1999 - 2004

Vragen voor Minister van Onderwijs en Vorming, Marleen Vanderpoorten

16 December 1999

Schriftelijke Vraag over het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs

Vraag

Een vrij groot aantal kinderen heeft een persoonlijke aanpak nodig die volledig uitgaat van de (beperkte) mogelijkheden die zij als mens hebben en die niet in het gewoon onderwijs kan worden gegeven. Een kind dat door deze persoonlijke aanpak het onderwijs aankan, kan daardoor ook opnieuw zelfvertrouwen opbouwen. Om deze persoonlijke aanpak mogelijk te maken, werd het buitengewoon onderwijs onderverdeeld in verschillende types ; ieder type richt zich specifiek naar één bepaalde handicap.

Een kind met een handicap heeft, gezien het beperkte aanbod binnen de onderwijsinstellingen en gezien de specifieke behoeften, dan ook een beperkte schoolkeuze. Daardoor kan de afstand tussen de school en de woonplaats van het kind vrij groot zijn.

Zo zouden er ophaaldiensten bestaan die zo omvangrijk zijn, dat kinderen per dag meer dan vier uur op een bus moeten zitten. Dit lijkt mij toch wel erg lang, temeer omdat gehandicapte kinderen kwetsbaarder zijn dan normale kinderen. In de reglementering van het leerlingenvervoer zijn hierover geen tijdslimieten vastgesteld.

1. Beschikt de minister over statistieken met betrekking tot de tijdsduur van het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs ?
2. Werd reeds onderzocht of het zinvol is tijdslimieten op te leggen aan het leerlingenvervoer, eventueel een maximum per leerling per dag ?
3. Werd er onderzoek gedaan naar de invloed van het leerlingenvervoer op het ontwikkelingsproces van de gehandicapte jongeren ?

Antwoord

Er zijn in het leerlingenvervoer inderdaad ophaaldiensten waarbij de leerling die als eerste is opgehaald meer dan vier uur per dag op de bus moet zitten. Ik ben het met de Vlaamse volksvertegenwoordiger eens waar hij stelt dat dit erg lang is, zeker voor kinderen uit het buitengewoon onderwijs.

Uiteraard is de ritduur afhankelijk van de afstand tussen de woonplaats van de leerling en de school die hij bezoekt. Voor sommige types en onderwijsvormen in het buitengewoon onderwijs is het aantal scholen beperkt, en dit heeft vanzelfsprekend gevolgen voor de ritduur. Ik denk dat het ook belangrijk is een onderscheid te maken tussen dagelijkse ritten en weekendritten. Vooral sommige weekendritten nemen heel wat tijd in beslag, omdat de afstand tussen woonplaats en school erg groot is (bv. 150 km).

Ook de ligging van bepaalde scholen beïnvloedt de ritduur. Als de bus 's morgens en 's avonds tijdens het spitsuur langs de Brusselse ring of door Antwerpen-centrum moet, kan dit niet op een snelle manier. Daarnaast leiden ook wegenwerken soms tot (tijdelijke) problemen. Ten slotte kan worden vastgesteld dat de initiatieven van een groot aantal steden om de stadskern verkeersarmer te maken (minder doorgaand verkeer, lussen, …) ook een negatief effect hebben gehad op de ritduur van sommige bussen.

1. In het schooljaar 19981-999 is het departement Onderwijs gestart met het bijhouden van gegevens over de ritduur van het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs. Op basis van deze gegevens zijn statistieken gemaakt. Bij een evaluatie en analyse daarvan is gebleken dat :

- het niet zo eenvoudig is om de ritduur eenduidig vast te stellen;

- er nog heel wat ritten waren die duidelijk langer duurden van vier uur per dag. Op basis van deze conclusies :

- worden vanaf 1 januari 2000 45 nieuwe ritten georganiseerd, waardoor de ritduur in heel wat zones wordt teruggebracht naar minder dan vier uur;

- worden tijdens de volgende maanden verdere reorganisaties voorbereid, die moeten leiden tot het ontdubbelen van te lange ritten vanaf september 2000;

- wordt getracht om de procedure van het vaststellen van de ritduur te verfijnen (voor al eenduidigheid).

De betrouwbaarheid van de statistieken zal op deze wijze zeker toenemen. Zo zal worden uitgezocht hoeveel leerlingen worden geconfronteerd met een ritduur van meer dan 4 uur. Gaat het enkel over de leerling die als eerste is opgehaald, of over meerdere leerlingen ?

2. Hoewel de reglementering niet in tijdslimieten voorziet, wordt al een aantal jaren gestreefd naar het terugbrengen van de ritduur naar maximum 4 uur per dag. Uiteraard is 4 uur per dag nog altijd zeer veel. Op termijn moet de ritduur, waar mogelijk, dan ook verder kunnen dalen.

Het opleggen van absolute tijdslimieten per leerling lijkt mij op dit ogenblik niet echt zinvol; ik pleit veeleer voor een efficiënte organisatie van het leerlingenvervoer, met duidelijke richtcijfers onder andere op het vlak van ritduur. Leerlingen die inschrijven in de loop van het schooljaar, tijdelijke verkeersproblemen, weersomstandigheden, … kunnen immers op zeer korte termijn leiden tot ritduurverhogingen. De reorganisatie van een zone waarbij bijvoorbeeld twintig vervoerders betrokken zijn, vraagt uiteraard iets meer tijd.

3. Voorzover ik weet, is er nog geen (wetenschappelijk) onderzoek verricht naar de invloed van het leerlingenvervoer op het ontwikkelingsproces van gehandicapte jongeren. Uit de contacten met scholen, busbegeleiders, ouders en leerlingen, blijkt wel dat het vervoer een belangrijke invloed kan hebben op het welbevinden van het kind, op de gezinssituatie en op het schoolse gebeuren.