toespraken

29 November 2012

Tussenkomst van Ludwig Caluwé na de toespraken naar aanleiding van zijn afscheid in het vlaams parlement

Voorzitter, minister-president, leden van de regering, collega’s dit soort van huldezittingen geeft altijd het ietwat ongemakkelijk gevoel dat men aanwezig is op zijn eigen begrafenisplechtigheid. Het geeft wangen van schaamte, rode kaken, maar goed, het is het lot dat men dit moet aanhoren. Bedankt voor al die mooie woorden – en ik ben er ook van overtuigd dat ze stuk voor stuk gemeend zijn.

Vorige maandag had Koen Van den Heuvel een bijzondere dag. Hij moest ’s morgens deelnemen aan een oefening in rampbestrijding: men oefende dat een Sevesobedrijf een zware ramp onderging in zijn gemeente. In de namiddag werd het dan echt. We waren samen bij de inhuldiging van het museum bij de Dossinkazerne, toen hij plots opgebeld werd door zijn brandweercommandant met de mededeling dat er een oude bom was ontdekt die tot ontploffing dreigde te komen. Ik maakte mezelf de bedenking: Koen Van den Heuvel is perfect voorbereid op de rol van fractieleider in de meerderheid. (Gelach)

En u zult zeggen: was dat deze namiddag dan wel het geval, er is toch wel een bommetje ontploft?

Wel, kijk op uw banken: er is onmiddellijk omgegaan met de gevolgen van de ramp, er ligt een eensgezinde meerderheidsmotie op de tafel van iedereen. (Applaus)

Incident gesloten.

Ik heb dat heel graag gedaan en was het zeker nog niet beu. Er zijn echter nieuwe uitdagingen. Er zijn wel andere zaken die ik eerlijk gezegd met de jaren stilaan een beetje moe werd. Ik heb het dan over de discussies over het statuut. Verder werden in de media berichten verspreid over het aantal vragen dat hier al dan niet wordt gesteld, over het al dan niet mogen gebruiken van een laptop in de plenaire vergadering enzovoort. Dat is wat in de media voornamelijk naar voren komt, waardoor de vaak interessante inhoudelijke boodschap dikwijls ondergesneeuwd raakt. Dat werd me af en toe te veel.

Ik verlaat niet alleen dit parlement, ik verlaat na 28 jaar ook de Wetstraat. Mevrouw Heeren heeft mijn parcours daarnet geschetst. De rode draad doorheen dat parcours was de staatshervorming. Ik had het voorrecht om in 1984 recht van de universiteitsbanken terecht te komen op het kabinet van Jean-Luc Dehaene om daar te werken aan de uitvoering van de staatshervorming van 1980. Daarna was ik op de medewerkersbanken aanwezig op het moment dat de staatshervorming van 1988 werd uitgewerkt. Ik vond dat zo’n goede staatshervorming dat ik nadien als jongerenvoorzitter ook van oordeel was dat ze helemaal moest worden uitgevoerd, dus niet alleen de eerste en tweede fase, maar ook de derde. Dat is na de verkiezingen ook gebeurd. Daardoor hebben we hier nu dit rechtstreeks verkozen Vlaams Parlement. Zonder die derde fase was dat niet mogelijk geweest.

Nadien hadden we de Vlaamse resoluties en de saga over Brussel-Halle-Vilvoorde. Dat heeft finaal aanleiding gegeven tot deze zesde staatshervorming. Het is dit parlement en het volgende dat zal moeten omgaan met de gevolgen daarvan en de discussies over eventuele bijkomende stappen.

Ik houd niet van het beeld waarbij Vlaanderen als een afrit wordt voorgesteld. De staathervorming dient niet om ons te beschermen tegen de grote wereldstormen. Vlaanderen is geen afrit. Via meer Vlaanderen moeten we de oprit nemen en ervoor zorgen dat we die stormen aankunnen en ons voorbereiden. We zullen die stormen echter sowieso ondergaan. Vlaanderen moet een oprit zijn waarbij we ons beter kunnen positioneren in die internationale samenleving.

Ik vind het belangrijk dat het Vlaams Parlement het handvest onderschrijft waarin we duidelijk de Europese grondwaarden onderschrijven. Ik heb geprobeerd dat nog te realiseren. Ik heb daar af en toe nogal hard voor gepusht omdat ik dat graag zelf nog wilde doen en besefte dat ik hier sneller dan voorzien zou vertrekken. Ik hoop dat dit parlement dit handvest toch zal onderschrijven.

Het is belangrijk dat we de band met Brussel niet verliezen. We mogen Brussel niet loslaten. Niet alleen wordt 10 procent van het Vlaams bruto nationaal product door Brussel gegenereerd en werkt 8 procent van de Vlaamse werknemers die wonen in het Vlaamse Gewest in Brussel, het gaat er ook om dat Brussel in belangrijke mate een venster op de wereld is. Vlaanderen moet met een open vizier met de hele wereld kunnen communiceren.

Ik moet zeggen dat op dat vlak mijn mening over Brussel ook wat geëvolueerd is. Dat heeft misschien te maken met die 28 jaar, misschien heeft zich een soort stockholmsyndroom voorgedaan. Ik zal nu het grootste gedeelte van mijn werkdagen in Antwerpen, in ’t stad, kunnen doorbrengen. Ik heb ook altijd gehoopt dat dat eens mogelijk zou zijn: in ’t stad, dat ik ook beschouw als mijn stad. (Gelach)

Ik woon er dan wel een eindje vandaan, maar ’t stad is van iedereen, nu toch nog altijd. (Gelach)

Het is ook mijn stad. Vroeger durfde ik al eens te zeggen: “Wat is het schoonste van Brussel? Dat is de eerste trein naar Antwerpen.” Mijn mening daarover is ondertussen iets meer genuanceerd.

Ik heb nog een volgende bemerking bij wat we moeten doen, bij hoe we moeten omgaan met de zesde staatshervorming en eventuele bijkomende stappen. We gaan als Vlaamse overheid met deze zesde staatshervorming van 25 miljard euro uitgaven naar 35 miljard euro. Dit parlement moet er goed over nadenken hoe daarmee wordt omgegaan. We moeten vermijden dat die massa Vlaanderen te zeer overstelpt, dat dit een overheid wordt die op de Jacobijnse leest, of op de Franse leest is geschoeid.

Neen, het lijkt me belangrijk dat er wordt gewerkt met partners, dat er goed wordt samengewerkt, dat we het niet alleen doen. We moeten goed samenwerken met het middenveld en met verenigingen zodat dit niet louter een overheid op zichzelf is.

U zult nu denken dat ik nu al helemaal in mijn nieuwe rol zit en misbruik maak van dit spreekgestoelte, maar het is ook belangrijk dat er op een goede manier wordt samengewerkt met de lokale besturen, en meer met de gemeenten dan met de provincies, maar toch ook met de provincies.

Waarom? Laat me toch één statistiek geven. En die komt niet van de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) of van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), maar van het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek. Als we de mate van decentralisatie van uitgaven bekijken op Europees vlak, dan wordt gemiddeld 28 procent van de uitgaven in Europa uitgegeven door lokale besturen en 72 procent door centrale overheden of hier, in Spanje en in Duitsland door de deelstaten. In Nederland gaat het om 32 procent, in de Scandinavische landen om meer dan 40 procent en in België om 13 procent. Er zijn drie landen in Europa waar dit cijfer lager ligt: Portugal, Griekenland en Ierland. Ik denk niet dat hier nog veel meer over moet worden gezegd.

Ik rond af. Politiek, een parlement, is geen eenvoudige aangelegenheid, geen eenvoudige bedrijvigheid. Ik discussieer soms met bedrijfsleiders en ik krijg dan vaak de vraag hoe het toch komt dan men in de politiek zo moeilijk tot akkoorden en tot besluiten komt. Waarom duurt het soms zo lang vooraleer echte beslissing kunnen worden genomen? Ik stel dan altijd de volgende wedervraag: kunt u zich voorstellen dat u permanent akkoorden moet sluiten met degenen die eigenlijk uw grootste concurrenten zijn, met degenen die op de markt jagen op dezelfde klanten? Kunt u zich voorstellen dat u permanent akkoorden moet sluiten, beslissingen moet nemen en samenwerkingsakkoorden moet aangaan, met degenen met wie u permanent in strijd bent om al dan niet klanten te winnen of te verliezen?

Dat is de uitdaging waar de politiek permanent voor staat. En dat kunnen we maar wanneer er in de politiek ten aanzien van elkaar, ook op persoonlijk vlak, respect en vriendschap bestaan. Ik behoor niet tot degenen die zeggen dat in de politiek geen vriendschap bestaat. Integendeel, ik heb in de voorbije jaren niet alleen heel veel respect, maar ook heel veel vriendschap ontmoet, niet alleen in onze eigen fractie, maar ook over de fracties heen. De gesprekken die je kunt hebben na een discussie: opnieuw rustig met elkaar praten over het persoonlijke leven, over kinderen en ouders. Respect hebben voor elkaar is een essentieel onderdeel om mogelijk te maken dat je ook in de politiek met tegenstanders tot akkoorden kunt komen.

Ik ben blij dat ik dat hier met zoveel mensen heb gehad. Ik hoop dat die vriendschap ook de komende jaren kan blijven bestaan. Voor die goede samenwerking en voor die vaak bemoedigende, vriendelijke woorden, hartelijk dank. (Applaus)