TOELICHTING
In het verleden kon men soms de indruk hebben dat informatieve voorlichtingscampagnes uitgaande van ministers vooral de bevordering van het persoonlijk imago van de minister tot doel hadden.
Daarom rijpte in het begin van de jaren '90 in het Parlement bij de meeste fracties de idee om de ministeriële informatiecampagnes aan een specifieke controle te onderwerpen. In de ogen van de initiatiefnemers was het logisch dat deze controle in geval zij de federale regering betrof, door een commissie van het federale parlement zou gebeuren. De controle op de gemeenschaps- en gewestregeringen zou evenwel door hun respectieve parlementen uitgeoefend worden.
De Raad van State adviseerde echter op een van de voorstellen hierover dat het volledig een federale bevoegdheid betrof. In de ogen van de Raad is de controle op de overheidscampagnes en -publicaties immers een regeling van de verkiezingsuitgaven, een aspect van de federale bevoegdheid om kiesrechtzaken te regelen. (1)
Kiesrechtzaken kunnen echter door de bijzondere wetgever op grond van artikel 118, § 2, van de Grondwet, toevertrouwd worden aan de raden van de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest (de zgn. constitutieve autonomie). Dit wordt in een recent advies ook door de Raad van State opgemerkt. (2)
Dit voorstel van bijzondere wet maakt gebruik van deze grondwettelijke mogelijkheid door de controle op de regeringsmededelingen, wat betreft het eventueel imagobevorderend gehalte van deze mededelingen, over te dragen aan de regionale parlementen. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de oorspronkelijke intentie van de initiatiefnemers van deze controleregeling.
De bevoegdheidsoverdracht beperkt zich tot de raden van de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, omdat de grondwetgever enkel deze raden constitutieve autonomie heeft willen toekennen.
Ludwig CALUWÉ.
WETSVOORSTEL
Artikel 1
Deze bijzondere wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
In afdeling II van hoofdstuk II van titel III van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 wordt een onderafdeling 1bis ingevoerd met als opschrift « Controle op overheidsmededelingen », die een artikel 49bis bevat luidende :
« Art. 49bis . De Raad van de Vlaamse Gemeenschap, de Raad van de Franse Gemeenschap en de Raad van het Waalse Gewest kunnen ieder, bij decreet of bij in een artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, naargelang het geval, een regeling uitwerken waardoor controle wordt gehouden op de officiële mededelingen en publicaties van hun respectieve regeringen, van de leden ervan, en ook van de voorzitters van hun raden, teneinde te vermijden dat deze mededelingen of publicaties ertoe zouden strekken het persoonlijk imago van één of meer leden van de respectieve regeringen of voorzitters te verbeteren.
Dat decreet en de in artikel 134 bedoelde regel moeten worden aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van de betrokken raad aanwezig is. »
Ludwig CALUWÉ.
Marc OLIVIER.
Leo DELCROIX.
Johan WEYTS.
André BOURGEOIS.