2004 - 2009

5 December 2007

Tussenkomst in het actualiteitsdebat over de federale regeringsvorming en de eventuele gevolgen voor Vlaanderen

Mevrouw de Voorzitter,

Leden van de Regering,

Waarde Collega’s,

Ongeveer drie maanden geleden hielden wij hier - toen onder grote internationale mediabelangstelling - een debat over de federale regeringsvorming. Ik voorspelde lastige onderhandelingen, maar de moeilijkheidsgraad ligt nog hoger dan verwacht. Toen al waren er tekenen die daar op wezen.

Het referentiekader voor deze onderhandelingen, de vijf resoluties van dit parlement, dateert van 1999. Twee jaar later ruilde Lambermont mini-bevoegdheden voor maxi-centen. Die deal maakt dat de Franstaligen, in tegenstelling tot vroegere onderhandelingen, vandaag geen vragende partij voor een herfinanciering. Na de verkiezingen van 2003, durfde de vorige federale regering de resoluties zelfs niet meer ter sprake te brengen. Ze stonden zelfs niet op de agenda van het zogenaamde Forum. Dat Forum bleek na de Costa een tweede dode mus. Essentiële en dringende vragen heeft men dus acht jaar lang onder de mat geveegd.

Bovendien smoort een erg moeilijk mediaklimaat - vooral in Franstalig België – elke zin voor verantwoordelijkheid. Al jaren worden onze Franstalige landgenoten opgejut tegen Vlaanderen en de Vlaamse politici. De Rtbf-uitzending over de fictieve onafhankelijkheidsverklaring - volgende week een jaar geleden - was misdadig. Sindsdien wordt elke vraag naar bijkomende bevoegdheden om beter te kunnen besturen afgedaan als een stap naar separatisme. Een karikatuur als uitvlucht om niets te moeten doen.

Het deed sommige politici verklaren dat hun verstand te klein was om in te zien hoe in deze context een staatshervorming tot stand kon komen. Als vandaag, na zes maanden onderhandelen, iedereen erkent, de huidige informateur op kop, dat er een “belangrijke staatshervorming” moet komen, dan is dat de verdienste van de Vlaamse onderhandelaars, en in de eerste plaats, zoals De Standaard gisteren schreef, van ex-formateur Yves Leterme. Hij is hier vertrokken met een opdracht: de realisatie van een staatshervorming. Hij houdt zich consequent aan deze opdracht. Niet om een staatshervorming om de staatshervorming uit te voeren, maar om Vlamingen, Franstaligen, Brusselaars en Duitstaligen voor te bereiden op uitdagingen van de toekomst.

Het is hier al zo vaak gezegd. Willen we de vergrijzing kunnen aanpakken, willen we een sociale welvaartsstaat behouden, dan moet in de eerste plaats de tewerkstelling de hoogte in. Maar het noorden en het zuiden van het land hebben een danig verschillende arbeidsmarkt, dat een verschillend activerings- en doelgroepenbeleid noodzakelijk is.

Wil je de tewerkstelling verhogen, dan moet je als gewest ook je bedrijven fiscaal kunnen stimuleren. Een recente studie van de Leuvense Universiteit toont aan dat een job creëren via subsidies 45.000 euro kost en via een verlaging van de vennootschapsbelasting slechts 18.000 euro. De Franstaligen menen dat een splitsing tot veel bureaucratie voor de bedrijven zou leiden en praktisch onuitvoerbaar zou zijn. Onlangs bewees een hoorzitting hier in de commissie Financiën het tegendeel. Trouwens, waarom zou men de vennootschapsactiviteiten niet kunnen opdelen per gewest? Duitsland deelt de bedrijfsbelasting zelfs op per gemeente, en zo inefficiënt lijkt Duitsland mij niet te functioneren.

Willen we meer jobs scheppen, dan moeten we ook kunnen investeren in onze logistiek. Onze Vlaamse wegen slibben dicht, maar we hebben geen vat op het treinaanbod en de tarieven, op de spoorinfrastructuur om bijvoorbeeld een voorstadsnet uit te bouwen. We missen dus de instrumenten om een echt mobiliteitsdebat te voeren.

Willen we een echt huisvestingsbeleid, ook in het kader van de bestrijding van de armoede, dan moeten we ook bevoegd worden voor de huurwetgeving.

Willen we de vergrijzing aanpakken, dan moet we ook de gezondheidsuitgaven onder controle kunnen houden. Ook dat kan niet zonder de Gemeenschappen daarin te betrekken en mee verantwoordelijk voor te maken.

Stellen we de solidariteit in vraag? Neen, zolang die solidariteit steunt op objectieve, duidelijke en doorzichtige mechanismen, en zolang de federale wetten overal gelijk toegepast worden.

Stellen we de federale overheid in vraag? Neen. Wij willen wel een andere federale overheid. Want dat is nodig. Er moet een nieuwe consensus ontstaan over de rol van de verschillende overheden. De organisatie en de rol van die overheden moet gebaseerd zijn op hoe het land er werkelijk uitziet. Er zijn nu eenmaal twee publieke opinies in dit land. We kijken niet naar elkaars tv-zenders. We lezen elkaars kranten niet. Onze politieke partijen en de meeste verenigingen zijn gesplitst. We stemmen verschillend. De twee landsleden hebben verschillende problemen maar ook een verschillende visie op hoe die problemen aangepakt moeten worden. Willen onze instellingen vlot kunnen werken, dan moeten ze zich aan die maatschappelijke evolutie aanpassen. En, tussen haakjes, men moet niet kunstmatig het omgekeerde proberen te realiseren. De invoering van een federale kieskring, bijvoorbeeld, staat haaks op de evolutie in de samenleving.

Voor de meeste Vlamingen is Vlaanderen het referentiepunt. Niet als een eiland, maar ingebed in grotere verbanden. De federale overheid is daar een van, maar we bekijken die andere verbanden, en dus ook de federale overheid, in functie van wat ze voor Vlaanderen kunnen betekenen. Welnu, de bevoegdheidsverdeling en de staatsinrichting moet zich aanpassen aan die visie. Minister-President Kris Peeters heeft dit een Copernicaanse revolutie genoemd. De federale overheid is niet langer het centrum, maar de deelstaten en de federale overheid stelt zich ten dienste van hen op.

Wij hebben ook geopteerd voor één Parlement, één Regering, één Minister-President. Onze Franstalige landgenoten hebben het onderscheid tussen gewest en gemeenschap gehouden. Ook dit verschil in visie is een van de fundamentele redenen waarom deze gesprekken zo moeilijk verlopen en waar we moeten uitraken.

Maar nogmaals, het verschuiven van het zwaartepunt betekent niet dat die federale overheid verdwijnt. Wij willen gerust definiëren wat we verder samen willen doen. Nu, bepalen wat we samen verder willen blijven doen, hoeft niet louter te gaan over het sec opsommen van een aantal bevoegdheden. Neen, dat kan ook gaan over een gezamenlijk project. Zo is Brussel voor Vlamingen en Franstaligen een troef. Het verder uitbouwen van Brussel als internationaal centrum is een doelstelling die, Vlamingen en Franstaligen, in een Belgisch kader samen kunnen aanpakken. Maar de Franstaligen moeten dan wel begrip hebben voor onze vraag om de verstedelijking en de verfransing van de Rand niet verder te laten groeien. Met de stemming in de Kamercommissie van de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, zoals voorzien in het Vlaams regeerakkoord, hebben de Vlamingen duidelijk gemaakt dat het hun menens is op dit punt.

De vastberadenheid waarmee de Vlamingen onderhandelen, heeft het besef doen groeien dat een staatshervorming nodig is, maar daarmee is ze er nog niet. De onderhandelingen moeten verder gaan, er is geen andere weg. Wij doen niet mee aan de fantasietjes van sommigen hier om buiten het grondwettelijk kader te treden. We mogen hier nog zoveel plechtige verklaringen afleggen over bevoegdheden die we willen claimen, om ze effectief te verkrijgen, zullen we toch moeten onderhandelen.

Daarom, zonder een regeerakkoord met de krachtlijnen van een staatshervorming, een vooraf vastgelegde timing én een duidelijke agenda kan er voor ons geen federale regering komen