In de pers

9 September 2013

Themabijlage van Mediaplanet: Debat met de 5 gedeputeerden: “Land- en tuinbouwsector verdient een beter imago”

Inge Moors:“We mogen in geen geval afhankelijk worden van andere landen - waar de veiligheidsnormen minder streng zijn dan bij ons - voor onze voedselproductie”

Alexander Vercamer:“In 1985 waren er nog 21.000 boeren in de provincie Oost-Vlaanderen, nu resteren er geen 7.000 meer. Maar deze boeren produceren veel meer, veel beter en veel gezonder dan vroeger.

L

bpol.be

udwig Caluwé:“We leven in België met 11 miljoen mensen op een heel beperkte oppervlakte en we zullen daarom zeer omzichtig moeten omgaan met de ruimte die ons nog rest.

Bart Naeyaert:“Elke hectare landbouwgrond die verdw­ijnt, is een verlies. Niet alleen voor de landbouwsector zelf, maar ook voor het grote agrocomplex van bedr­ijven die goederen en diensten leveren aan de landbouw.”

Monique Swinnen: “Het goed samenleven met de bewoners op het platteland is iets waar lange tij­d geen aandacht voor was, maar dit hebben we­ met alle provincies op de kaart gezet.”

west-vlaanderen.cdenv.be


De provincies maken door hun land- en tuinbouwbeleid het verschil. Wat zijn jullie specifieke thema’s en aandachtspunten

?

Alexander Vercamer, gedeputeerde provincie Oost-Vlaanderen:

“Heel belangrijk: wij beschikken over jonge en gemotiveerde medewerkers, die zowel met landbouw als met gemeenten kunnen omgaan. De relaties met gemeenten zijn essentieel in ons landbouwbeleid. In afspraak met Vlaanderen hebben wij ons de afgelopen jaren onder meer toegelegd op de provinciale proefcentra voor de sierteelt en de groenteteelt. Sierteelt staat in onze provincie op een heel hoog niveau. Om de sector nog te versterken, hebben wij een sierteeltplatform gecreëerd. Initiatieven rond landbouw- en plattelandseducatie werden ondergebracht in een informele structuur ‘De kleine tafel rond’.
Ruimte geven aan een economisch, ecologisch en sociaal volwaardige land- en tuinbouw en aan een leefbaar en beleefbaar multifunctioneel platteland zijn de uitgangspunten van de provinciale beleidsdoelstellingen.

Duurzame land- en tuinbouw versterken, blijft een cruciaal thema. Wij doen bijvoorbeeld al sinds 1994 onderzoek naar afvalwaterzuivering, opvang en hergebruik van hemelwater op land- en tuinbouwbedrijven. Integraal waterbeheer wordt verder gepromoot via het Waterportaal. Daarnaast richten we ons op adviesverlening over uiteenlopende domeinen (natuurrijk landbouwbeheer, landschap, agrarische architectuur, …). Alle technische vragen die we krijgen, trachten we op een deskundige manier te beantwoorden.”

Monique Swinnen, gedeputeerde provincie Vlaams-Brabant:

“Wij zijn een heel jonge provincie, wij bestaan nog maar 15 jaar. Dat gaf ons het voordeel dat wij helemaal opnieuw konden beginnen. Landbouw zat enigszins in het defensief. Dat was ook niet zo verwonderlijk, want in de perceptie van het grote publiek wordt Vlaams- Brabant niet meteen geassocieerd met landbouw. Niettemin, 41% van de grond in onze provincie wordt in cultuur gebracht door de landbouw. Onze missie bestaat erin om landbouw terug op de kaart te zetten.
In onze dichtbevolkte provincie luidt één van onze slogans ‘Boeren met buren’. Andere projecten zijn onder meer ‘Integratie van de landbouwbedrijven in het landschap’ en ‘Boeren met klasse’, gericht op educatie. Sinds 2010 kregen 67 land- en tuinbouwbedrijven 60.000 bezoekers over de vloer. De openheid tussen land- en tuinbouwers en het grote publiek verbetert door zulke initiatieven. Typisch voor onze provincie is dat er minder veeteelt- of varkensbedrijven zijn in vergelijking met de andere provincies, maar op het vlak van witloof zijn we dan weer uniek.

Wij beschikken ook over een proefcentrum voor witloof. In diverse scholen loopt er een project waarbij de kinderen zelf witloof telen in de klas. Vlak voor de kerstvakantie maken ze een witloofgerecht met hun zelfgeteelde witloof. Wij willen eveneens een verbinding maken tussen de producent en de consument en trachten de opportuniteiten te benutten die er liggen: hoeveverkoop, streekproducten, pluktuinen, enz.”

Inge Moors, gedeputeerde provincie Limburg:

“Ook in onze provincie nemen we uiteenlopende initiatieven om de landbouw nadrukkelijk op de bestuurlijke kaart te zetten. Wij geven financiële ondersteuning aan een aantal praktijkgerichte proefcentra. Eén daarvan is gericht op de akkerbouw in Zuid- Limburg, namelijk het praktijkcentrum Pibo campus te Tongeren dat verbonden is aan het provinciaal landbouwonderwijs.
Pibo campus heeft een uitgebreide proefveldwerking en voert praktijkgericht onderzoek naar duurzame landbouw en bodembeheer. Daarnaast hebben we het praktijkgericht Proef- en Vormingscentrum voor de Landbouw (PVL) te Bocholt, dat zich vooral richt op de vee- en varkenshouderij in Noord-Limburg.

Zo onderzoekt het bijvoorbeeld welke invloed voedergewassen hebben op de melkproductie.
Tot slot wordt maar liefst 52% van het Belgisch fruit geproduceerd in Limburg. PCFruit in Sint-Truiden is het Vlaams erkend proefcentrum voor de fruitsector. De proefcentra zijn ook belangrijk voor adviseren van de landbouwers in kader van het MAP 4 (Mestactieplan). De provincie Limburg heeft een traditie inzake landschapsintegratie van boerderijen. Door agrarische bedrijven met het nodige groen in hun omgeving te integreren, neemt de maatschappelijke aanvaarding toe en wordt voldaan aan verplichtingen in het kader van de vergunningverlening en opgelegde aanplantingen. Hiervoor hebben wij een landschapsarchitecte in dienst. Dankzij het project ‘boeren planten bij boeren’ worden de landbouwomgevingsplannen ook daadwerkelijk aangeplant. Vanuit de provincie Limburg werd ook een distributienetwerk ‘Puur Limburg’ opgezet voor de promotie van streekproducten. _

Ludwig Caluwé, gedeputeerde provincie Antwerpen:

“Vanuit de bevoegdheid economie zijn we in onze provincie bezig met landbouw, een sector waar veel mensen hun brood mee verdienen. Sommige initiatieven die in de andere provincies genomen worden, komen ook bij ons aan bod. Bijzondere aandacht gaat uit naar de proefcentra. Een paradepaardje hierbij is het proefbedrijf Hooibeekhoeve in Geel, dat ondersteuning geeft aan de ganse melkveesector. Daarnaast beschikken we over een proefbedrijf pluimvee, dat nog zowat het enige is in zijn soort in de ganse Benelux. Voorts staat de provincie bekend om zijn glastuinbouw met proefcentra in Sint- Katelijne-Waver en in Hoogstraten. Met de proefcentra trachten wij onze teelten nog verder te versterken. Landbouw zien we in een breder verband, waarbij we ook de ganse agro-industrie betrekken. Zo mikken we op bedrijven uit de agro-industrie voor een nieuw bedrijventerrein rond de veiling van Sint-Katelijne-Waver. Tot slot speelt ook het provinciale land-en tuinbouwonderwijs een belangrijke rol in de uitbouw van het land- en tuinbouwbeleid.”

Bart Naeyaert, gedeputeerde provincie West-Vlaanderen:

“Via ons praktijkgericht onderzoeks- en voorlichtingscentrum INAGRO willen wij de sector benaderen als ondernemers die een zo goed mogelijk product op een rendabele wijze produceren. Wij zoeken bijvoorbeeld voor de sector naar de beste aardappel-, groente- en akkerbouwteelt door rassenonderzoek en teelttechnische optimalisatie. We speuren constant naar nieuwe teelten in de plantaardige en dierlijke sector. Daarnaast zetten we in op een haalbare en betaalbare omgang met de milieu- en duurzaamheidsvereisten zoals Map 4. Het gaat daarbij over watergebruik, een verminderd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, landschappelijke integratie van grootschalige landbouwbedrijven, natuurdoelstellingen, emissies van geur en ammoniak, enz. Door provinciaal te werken, kunnen we ons dicht bij de land- en tuinbouwers focussen op de sectoren die hier het meeste potentieel hebben of voor de grootste uitdagingen staan. Door samenwerking met de andere praktijkcentra in andere provincies kunnen we ook de andere sectoren bedienen.”

Is voedselproductie in jullie ogen de belangrijkste taak van de landbouwer?

Inge Moors: “Voedselproductie blijft de corebusiness van de landbouw. We mogen in geen geval afhankelijk worden van andere landen - waar de veiligheidsnormen minder streng zijn dan bij ons - voor onze voedselproductie. We merken ook dat het innemen van gronden voor energiegewassen (en niet voor voedselproductie) voor een spanningsveld zorgt voor landbouwers die grond nodig hebben om voedsel te produceren, maar nog moeilijk aan land komen omdat de grondprijzen te duur worden.”

Alexander Vercamer:“Voedselproductie is nog steeds de voornaamste taak van de landbouwer, maar de omstandigheden waarin de boer moet werken zijn de afgelopen decennia grondig gewijzigd. In de eerste plaats is er sprake van een verminderde oppervlakte aan beschikbare grond. Daarnaast is het aantal landbouwers fors gedaald. In 1985 waren er nog 21.000 boeren in de provincie Oost-Vlaanderen, nu resteren er geen 7.000 meer. Maar deze boeren produceren veel meer, veel beter en veel gezonder dan vroeger.”

Monique Swinnen:“In Vlaams-Brabant was de serredruif decennialang een belangrijke teelt. Twintig jaar geleden hebben wij - vanuit de provincie - het praktijkonderzoek en de voorlichting van de serredruif afgebouwd omwille van een verminderde rendabiliteit. Nu krijgen we echter opnieuw de vraag naar teelttechnische ondersteuning van de nog resterende druiventelers. Zij beseffen dat ze een topproduct in handen hebben met een hoge toegevoegde waarde en zij wensen daar de nodige bescherming voor. Een gelijkaardige tendens vindt ook plaats voor de frambozen- en kleinfruitteelt. Met onderzoek naar biologische teeltmethodes voor kleinfruit ondersteunen we deze initiatieven.”

Ludwig Caluwé:“Landbouwers moeten, meer dan vroeger, thuis zijn op vele terreinen. Om te kunnen concurreren, moeten ze investeren in de nieuwste machines. Dat zorgt ervoor dat de afstand tussen de samenleving en de hoogproductieve bedrijven groter is geworden. Vanuit het provinciale beleid is het dan ook essentieel dat wij een draagvlak creëren. Het komt erop aan om de activiteiten te verbreden, bijvoorbeeld via hoevetoerisme en de verkoop van hoeveproducten. Al deze activiteiten zorgen weer voor nieuwe inkomens.”

Bart Naeyaert:“Voedsel is nu veruit het belangrijkste product en zal dat hoogstwaarschijnlijk om allerlei redenen ook blijven in West-Vlaanderen. Dit belet niet dat we vanuit de praktijkcentra moeten onderzoeken of er in de landbouw ook kansen zijn voor vezels, kunststoffen en energiegewassen. Dat doen we dan ook met vlas, hennep, olifantengras, energiemaïs,… samen met de bedrijven die de producten kunnen verwerken. De landbouw als leverancier van grondstoffen aan de maakindustrie moet maximale kansen krijgen, in en buiten de voedingssector.”

Is er nood aan (bijkomende) ruimte voor landbouw?

Monique Swinnen:“Wij zitten in een provincie met twee grote landbouwgebieden - Hageland en Pajottenland - en dat willen we ook zo houden. We zien dat er heel wat claims komen, onder meer via de habitatrichtlijnen of verbindingsstukken voor de natuur, en dikwijls is dit voor de kwalitatief beste landbouwgronden. Het stoort dat men vaak niet kijkt naar de kwaliteit van de bodem, maar wel naar de ligging. Waardevolle grond afgeven is moeilijk te verteren voor landbouwers.”

Bart Naeyaert:“Elke hectare landbouwgrond die verdwijnt, is een verlies. Niet alleen voor de landbouwsector zelf, maar ook voor het grote agrocomplex van bedrijven die goederen en diensten leveren aan de landbouw, de bedrijven uit land- en tuinbouwsector zelf en de verwerkers. Volgens een studie van het WES (West-Vlaams Economisch Studiebureau) is dit agrocomplex goed voor 10 % van de omzet en 9,2 % van de tewerkstelling in West-Vlaanderen. Ook voor Vlaanderen zullen die cijfers vrij belangrijk zijn, onder meer voor de handelsbalans naar export toe. De verankering van dit complex in Vlaanderen zit bij de landbouwgrond. Dit is een belangrijk uitgangspunt bij de inname van grond.”

Ludwig Caluwé:“Het is een permanente strijd en afweging voor elke vierkante meter. De enige oplossing is een zuinig ruimtegebruik voor wonen, werken, recreatie, enz. We leven in België met 11 miljoen mensen op een heel beperkte oppervlakte en we zullen daarom zeer omzichtig moeten omgaan met de ruimte die ons nog rest.”

Alexander Vercamer: “De manier waarop de beste gronden van Europa in het noorden van onze provincie opgeofferd worden voor de haven van Antwerpen, doet pijn. Drie generaties terug heeft men de laatste poldergronden onteigend. De ontpoldering van bv. de Hedwigepolder ligt voor mij ethisch moeilijk, maar mits onderzoek zijn er zeker andere oplossingen mogelijk voor dit gebied. Het moet toch mogelijk zijn ook bij landbouwgebruik het landschap te beschermen en terzelfdertijd natuurwaarden en foerageergebieden te realiseren? Wij vragen in feite niet meer dan wat ons beloofd is in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, afgesloten in de jaren 90.”

Inge Moors: “Hoewel Limburg nog over heel wat ruimte beschikt, is er toch ook een enorme druk op landbouwgronden vanuit diverse hoeken. Onze provincie wordt geconfronteerd met de meeste habitat- en vogelrichtlijnen. Nieuwe vergunningen afleveren, wordt dan weer bemoeilijkt vanwege relictzones, beschermde landschappen, enz. Een oplossing ligt in de inbreiding van nieuwe woonzones, maar dat vraagt om een mentaliteitswijziging.”

Is er in de relatie tussen landbouw en platteland sprake van een onverbrekelijke band?

Monique Swinnen:“Het goed samenleven met de bewoners op het platteland is iets waar lange tijd geen aandacht voor was, maar dit hebben wij met alle provincies op de kaart gezet.”

Bart Naeyaert:“Landbouwersgezinnen maken net zo goed deel uit van de leefgemeenschap op het platteland en hebben dus ook dezelfde wensen wat betreft onderwijs, wegen, basiswinkels, mooie dorpskernen, ... Bovendien bieden ze landschap en natuur aan alle plattelandsbewoners en recreanten. Land-en tuinbouwers kunnen ook hoeveproducten verkopen, pluktuinen organiseren, een bezoekboerderij uitbaten, sneeuwruimen, enz. In ieder geval is er wederzijds respect nodig voor de noodzakelijke hinder die de landbouwactiviteiten met zich meebrengen en moet de landbouw die hinder binnen redelijke normen houden.”

Alexander Vercamer:“De publieke opinie krijgt steeds meer begrip voor de positie van landbouwers. In dat proces speelt de provincie zeker zijn rol.”

Inge Moors:“Onbekend maakt onbemind. Vandaar dat het noodzakelijk is om kennis over de landbouw verder onder de aandacht brengen. Op die manier kunnen wij zorgen voor een beter imago.”
Ludwig Caluwé:“We zijn op de goede weg om een breder draagvlak voor land- en tuinbouw te creëren bij het grote publiek. De provincies dragen hier hun steentje toe bij.”

Bert Verbeke