd met 11 stemmen bij 3 onthoudingen aangenomen.

1. Bespreking

De heer Jan Penris verklaart dat hij onmiddellijk na de uitgave van de studie over de langetermijnvisie Schelde-estuarium een parlementair initiatief heeft genomen in de vorm van een voorstel van resolutie (Stuk 566 (20002001) - Nr. 1). Nadien besloot de Commissie tot het organiseren van een reeks hoorzittingen met het oog op het formuleren van een standpunt van het Vlaams Parlement ten aanzien van de Vlaamse regering. Tegen 1 juni 2001 moet de Vlaamse regering immers aan de Nederlandse overheid meedelen voor welk scenario geopteerd wordt.

Vier scenario's liggen voor : een minimalistisch, een maximalistisch en twee tussenliggende scenario's. De heer Jan Penris verduidelijkt dat hij voor het maximalistisch scenario kiest omwille van puur diplomatieke redenen. Een oude koopmanswijsheid zegt dat men veel moet vragen om weinig te krijgen. Zeker naar Nederland moet men zich hard opstellen omdat de Nederlanders gehaaide onderhandelaars zijn. Grensoverschrijdende mobiliteitsdossiers (TGV, IJzeren Rijn, …) staven hem in die overtuiging. Een keuze voor 14 meter lijkt hem gerechtvaardigd omwille van een aantal verklaringen van gehoorden tijdens de hoorzittingen. Terzake verwijst de spreker naar verklaringen van de klanten van de haven van Antwerpen : er is gesproken over het in de vaart brengen van nieuwe (grotere) containerschepen en schepen in de bulkvaart, die een steeds grotere diepgang hebben en het steeds moeilijker krijgen om de dichtslibbende Schelde op te stomen. Schepen met een laadvermogen van 6.000 TEU zullen courant worden en vergen een diepgang van 14,5 meter. Een aantal redersconsortia hebben trouwens zeer duidelijk laten verstaan dat indien Antwerpen niet ambitieus is in zijn diepgangsplannen, zij Antwerpen links laten liggen. De politici mogen dus zeker niet té minimalistisch zijn. Dezelfde spreker betreurt het dat voortijdig een lek is ontstaan in het onderhandelingsgroepje dat een alternatief voorstel van resolutie uitgewerkt heeft. Het lek deed vermoeden dat een meerderheid van dit parlement genoegen zou nemen met een diepgang van slechts 12,2 meter. Zulks deed bij de Nederlanders - lees er de Zeeuwse Courant op na - een gejuich ontstaan in de zin van Antwerpen en Vlaanderen hebben gecapituleerd, men is tevreden met een minimalistische optie. De heer Jan Penris verklaart dat hij niet ongevoelig is voor het veiligheidsaspect, ook al omdat zijn grootvader het slachtoffer werd van een overstromingsramp die Antwerpen teisterde. Spreker kan dan ook het veiligheidshoofdstukje in de resolutie van de heren Jul Van Aperen, Jan Loones, Johan Malcorps en Robert Voorhamme en mevrouw Wivina DemeesterDe Meyer onderschrijven. Hij beschikt over weinig aanwijzingen van bevoegde ingenieurs die het lid kunnen bevestigen dat bij een diepgang van 14 meter er geen veiligheidsalternatieven meer zouden kunnen uitgewerkt worden. Integendeel, de heer Jan Penris is van oordeel dat de hydrologen tijdens de hoorzittingen duidelijk hebben gemaakt dat ook bij een diepgang van 14 meter voldoende veiligheidsmaatregelen kunnen worden getroffen, zij het tegen een hogere kostprijs. De heer Jan Penris verklaart dat hij geen probleem heeft met de hoofdstukken betreffende de visserij en recreatie (6), de natuurlijkheid (4) en de veiligheid (2), maar hij heeft wel moeite met de hoofdstukken betreffende de gemeenschappelijkheid en integraliteit (1) en de toegankelijkheid (3) in het voorstel van resolutie van de heren Jul Van Aperen, Jan Loones, Johan Malcorps en Robert Voorhamme en mevrouw Wivina Demeester-De Meyer. Hetzelfde lid vindt dat de uitgangspositie van dat voorstel té minimalistisch is vanuit de optiek van diplomatie en onderhandelingstechnieken. De heer Jan Penris betreurt dat de meerderheid van dit parlement terug opteert voor de stapsgewijze aanpak. Hij was van oordeel dat het de bedoeling is van een langetermijnvisie om de bakens definitief uit te zetten. Hij stelt vast dat het Verdrag van 17 januari 1995 opnieuw voor een aantal essentiële bepalingen in vraag werd gesteld. De heer Jan Penris is van mening dat het voorstel van resolutie van de heren Jul Van Aperen, Jan Loones, Johan Malcorps en Robert Voorhamme en mevrouw Wivina Demeester-De Meyer moet aangepast worden in de voorlaatste streep van punt 1 waar sprake is van "met Nederland overeengekomen beoordelingscriteria op het gebied van veiligheid, toegankelijkheid en natuurlijkheid vast te leggen". Het lid stelt dat wat overeengekomen is, niet meer moet worden vastgelegd. Concluderend verklaart de heer Jan Penris dat hij zijn pleidooi voor een diepgang van 14 meter handhaaft. Niet alleen omwille van economische argumenten maar ook omwille van diplomatieke en onderhandelingstechnische argumenten, verdedigt hij deze optie die niet in strijd is met het veiligheidsprincipe. Er zijn weliswaar een aantal positieve elementen in de resolutie van de heren Jul Van Aperen, Jan Loones, Johan Malcorps en Robert Voorhamme en mevrouw Wivina DemeesterDe Meyer, maar de heer Jan Penris handhaaft zijn voorstel van resolutie omdat de essentie, met name 12,8 meter, té zwak is om naar de onderhandelingstafel te stappen. De heer Jos Stassen vraagt namens welke belangengroep de resolutie van de heer Jan Penris ingediend werd. Deze resolutie heeft het voordeel dat ze duidelijk is door haar ongenuanceerdheid. Hetzelfde lid verklaart dat hij het voorstel van resolutie van de heer Jan Penris zal overmaken aan de plaatselijke VB-afdeling in Beveren (Waasland) die volledig het tegenovergestelde verdedigen. De heer Jul Van Aperen verklaart dat de resolutie van de heren Jul Van Aperen, Jan Loones, Johan Malcorps en Robert Voorhamme en mevrouw Wivina DemeesterDe Meyer een gemeenschappelijke aanpak voorstaat. Het is niet langer de betrachting mekaar vliegen af te vangen, maar wel gemeenschappelijk (Nederland en Vlaanderen samen) het Scheldeestuarium te beheren. Vandaar dat geopteerd werd voor een realistisch scenario. De heer Jul Van Aperen is zich ervan bewust dat er inderdaad altijd maar grotere schepen in de vaart komen, maar de grootte is ook niet onbeperkt. De opstellers van de resolutie van de heren Jul Van Aperen, Jan Loones, Johan Malcorps en Robert Voorhamme en mevrouw Wivina Demeester-De Meyer zijn ook uitgegaan van een economische maar realistische visie : wat is de normale beladingsgraad van de schepen waarmee men Antwerpen aandoet. Een diepgang van 13 meter lijkt in de gegeven omstandigheden ruimschoots voldoende voor de containerschepen. Hetzelfde lid betwist dat de Schelde dichtslibt : er wordt alles aan gedaan om de Schelde bevaarbaar te houden. Het verwondert hetzelfde lid dat het Vlaams Blok opteert voor het maximalistisch scenario van 14 meter. In de voorbereidende werkgroep waar de resolutie van de heren Jul Van Aperen, Jan Loones, Johan Malcorps en Robert Voorhamme en mevrouw Wivina Demeester-De Meyer tot stand kwam, is uitgegaan van de leefbaarheid van Antwerpen. 12,8 meter is voldoende om die leefbaarheid te garanderen. Maar als alle randvoorwaarden (de nautische toegankelijkheid, de veiligheid, de natuurlijkheid, …) in de toekomst gewaarborgd worden, en de kostprijs het verantwoordt, is er niets dat een eventuele verdere verdieping in de toekomst belet, steeds rekening houdend met alle mogelijke aspecten. De heer Jul Van Aperen stelt vast dat zowel de heer Jan Penris als de heer Filip Dewinter in het havenbedrijf akkoord gingen met een diepgang van 13 meter. Vanwaar dan deze koerswijziging ? Hij is van oordeel dat de heer Jan Penris uitgaat van de verkeerde premisse dat Vlaanderen zich zal laten rollen door Nederland. De heer Johan Malcorps verduidelijkt dat men na de uitgebreide hoorzittingen tot een genuanceerd standpunt moest komen : de VB-resolutie voldoet daar niet aan. Dit genuanceerd standpunt werd in de vorm van een resolutie van de heren Jul Van Aperen, Jan Loones, Johan Malcorps en Robert Voorhamme en mevrouw Wivina DemeesterDe Meyer betreffende de langetermijnvisie voor een integrale ontwikkelingsschets van het Scheldeestuarium gegoten. Hetzelfde lid benadrukt dat de opstellers van de resolutie met de verschillende aspecten (veiligheid, natuurlijkheid en toegankelijkheid) die tijdens de hoorzittingen aan bod kwamen, rekening hielden. -----

De heer Johan Malcorps benadrukt dat hij fier is dat men over de grenzen van meerderheid en oppositie heen tot dit parlementair vergelijk kwam en hij hoopt dat deze resolutie voor de regering bindend zal zijn. Het lid herinnert aan het besluitvormingsproces dat het parlement meemaakte. Er was het gezamelijk rapport van het Rekenhof en de Nederlandse Rekenkamer over de vorige verdieping van de Schelde, waar het één en ander was misgelopen. Het parlement is daaruit zijn conclusies aan het trekken : er is een reglementswijziging op komst, er komt een voorstel van decreet i.v.m. "grote projecten", ... Hij vindt het belangrijk dat het parlement de besluitvorming voor een volgende fase van de verdieping zelf in handen neemt. De heer Johan Malcorps is van oordeel dat de resolutie een zeer goed resultaat is van het compromis. Veiligheid is een dominant gegeven dat Agalev zeer belangrijk vindt. In de resolutie wordt verder gesteld dat er voor het verleden nog een aantal inhaalbewegingen moeten gerealiseerd worden (compensaties zowel in Vlaanderen als Nederland, vooral op het vlak van natuurherstelmaatregelen en veiligheidsmaatregelen - KBR). Hij hoopt dat deze inhaalbewegingen op korte termijn gebeuren. Ook aan Nederland moet er een duidelijk signaal worden gegeven dat de verplichtingen van de eerste verdieping - er is daarvoor 800 miljoen frank uitgetrokken - moeten nageleefd worden. Er is daar immers sprake van een afwending van middelen. Naar de toekomst toe, in verband met nieuwe verdiepingen van de vaargeul, moet er volgens de heer Johan Malcorps een samenhang zijn tussen veiligheid, natuurlijkheid en toegankelijkheid. Dat is de filosofie die gehuldigd wordt. Voortaan zal een gelijktijdigheid van baggerwerken enerzijds en veiligheids en natuurherstelmaatregelen anderzijds, steeds worden toegepast. Verder is het belangrijk om eerst het kostenplaatje te bekijken. Er zal dus eerst een kostenbatenanalyse moeten gemaakt worden die au sérieux moet worden genomen. Ook een MER voorafgaand is een conditio sine qua non. Deze keer - in tegenstelling tot de eerste verdieping - wenst het parlement dus niet onvoorbereid tewerk te gaan. Vandaar dat gekozen werd voor een stapsgewijze benadering. Als er garanties zijn op de diverse vlakken (MER en KBA), zal er in stappen gestreefd worden naar de verdieping tot 12,8 meter en telkens zullen de nodige bijsturingen in de vorm van monitoring moeten gebeuren, waarbij de drie aspecten (veiligheid, natuurlijkheid en toegankelijkheid) even belangrijk zijn. Deze stapsgewijze benadering is een toepassing van het voorzorgsprincipe omdat het estuarium een zeer kwetsbaar systeem is. Bewaking en bijsturing moeten dus permanent gebeuren. De aanpak in scenario D - onmiddellijk 14 meter - is onaanvaardbaar. De stapsgewijze aanpak biedt de meeste garanties om op een nieuwe wijze om te gaan met zowel de milieubeweging als met de Nederlandse overheid. Het recente verleden - de ontwikkelingen rond het Deurganckdok - heeft geleerd dat het conflictmodel niet werkt. Een dergelijke aanpak verzandt in een procedureslag. Het is veel logischer te streven naar een consensusmodel en te streven naar een pacificatiemodel dat voor eenieder aanvaardbaar is. Eenzelfde politiek moet in de onderhandelingen met Nederland gevoerd worden. Deze resolutie vertrekt van een zeer redelijk uitgangspunt en wenst vanuit dergelijke visie de onderhandelingen met Nederland te voeren. Een dergelijke aanpak biedt veel meer geloofwaardigheid en laat toe dat er ook naar Nederland vragen kunnen geformuleerd worden omtrent milieuproblemen en de positie van de Nederlandse havens. Samengevat is de heer Johan Malcorps van oordeel dat met deze resolutie een zeer goed compromis bereikt werd, dat maximale kansen biedt om de hand te reiken naar de milieubeweging en toch rekening houdt met de desiderata op het vlak van toegankelijkheid en economische argumentaties. Het gekozen scenario verzoent de drie aspecten veiligheid, natuurlijkheid en toegankelijkheid en staat haaks op het scenario van het Vlaams Blok, "the sky is the limit". Hij benadrukt dat het parlement dit dossier blijvend moet opvolgen en dat bijgevolg een permanente terugkoppeling noodzakelijk is. De heer Robert Voorhamme verklaart dat de resolutie van de heren Jul Van Aperen, Jan Loones, Johan Malcorps en Robert Voorhamme en mevrouw Wivina DemeesterDe Meyer volkomen in het verlengde ligt van de langetermijnvisie (LTV) en dit in tegenstelling tot de resolutie van het Vlaams Blok die weinig uitstaans heeft met de LTV. Dezelfde spreker beklemtoont dat er trouwens in het kader van de LTV moet onderhandeld worden met Nederland. De onderhandelingen met Nederland zijn dus ruimer dan enkel het item van de diepgang, dat hebben de hoorzittingen in het kader van de LTV en de hoorzittingen met het Rekenhof en de Nederlandse Rekenkamer aangetoond. Het is de ambitie van deze resolutie om een duidelijk kader te schetsen dat aangeeft hoe het beheer van het estuarium in de toekomst dient te gebeuren. Het betreft dus niet louter een aangelegenheid van diepgang, maar vele andere aspecten. De heer Robert Voorhamme is van oordeel dat deze benadering de onderhandelingspositie met Nederland eerder versterkt dan verzwakt. Vroeger werd teveel vanuit een éénzijdige benadering van diepgang vertrokken waardoor Vlaanderen in een zwakke positie vertrok. Nu zijn er ook een aantal duidelijke eisen inzake veiligheid en natuurlijkheid geformuleerd die mede de geloofwaardigheid van Vlaanderen opkrikken en ons ten overstaan van Nederland kansen bieden om een aantal zaken aan te kaarten waar Nederland niet altijd keurig heeft opgetreden. De heer Robert Voorhamme stelt vast dat de resolutie van het Vlaams Blok enkel spreekt over diepgang. Hij heeft de indruk dat het Blok zich opwerpt als belangenbehartiger van de reders, die allemaal buitenlandse multinationals zijn. Tijdens de hoorzittingen bleek echter dat zowel het havenbestuur van Antwerpen als de havengebruikers - in termen van verladers en vertegenwoordigd door AGHA - de economische redenering inzake de gewenste vaartdiepgang volgen die de vijf partijen die de resolutie steunen, ontwikkelden. De gewenste vaartdiepgang bedraagt getijongebonden in de feiten 13 meter en heeft alles te maken met de evolutie in de schepen in de containervaart. Uit de voorspelde evolutie van de scheepsgrootte valt af te leiden dat Antwerpen voor zijn economische havenfuncties volstaat met een feitelijke diepgang van 13 meter. Deze redenering wordt bevestigd door experten die dagdagelijks met deze materie bezig zijn. In die optiek kiest deze resolutie voor een complementair havenbeleid. Waarschijnlijk zullen er in de toekomst nog wel grotere containerschepen in de vaart komen, alhoewel op basis van de bestellingen bij de huidige scheepsbouwers daaromtrent geen uitsluitsel kan worden gegeven. De heer Jan Penris repliceert dat er momenteel reeds een groot containerschip gebouwd wordt in Japan. De heer Robert Voorhamme repliceert dat het aantal schepen van die omvang zeer beperkt zal zijn en dat ze nooit zullen ingezet worden in types van havens zoals Antwerpen. Deze mastodonten zullen louter voor feedering van transshipment gebruikt worden. Het is trouwens niet de ambitie van de haven Antwerpen deze activiteiten aan te trekken omdat dat veel ruimtebeslag en infrastructuur vergt en zeer weinig relatieve meerwaarde oplevert. Gelet op de locatie van de haven van Antwerpen - landinwaarts - en de specificiteit en de hoge productiviteit van deze haven, lijkt de 13 meter vaartdiepgang een cruciaal punt. Omwille van veiligheid, natuurlijkheid en de beheersing van het budget, is 13 meter een "knikpunt". Een optie van 14 meter geeft een totaal ander kostenplaatje. Hetzelfde lid verduidelijkt dat met deze resolutie een permanent kader werd gecreëerd om in de toekomst stapsgewijze verdere discussies en besluitvorming omtrent het Scheldeestuarium in te bedden, zodat niet telkens van nul moet worden gestart. Dit instrument biedt voor de toekomst een mooi kader aan het parlement om efficiënter dit dossier te benaderen. Ten slotte is de heer Robert Voorhamme verheugd dat deze resolutie vertrekt vanuit het principe van een "groen havenbeleid". Dit impliceert dat een groen beleid in het voordeel van de natuurontwikkeling en een economisch gewenst havenbeleid in het voordeel van toegevoegde waarden en werkgelegenheid geen tegengestelden zijn. Die twee doelstellingen zijn perfect combineerbaar en kunnen mekaar stimuleren. Een groen havenbeleid is de enige manier om het maatschappelijk draagvlak te garanderen dat noodzakelijk is om de bevolking te sensibiliseren. De heer Robert Voorhamme gaat ervan uit dat de regering deze resolutie als uitgangspunt hanteert. De heer Ludwig Caluwé is van oordeel dat het aspect veiligheid in de besprekingen die geleid hebben tot deze resolutie ietwat onderbelicht werd. Dit heeft te maken met het gegeven dat de verdieping slechts een marginale invloed heeft op de veiligheid. Het parlement wou niet de indruk wekken dat een verdieping belangrijke veiligheidsgevolgen zou hebben. Er zijn weliswaar belangrijke veiligheidsaspecten die onder meer te maken hebben met de stijging van de zeespiegel, maar die marginaal zijn in de discussie over de verdieping. Dit wil niet zeggen dat we ons daarover niet eerstdaags zouden moeten buigen, maar dan niet in dit kader. Wat de verdieping en de toegankelijkheid betreft, opteert de heer Ludwig Caluwé niet voor de eerder simplistische redenering van onmiddellijk 14 meter. Verschillende bronnen - zowel het Havenbestuur, als verschillende havenbedrijven en anderen - sterken hem in de overtuiging dat het verstandiger is nu te opteren voor 13 meter dan 14 meter stante pede te eisen. Dezelfde spreker verwijst eveneens naar het gegeven dat de heer Jan Penris mede de persmededeling die pleit voor 13 meter, gesteund heeft. Men kan zich slechts hard opstellen in de onderhandelingen als men troeven heeft. Hij stelt vast dat Vlaanderen enkel vragende partij is naar Nederland. Het lid pleit voor een gezamenlijk VlaamsNederlands beheer van het estuarium. Dit vergt een redelijke opstelling en een benadering van de problematiek op basis van de merites van het dossier. De heer Ludwig Caluwé verdedigt de stapsgewijze aanpak waarvoor in deze resolutie wordt geopteerd. Deze aanpak is integraal deel van de langetermijnvisie. In deze fase gaat men naar een diepgang van 13 meter en stapsgewijze wordt verder gezamenlijk met Nederland bekeken hoe men moet evolueren. In het kader van de langetermijnvisie zijn trouwens de twee scenario's 13 en 14 meter bestudeerd. De conclusie is dat de "optie 13 meter" slechts 1/5 van de baggerwerken vereist in vergelijking tot de optie 14 meter. Daarenboven houdt de optie 13 meter enkel baggerwerken in tussen Vlissingen en Antwerpen, terwijl 14 meter ook belangrijke werken op zee vergt. Belangrijk in de onderhandelingen met Nederland is de vraag of het gegeven van verdiepingswerken die ook voordelen voor de Nederlandse havens opleveren, dienen te gebeuren volgens de huidige termen van het Verdrag dan wel of men gezamenlijk tot besluiten kan komen om verdere stappen te zetten. In de langetermijnvisie heeft men steeds rekening gehouden met kielspelingen (15% op zee, 12,5 % in de Westerschelde, 10% in de Benedenschelde) terwijl in het Verdrag het gaat om 20% op zee ; 15% in de Westerschelde en 10% op de Benedenschelde. Vandaag past men de 15, 12,5 en 10% toe omdat blijkt dat men op die manier kan werken (de veiligheid is gegarandeerd). In de resolutie heeft men zich aan de termen van het Verdrag gehouden, maar dit maakt dat men in de feiten volgens de nieuwe kielspelingen uitkomt op 13,1 meter. In de langetermijnvisie zijn weliswaar geen studies verricht omtrent een verdieping tot 12,8 meter met deze kielspeling (13,1 meter), maar de heer Ludwig Caluwé gelooft dat men mag stellen dat de indieners met 12,8 meter met ruimere kielspeling een operatie bedoelen die overeenstemt met de optie 13 meter, zoals ze in het kader van de LTV onderzocht werd. Alhoewel de langetermijnvisie beperkt is tot het gebied tussen Vlissingen en Antwerpen, pleit de heer Ludwig Caluwé voor een beslissing over en het onverwijld uitvoeren van het aanleggen van een getijongebonden vaart van 14 meter naar Zeebrugge. Deze maatregel is voor de globale concurrentiekracht van onze beide grote zeehavens be langrijk en is de concretisering van de passage over de complementariteit in de resolutie. De heer Jos De Meyer verklaart dat hij geen problemen heeft met de voorgestelde resolutie, maar wel een drietal bemerkingen heeft omtrent de gevolgen van een aantal voorgestelde maatregelen in de resolutie. In verband met het aspect veiligheid verwijst het lid naar de recente berichten in de pers uitgaande van eredirecteurgeneraal Demoen van de administratie Waterwegen en Zeewezen omtrent dit dossier. Hij oppert de suggestie om eventueel de heer Demoen uit te nodigen voor een hoorzitting. Hetzelfde lid stelt vast dat men in deze resolutie een aantal desiderata naar Nederland formuleert. Hij vraagt of deze desiderata enige slaagkans hebben of eerder een illusoir kader creëren. De heer Jos De Meyer betreurt dat er in deze resolutie geen item werd besteed aan het aspect landbouw. Havenuitbreiding en vooral de compensaties die naar natuur toe moeten voorzien worden, houden serieuze gevolgen in voor de landbouwsector. Er is sprake van compensaties in de Prosperpolder, de Hedwigepolder (op Nederlands grondgebied maar vooral gebruikt door Vlaamse boeren, de Durmevallei,…) : in totaal is er sprake van 3.000 hectare. Deze compensaties hebben dus niet alleen sociaaleconomische maar ook menselijke gevolgen. Hij betreurt dat er hierover niets wordt vermeld in deze omstandige resolutie. De heer Jos De Meyer besluit dat zijn stemhouding in plenaire zitting mede bepaald wordt door het antwoord op deze drie bemerkingen. De heer Jan Penris is het ermee eens dat zijn formulering over een dichtslibbende Schelde onjuist is, maar ontkent dat hij de belangenbehartiger van de reders is. Niets is minder waar. Het lid vermeldt dat, op het moment dat er in de Antwerpse haven concessies (voor terminals) gegund werden, zijn partij als enige voorrang wou geven aan lokale goederenhandelaars terwijl de 5 andere parijen opteerden voor de redersconsortia. De heer Jan Penris benadrukt dat Vlaanderen geen vragende parij zou moeten zijn in het dossier Scheldeverdieping. Hij verwijst naar de stellingen van professor Van Hooydonck waaruit blijkt dat Vlaanderen internationaalrechtelijk recht heeft op een maximale verdieping. Hij betreurt dat deze expert niet gehoord werd door deze commissie. Hetzelfde lid verklaart dat Nederland trouwens vragende partij is in een aantal andere dossiers. Terzake vermeldt hij het dossier van de herziening van het loodsenverdrag, aansluiting van het wegennet op de Westerscheldetunnel, het dossier "goederenlijn 11" en het TGVdossier, waar de Nederlanders vragende parij waren tot het moment dat Vlaanderen de bouwvergunning vroegtijdig afleverde. De heer Jan Penris is van oordeel dat deze dossiers gekoppeld moeten worden om vanuit deze onderhandelingspositie te wegen en hard te kunnen onderhandelen. Het lid benadrukt dat hij 14 meter vraagt om 13 meter van de Nederlanders te bekomen. Minister Steve Stevaert repliceert dat een dergelijke aanpak het besluitvormingsproces in Nederland uiterst moeizaam zal doen verlopen. Hij is van oordeel dat als men teveel vraagt, dit hooghartig van tafel zal worden geveegd. Deze aanpak is dus geen goede onderhandelingstechniek. De heer Jos Stassen onderlijnt dat het pluspunt van deze resolutie is dat er een evenwicht bereikt werd tussen een aantal belangen. De Nederlanders moeten dat beseffen, ook al omdat zij een aantal projecten hebben waar er een afweging dient plaats te vinden tussen economische en andere (natuurlijkheid, veiligheid) belangen. De milieubeweging moet ook in Nederland deze dossiers opvolgen en voor eigen deur vegen. Hetzelfde lid ziet één duidelijk minpunt in deze resolutie. Er wordt één duidelijk cijfer, m.n. 12,8 meter, vooropgesteld in deze resolutie, terwijl er geen cijfer wordt genoemd in verband met de veiligheidsniveaus die men wenst te bereiken. Hij begrijpt dat dit moeilijk is bij gebrek aan cijfermateriaal. Hij volgt weliswaar de redenering van de heer Ludwig Caluwé dat deze verdieping wellicht marginaal is voor het aspect veiligheid, maar benadrukt dat iedereen weet dat het veiligheidsrisico toeneemt (waterstand, mondiale ontwikkelingen,…). Hij pleit er daarom voor om het veiligheidsniveau vast te leggen, maar bij gebrek aan materiaal kan hij daar geen cijfer op plakken en inschatten wat dit betekent aan infrastructuurwerken. De keuze is gemaakt om ruimte aan de Schelde te geven maar hij ziet geen concretisering. De heer Jos Stassen dringt erop aan dat de administratie van de Vlaamse Gemeenschap het eerste punt van het item veiligheid, met name "gedifferentieerde veiligheidsniveaus tegen overstromingen te realiseren, substantieel hoger dan de huidige" zou concretiseren. Nu is er een verhouding 1 op 70 ; dit cijfer moet omhoog getrokken worden. Een eerste aanzet is gegeven door het vernieuwde Sigmaplan, maar er moet snel verder werk gemaakt worden van een verdere concretisering van deze optie. De heer Jos Stassen is het eens met de opmerking van de heer Jos De Meyer dat landbouw "vergeten" werd in deze resolutie ; ook mobiliteit komt niet aan bod. Deze zaken moeten niet expliciet vermeld worden in de resolutie, maar men moet er wel bij de uitwerking terdege rekening mee houden. Hetzelfde lid stelt dan ook voor om de heer Demoen eventueel in het kader van de concretisering en realisering van het Sigmaplan te horen in deze commissie. De heer Jan Loones verklaart dat zijn fractie de resolutie uitgaande van de 5 fracties steunt. Hij vraagt ook nadere aandacht voor het aspect veiligheid. Voor het eerst is er met deze resolutie een andere aanpak op het vlak van de samenwerking tussen de verschillende Vlaamse havens : de maatschappelijke kostenbatenanalyse moet havenoverschrijdend zijn. De nieuwe richting wat het Vlaams havenbeleid betreft - punt 7 van de resolutie - mag echter geen vrijblijvende inlassing zijn om eenieder tevreden te stellen. Bij het afwegen van investeringen en andere beslissingen moet dus terdege rekening worden gehouden met de complementariteit om niet meer te stappen in de blinde concurrentiepolitiek van het verleden. Mevrouw Wivina Demeester - De Meyer verklaart dat het een goede zaak is dat het parlement vanuit een aantal hoorzittingen erin geslaagd is een resolutie te maken die een goed evenwicht nastreeft tussen veiligheid, natuurlijkheid en toegankelijkheid. Hetzelfde lid benadrukt dat men zeer zorgvuldig tewerk is gegaan. Er werd rekening gehouden met de gewenste economische ontwikkelingen maar ook de maatschappelijke elementen - zelfs al zijn ze niet alle expliciet met naam genoemd - werden betrokken in de discussie. Mevrouw Wivina DemeesterDe Meyer hoopt dat dit parlement met een zeer grote meerderheid deze resolutie zal goedkeuren en pleit voor een redelijke aanpak in de onderhandelingen met Nederland. Zij sluit zich volledig aan bij de visie van de minister daarover. Het is veel beter om in alle redelijkheid naar Nederland te stappen met de bedoeling om onmiddellijk rekening te houden met de zorgen die aan Nederlandse zijde leven. Hetzelfde lid kreeg signalen dat dit aan Nederlandse zijde zo ook wordt gepercipieerd. Zij gelooft dat we goede redenen hebben om eensgezind naar Nederland te trekken om in overleg te treden. Ten slotte pleit zij ervoor om vanuit éénzelfde benadering misschien een zelfde formule te hanteren in het dossier van het Deurganckdok. Het lid verwijst naar het werkbezoek van deze commissie op vrijdag 27 april jl. en pleit ervoor om gezamenlijk een oefening te doen om te zoeken naar een oplossing voor een probleem dat veel meer kost dan oorspronkelijk geraamd. Ook in dit dossier moet eerder geopteerd worden voor een redelijke aanpak dan te kiezen voor een conflictmodel. 2. Stemmingen Het voorstel van resolutie van de heer Jan Penris wordt met 11 stemmen tegen 3 verworpen. Het amendement van de heren Jul Van Aperen, Johan Malcorps en Robert Voorhamme en Ludwig Caluwé dat ertoe strekt het woord "overeengekomen" te vervangen door "overeen te komen" wordt unaniem met 14 stemmen aangenomen. Het geamendeerde voorstel van resolutie van de heren Jul Van Aperen, Jan Loones, Johan Malcorps en Robert Voorhamme en mevrouw Wivina Demeester De Meyer wordt met 11 stemmen bij 3 onthoudingen aangenomen.

TEKST AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE

Het Vlaams Parlement verzoekt de Vlaamse regering

1. betreffende gemeenschappelijkheid en integraliteit :
- een gezamenlijk beleid en beheer met Nederland te ontwikkelen voor het Scheldeestuarium met betrekking tot de toegankelijkheid, natuurlijkheid en veiligheid van het gebied, inclusief gedegen procedurevoorstellen in Vlaanderen voor het gemeenschappelijke besluitvormingstraject ;
- te streven naar een ontwikkelingsschets voor het Scheldeestuarium op de middellange termijn die gebaseerd is op een gecontroleerde ontwikkeling van de veranderingen in het estuarium. Het is aangewezen hierbij op basis van voortschrijdende gemeenschappelijke VlaamsNederlandse inzichten stapsgewijs besluiten te nemen over ingrepen voor veiligheid, toegankelijkheid en natuurlijkheid;
- onverwijld een maatschappelijke kostenbatenafweging van alle te nemen maatregelen, op het gebied van toegankelijkheid en natuurlijkheid, op te stellen, rekening houdend met de imperatieven van de veiligheid ;
- de consequenties van reeds uitgevoerde ingrepen in het estuarium verder te onderzoeken en de monitoring en evaluatie, momenteel opgestart via het MOVE-programma, te versterken. Ook het fundamenteel onderzoek naar de achterliggende processen moet gemeenschappelijk afgestemd worden ;
- zo snel mogelijk de procedure te starten om een grensoverschrijdend MER op te stellen en daarbij maximaal het reeds beschikbare studiemateriaal aan te wenden ; - met Nederland overeen te komen beoordelingscriteria op het gebied van veiligheid, toegankelijkheid en natuurlijkheid vast te leggen, waaraan periodieke besluitvorming over de ingrepen kan getoetst worden ;
- de effecten van ingrepen goed te volgen via gezamenlijke Nederlands - Vlaamse onderzoeken naar alle relevante aspecten van de ontwikkeling van het estuarium. Daarbij zeker aandacht schenkend aan het onderzoeken en monitoren van de morfologische en hydraulische proces sen, de economische en nautische ontwikkelingen en de ecologische evolutie ;

2. betreffende de veiligheid :
- gedifferentieerde veiligheidsniveaus tegen overstromingen te realiseren, substantieel hoger dan de huidige ;
- de veiligheid tegen overstromingen zoveel mogelijk te concretiseren met toepassing van de principes "ruimte voor de rivier" en "integraal waterbeheer". In het ruimtelijkeordeningsbeleid moeten hiervoor de noodzakelijke reserveringen gemaakt worden. Prioritair moeten hiertoe de mogelijkheden voor de aanleg van gecontroleerde overstromingsgebieden maximaal benut worden. De aanleg van gecontroleerde overstromingsgebieden, brede oeverzones en de verbinding tussen de Oosterschelde en de Westerschelde moet afgestemd worden op de evolutie van het estuarium ingevolge kunstmatige ingrepen en de stijging van de zeespiegel. Het is wenselijk hierover op regelmatige tijdstippen in Vlaanderen investeringsbesluiten te nemen, afgestemd op het gemeenschappelijk geïntegreerd beleid ;
- de veiligheidsmaatregelen van de 48-voetverruiming onverwijld verder uit te voeren, een inhaalbeweging te doen om de opgelopen achterstand zo snel mogelijk weg te werken en aan te vullen met extra maatregelen. Vooraleer een verdere verruiming van de vaarweg kan uitgevoerd worden, moeten de voornoemde veiligheidsmaatregelen aangevat worden ;

3. betreffende de toegankelijkheid :
- te streven naar het aanleggen van verruimde vaargeulen voor een economisch gewenste diepgang zonder afbreuk te doen aan de systeemkarakteristieken van het estuarium, indien uit de resultaten van de grensoverschrijdende MER geen onomkeerbare, nietcompenseerbare negatieve effecten blijken en indien de maatschappelijk kostenbatenanalyse aantoont dat er dwingende redenen van algemeen belang zijn. In deze fase is de betrachting een getijongebonden vaart met een diepgang van 12,80 meter te realiseren, rekening houdend met een kielspeling zoals bepaald in het Verdrag van 17 januari 1995. De aanleg en onderhoudskosten moeten financieeleconomisch afgewogen worden in een havengrensoverschrijdende maatschappelijke kostenbatenanalyse, waarbij tevens rekening gehouden wordt met de budgettaire aspecten ;
- de maximale bergingscapaciteit voor baggerspecie binnen het estuarium te onderzoeken ;

4. betreffende de natuurlijkheid :
- het meanderend karakter van de Zeeschelde en het meergeulenstelsel van de Westerschelde te behouden ;
- het natuurcompensatieprogramma van de 48 voetverruiming onverwijld verder uit te voeren, een inhaalbeweging te doen om de opgelopen achterstand zo snel mogelijk weg te werken en aan te vullen met extra maatregelen ;
- bij nieuwe ingrepen gelijktijdige en passende natuurcompensatiemaatregelen uit te voeren. Extra ruimtelijke maatregelen moeten aangegrepen worden voor de creatie en ontwikkeling van typische estuariene natuur, ook in gebieden waar dit van nature niet onmiddellijk zou gebeuren ;
- het areaal van gebieden met een formele beschermde natuurstatus uit te breiden. Hierbij moeten gecontroleerde overstromingsgebieden en gebieden met gereduceerd gecontroleerd getij in overweging genomen worden, rekening houdend met het primair belang van deze gebieden voor het garanderen van de veiligheid tegen overstromingen ;
- er bij de Nederlandse regering op aan te dringen haar verantwoordelijkheid inzake natuurcompensatie en natuurontwikkeling voor lopende en nieuwe projecten te nemen ;

5. betreffende de nautische aspecten :
- met Nederland een gezamenlijk nautisch beheer verder uit te werken en ook voor het technisch beheer te streven naar een gemeenschappelijke aanpak. Het bestaande veiligheidsniveau voor de scheepvaart moet daarbij minstens behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden door onder meer de scheepvaartbegeleiding met de best beschikbare moderne middelen uit voeren, elektronische navigatiehulpmiddelen ter beschikking te stellen van de scheepvaart en bepaalde schepen vaarplannen vanaf de wal op te leggen om probleemloze passage in de nauwere doorgangen te garanderen, indien de nautische veiligheid dit vereist ;
- onderzoek te starten naar het maximaal mogelijke transport van gevaarlijke stoffen, waarbij de risico's op calamiteiten gereduceerd worden. Prioritair overleg te plegen met de gebruikers en producenten van ammoniak over mogelijkheden om dit transport te beperken ;

6. betreffende visserij en recreatie :
- visserij en recreatie als kenmerkende functies van het estuarium te bestendigen, waarbij door monitoring van de ontwikkeling van de visstand en controle op de visserij overbevissing wordt voorkomen en zonodig het estuarium voor deze functies wordt gezoneerd om verstoring van natuurgebieden te voorkomen en een veilige en vlotte scheepvaart te garanderen ;

7. betreffende het Vlaams havenbeleid
- te onderzoeken hoe voor de Scheldehavens en deze in het mondinggebied de complementariteit kan geoptimaliseerd worden rekening houdend met de specificiteit en eigenheid van elke haven ;

8. betreffende de besluitvorming:
- voor 1 juni 2001 haar standpunt gestoeld op deze resolutie over te maken aan de Nederlandse regering, vergezeld van de tekst van deze resolutie ;
- jaarlijks een voortgangsrapport voor te leggen aan het Vlaams Parlement.