1999 - 2003

21 January 2002

Wetsvoorstel ter bestrijding van psychisch geweld

Toelichting

I. Inleiding

"Mobbing" neemt in onze samenleving verontrustende proporties aan. Volgens de vereniging "SASAM" zou deze vorm van psychische terreur - die in de meest prangende gevallen het slachtoffer tot zelfmoord kan dwingen - 500.000 slachtoffers maken. Wij menen dat wat gewoonlijk als "mobbing" omschreven wordt: het kwaadwillig scheppen van een vernederende omgeving door het verspreiden van geruchten of geschriften of door het stellen van vernederende of kwetsende gebaren, in een breed kader gesitueerd moet worden. Bovendien doen deze vormen van psychische terreur zich niet uitsluitend voor in de werkomgeving. Wij denken hier aan de meest extreme vormen van pesterijen op school en aan de manipulaties van sommige sektarische organisaties die psychische terreurmiddelen aanwenden om de depersonificatie van hun slachtoffers te bewerkstelligen. Dit wetsvoorstel beoogt dan ook een ruimere toepassing dan de arbeidsomgeving. Gelet op de diversiteit van de situaties waarbij er sprake kan zijn van "psychische terreur" hebben wij geopteerd voor een algemene strafbepaling die het psychisch geweld in het algemeen strafbaar stelt, zonder a priori haar toepassinggebied te bepalen.
II. Nut van een algemene strafbepaling
Wij zijn van mening dat - in een breed kader - een nieuwe bepaling kan worden ingevoerd in het Strafwetboek, waarbij psychisch geweld niet alleen beperkt wordt tot de "mobbing" in een arbeidsomgeving, maar wordt uitgebreid tot elke kwaadwillige poging om de waardigheid, de geloofwaardigheid of het zelfbeeld van een persoon te schaden, door het verspreiden van woorden, geruchten of afbeeldingen of door het stellen van vernederende handelingen. Er zijn immers talloze situaties waar dergelijke handelingen zich kunnen voordoen: in het bijzonder op school of zelfs in de familiale situatie, waar het concept van psychische mishandeling - die nochtans in vele gevallen aan de basis ligt van fysische mishandeling - strafrechtelijk niet is gedefinieerd. Bovendien biedt de invoering van een strafrechtelijke bepaling in het algemeen strafrecht het voordeel dat, bij de vervolging van verantwoordelijken, kan worden teruggevallen op de gekende strafrechtelijke figuren van mededaderschap en de strafbare deelneming. Dit biedt tot op zekere hoogte een grotere rechtszekerheid.Ten slotte moet een algemene strafbepaling het ook voor de werkgever of voor collega's mogelijk maken, om zich burgerlijke partij te stellen, wanneer zij als gevolg van het ongewenst gedrag een nadeel hebben ondervonden.Dit is de bedoeling van artikel 2 van het wetsvoorstel, dat onder punt III verder wordt toegelicht. Het tweede luik van dit voorstel (artikel 3) heeft betrekking op de psychische manipulatie waar sektarische groeperingen zich schuldig aan maken. Uit het tussentijds verslag nr.425 van de opvolgingscommissie georganiseerde criminaliteit blijkt dat een wetgevende ingreep noodzakelijk is voor de bestrijding van sektarische bewegingen en organisaties. Wij willen tevens ingaan op een aanbeveling van het Informatie- en Adviescentrum inzake de schadelijke sektarische organisaties die het strafbaar stellen van psychische terreur in groepsverband adviseert.

Tot op heden heeft de minister van justitie geen enkel initiatief in die richting genomen, zodat wij de verantwoordelijkheid van een wettelijk initiatief op ons nemen. * ** III. Aantasting van de persoonlijke waardigheid of zelfbeeld
Artikel 2 van het voorstel voegt een nieuw, artikel 452bis S.W. in.
1. De ratio legis van deze bepaling beoogt de eerbiediging van de psychische integriteit van de persoon strafrechtelijk te beschermen. Het klassieke strafrecht - die hierin de habeas corpus-gedachte en de mensenrechten van de eerste generatie volgde - had vooral oog voor de fysische integriteit van de menselijke persoon. Het besef is stilaan gegroeid dat de menselijke geest als essentiële component van de menselijke persoon, even broos is als de fysieke conditie en dat de menselijke rede geen onfeilbare dam vormt tegen allerlei externe agressies. Een specifieke strafbepaling ter beteugeling van het psychisch geweld dringt zich dan ook op. De bedoeling van dit voorstel - zoals overigens uit de tekst zelf van artikel 2 blijkt - is niet alleen de psychische integriteit van de menselijke persoon in de psychische zin van het woord te waarborgen, maar ook het zelfbeeld dat iedere persoon voor zichzelf opbouwt te beschermen. Met het zelfbeeld wordt duidelijk de persoonlijkheid, als noodzakelijk maar broos geheel, bedoeld.

2. Het materieel bestanddeel van het misdrijf bestaat erin, de waardigheid, de geloofwaardigheid of het zelfbeeld van een persoon te schaden door middel van herhaalde handelingen, woorden, geruchten, daden, gebaren. De herhaaldelijke verspreiding van geschriften of geruchten is een essentieel element van het materieel bestanddeel van het misdrijf. Het spreekt voor zich dat het voorgesteld misdrijf geen louter subjectief misdrijf kan zijn, maar zich in concreto moet realiseren door de verspreiding op een herhaaldelijke en systematische wijze van geschriften of van geruchten. 3. Wat het moreel bestanddeel betreft hebben wij bewust gekozen voor de dolus
specialis. Uiteraard moet de "kwaadwilligheid" aangetoond worden, maar wij menen bovendien dat een dolus generalis niet voldoende garanties biedt, gelet op de subtiele mechanismen van de psychische terreur. Het is duidelijk de bedoeling om slechts de gedragingen te viseren die tot specifiek doel hebben de waardigheid van een persoon, of diens zelfbeeld aan te tasten.
IV. Repressie van georganiseerde psychische terreur.
Artikel 3 van dit voorstel viseert de hypothese waarbij het psychische geweld op een georganiseerde en collectieve wijze wordt uitgeoefend met het doel om de integriteit van de menselijke persoon, fysisch of psychisch aan te tasten. Het is onze bedoeling de schadelijke handelingen van sommige sektarische organisaties door een specifieke wetsbepaling te beteugelen. Deze bepaling moet echter rekening houden met twee grondbeginselen, de godsdienstvrijheid enerzijds, zoals gewaarborgd door artikel 9 van het EVRM, die bepaalt dat "Eenieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé, zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften" en de vrijheid van vereniging, anderzijds, gewaarborgd door artikel 11 van het EVRM. Vanuit deze bekommernis, hebben wij er bewust voor gekozen niet te vertrekken vanuit een definitie van de term "sekte", maar te vertrekken vanuit de activiteiten en de doelstellingen van de sekten. Naar onze mening was de lexicologisch benadering, die vertrekt vanuit een definitie van wat sektarisch en wat niet, of een axiologische benadering, die vertrekt vanuit een beoordeling van door bepaalde organisaties gehanteerde waarden, niet verenigbaar met de gewetensvrijheid, omdat het een preventieve inhoudelijke controle door het staatsapparaat veronderstelt. Evenwel biedt artikel 9, 2° van het EVRM een interessant uitgangspunt door te stellen dat "De vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen"Bepaalde activiteiten van sektarische groeperingen - en wij denken hier vooral aan de psychische druk die er kan worden uitgeoefend - zijn duidelijk strijdig met de openbare orde in de mate dat zij een aantasting zijn van andere mensenrechten zoals het recht op de fysische en psychische integriteit of in de mate dat deze handelingen slachtoffers ertoe aanzetten te handelen op een wijze die manifest strijdig is met hun patrimoniale belangen. Het nieuwe misdrijf bestraft niet alle vormen van psychische druk, maar enkel de psychische druk die uitgeoefend wordt met het specifieke doel iemand aan te zetten tot een handeling of tot een onthouding die de waardigheid, het zelfbeeld, de fysiche of psychische integriteit van de persoon of zijn patrimoniale belangen manifest schaadt.
Het is van geen belang of het beoogde doel bereikt is of niet. Het volstaat dat de dader psychische druk heeft uitgoefend in het vooruitzicht het beoogde doel te kunnen realiseren.
Ten slotte - en dit hangt nauw samen met het voorgaande - dient ook hier het moreel bestanddeel van het misdrijf een dolus specialis te zijn; de psychische druk dient uitgeoefend te zijn geweest met het oog op de depersonificatie van het slachtoffer of met het oog patrimoniale goederen en gelden af te dwingen. Deze bepaling dient immers geduid te worden in het licht van een afweging tussen de gewetensvrijheid enerzijds en de andere mensenrechten die de persoonlijke, sociale, culturele, en economische zekerheid van ieder natuurlijke persoon zeker stellen.
TekstArtikel 1

Deze wet regelt een materie zoals bedoeld in artikel 78 van de grondwet
Artikel 2In het strafwetboek wordt een artikel 452bis ingelast luidende :« Hij die met het oogmerk om te schaden de waardigheid, de geloofwaardigheid of de het zelfbeeld van een persoon aantast, door herhaaldelijk en systematisch geruchten, beelden of geschriften te verspreiden of gebaren of handelingen te stellen, wordt gestraft met een gevangenisstraf van één tot vijf jaar en met een geldboete van 1000 Euro. »
Artikel 3
In het strafwetboek wordt een artikel 452ter ingelast luidende :« Hij die in groepsverband op een persoon ernstig en herhaaldelijk druk uitoefent of middelen aanwendt met als doel het beoordelingsvermogen van een persoon aan te tasten teneinde aan te zetten tot een handeling of een onthouding die de waardigheid, het zelfbeeld, de fysiche of psychische integriteit van de persoon of zijn patrimoniale belangen manifest schaadt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van één tot vijf jaar en met een geldboete van 1000 Euro. »

door Mia De Schamphelaere (medeondertekend door Ludwig Caluwé)