1999 - 2004

Vragen voor Minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse aangelegenheden, Bert Anciaux

14 October 1999

Schriftelijke Vraag over het Nederlands in het bedrijfsleven

Vraag

"Wist u dat sommige vergaderingen op het kabinet van federaal minister Daems in het Engels gevoerd worden ?". Dit stond toch te lezen in Knack van 29 september jongstleden. Om maar te zwijgen over het taalgebruik van de minister. Het artikel staat vol Engelse termen.

Dit is echter niet uitzonderlijk. Ook in het bedrijfsleven neemt het gebruik van het Engels erge vormen aan. Overdaad schaadt, en dit is letterlijk te nemen. We worden geplaagd met operation managers, meetings, supervisors, application analists en sales executives. Wie stelt dat dit een onafwendbare situatie is, moet beseffen dat destijds door ABN-acties "corners" en "penalty's" werden vervangen door "hoekschoppen" en "strafschoppen".
Reeds enige tijd pleit oud-voorzitter van het Vlaams Economisch Verbond (VEV) Bob Stouthuyzen voor een code inzake Nederlands in het bedrijfsleven, die zou worden uitgewerkt door een samenwerking van werkgevers- en werknemersorganisaties, de sector van reclame en publiciteit en de beroepsvereniging voor journalisten van dagbladen en tijdschriften. Daarbij werd gesuggereerd dat een dergelijke code beter is dan wetgeving, waarvoor ondernemers allergisch zijn en waarvan de afdwingbaarheid problemen zou doen rijzen.
Met de code waarvan sprake staat men nog nergens.

Heeft de minister bevoegd voor Cultuur en in die hoedanigheid ook voor het gebruik van talen volgens artikel 129, § 1 van de Grondwet, terzake reeds initiatieven genomen ?

Op welke wijze is hij bezig met deze inderdaad zeer weerbarstige problematiek ?

Antwoord

De problematiek van de verengelsing van het bedrijfsleven die de Vlaamse volksvertegenwoordiger aan de orde stelt, is mij niet onbekend.
Voorzover het Engels zou worden gebruikt in de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en werknemers, in de wettelijk voorgeschreven akten en bescheiden en in de documenten voor het personeel, zie ik thans niet direct de noodzaak in om bijkomend reglementerend op te treden. Dit taalgebruik is immers geregeld in het decreet van 19 juli 1973, gewijzigd bij decreet van 1 juni 1994.
Het probleem situeert zich veeleer op het vlak van de toepassing van de bestaande normen en van de sensibilisering van de sociale partners. Initiatieven zoals het opstellen door de sociale partners zelf van een code voor het gebruik van het Nederlands in de bedrijven om het met het decreet beoogde doel te bereiken vaak efficiënter dan bijkomende reglementering. Zij kunnen trouwens ook bijdragen tot meer gebruik van het Nederlands in de niet op dwingende wijze geregelde gevallen, die bovendien aan de bevoegdheid van de decreetgever ontsnappen.