1999 - 2003

4 April 2003

Verslag van Senator Ludwig Caluwé van de verklaring tot herziening van de grondwet in de Senaat


De heer Ludwig Caluwé (CD&V), corapporteur.
- Ik zal verslag uitbrengen van de algemene bespreking in de commissie en de heer Monfils zal nader ingaan op de artikelsgewijze bespreking. Tijdens de vergaderingen van 26, 27 en 28 maart jongstleden van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden werden twaalf voorstellen en een ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet besproken. Het regeringsontwerp diende als uitgangspunt voor de artikelsgewijze bespreking. De voorstellen van de senatoren werden behandeld in volgorde van de artikelen waarop ze betrekking hadden.

De vice-eerste minister en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie legde in zijn inleidende algemene uiteenzetting de nadruk op de interne logica van het regeringsontwerp dat drie subcategorieën bevat: een eerste categorie zijn de bepalingen die in 1999 voor herziening vatbaar werden verklaard maar vooralsnog niet werden herzien; een tweede categorie zijn bepalingen in de sfeer van de rechten en vrijheden, inclusief een bepaling over de duurzame ontwikkeling als algemene beleidsdoelstelling in de Grondwet; een derde categorie zijn bepalingen die betrekking hebben op de hervorming van de instellingen met name inzake het tweekamerstelsel, bepalingen inzake de gefedereerde entiteiten en de herziening van artikel 195 van de Grondwet.

De heer Van den Brande gaf nadere uitleg bij zijn voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet. Hij stelt veeleer een projectmatige herzieningsverklaring voor waarbij de uitbouw van een confederale staat met twee deelstaten en twee deelgebieden en een aantal punctuele uitbreidingen van titel II centraal staan, met name op het vlak van het recht op veiligheid en de vrijheid van ondernemen.

Hij had ook vragen bij de totstandkoming van het regeringsontwerp dat veeleer de uitvoering is van een politiek akkoord dan wel van een grondige discussie over de herzieningbaarverklaring zelf. Met name inzake de voorgenomen hervorming van het tweekamerstelsel betreurt hij de afwezigheid van een werkelijk overleg met de eerste betrokkenen. Inzake de wijziging van artikel 195 heeft hij het gevoel dat er een geheim akkoord bestaat tussen de meerderheidspartijen over de uitvoering ervan.

De heer Monfils stelde met voldoening vast dat de voorgestelde wijzigingen niet bedoeld zijn om te raken aan de fundamentele evenwichten in het land. Ook inzake rechten en vrijheden kan hij zich grotendeels vinden in het regeringsontwerp, met dien verstande dat hij aandacht vraagt voor een aantal amendementen die bijkomende waarborgen instellen tegen het opkomen van vrijheidsbedreigende organisaties en partijen. Hij spreekt echter zijn bezorgdheid uit over de voorgenomen hervorming van de Senaat. De instelling dreigt van elke zin ontbloot te worden, wanneer de hervorming zou uitdraaien op een feitelijke machteloosheid. Bij de hervorming moet in ieder geval grondig worden nagedacht over de verhouding tussen het federale parlement en de parlementen van de gefedereerde entiteiten. Ten gronde blijft de spreker echter overtuigd van de meerwaarde die uit het optreden van de Senaat kan volgen. Hij kan enkel vaststellen dat de Senaat nooit de werking van de Kamer heeft gehinderd, terwijl amenderingen van geëvoceerde wetsontwerpen naderhand meestal zonder morren werden aangenomen door de volksvertegenwoordigers.

Ten aanzien van de herziening van artikel 195 zei de heer Monfils dat zijn fractie enkel kan instemmen met een herziening binnen duidelijke grenzen.

Mevrouw Willame-Boonen plaatste het ontwerp in een ruimere context van communautaire krachtsverhoudingen. Zij heeft ernstige bedenkingen bij de meerwaarde van de huidige ontwerpen vanuit het oogpunt van de inspraak van de burger. Met name de voorgenomen hervorming van artikel 195 stemt haar ongerust en ze begrijpt niet waarom sommige Franstalige politici blijkbaar afstappen van hun eerdere aarzelingen daaromtrent. Is het de bedoeling een explosie van het aantal grondwetswijzigingen te bewerkstelligen, zo vraagt zij zich af? Is het de bedoeling de inspraak van de burger bij de grondwetswijziging te vergroten of net te beperken? Het feit dat ongeveer één derde van het aantal artikelen van de Grondwet nu voor herziening vatbaar wordt verklaard, voorspelt volgens de spreekster weinig goeds en ruikt naar een verkapte institutionele revolutie waarvan de wijziging van artikel 195 het begin zou zijn.

beurt: 4

De heer Van den Brande is het niet eens met vorige spreekster met betrekking tot een mogelijke wijziging van de rol van de Senaat bij de totstandkoming van gemengde verdragen.

Mevrouw Lizin verklaart zich tegenstander van een wijziging van artikel 195.

De heer Lozie heeft eveneens vragen bij de voorgestelde hervormingen die ingaan tegen de praktijk in de meeste gefedereerde staten. Hij vreest dat de Grondwet zou kunnen worden gewijzigd door een toevallige meerderheid onder druk van bepaalde incidenten. Zou het geen beter idee zijn, vraag hij zich af, om een ruimer gebruik te maken van bijzondere wetten en om de staatsinstellingen grotendeels te onderwerpen aan die techniek.

De heer Vankrunkelsven verklaart zich akkoord met de grondlijnen van het ontwerp.

De heer Vandenberghe situeert het ontwerp in de algemene politiek lijn van deze regeerperiode en voorspelt een langzame wurgdood voor de Senaat. Ook vreest hij dat een wijziging van artikel 195 tot institutionele chaos zal leiden. Een eerste element van die chaos ziet hij nu reeds ontstaan door de onduidelijkheid over de draagwijdte van de wijziging van artikel 195. Hij vraagt zich af of de regering hieruit afleidt dat reeds in de volgende regeerperiode gebruik zal kunnen worden gemaakt van de nieuwe procedure. Spreker is van mening dat dat in tegenstrijd zou zijn met het wezen van ons constitutioneel stelsel. Daarenboven merkt hij op dat de rigiditeit van de herzieningsprocedure die sommigen inroepen, toch niet heeft geleid tot een overmatige constitutionele stabiliteit, als men het aantal grondwetsartikelen in ogenschouw neemt dat sinds 1970 is gewijzigd.

Voorzitter De Decker heeft ernstige bedenkingen bij de voorgenomen hervorming van de Senaat waarvoor zijns inziens geen doorslaggevende redenen bestaan. Overal ter wereld maakt het tweekamerstelsel opgang, maar in België zou het afgebouwd worden. Ook de wijziging van artikel 195 en de mogelijkheid van een beperking van de inbreng van het kiezerskorps in de grondwetswijziging lijkt hem onvoldoende gemotiveerd.

De minister van Ambtenarenzaken en van de Modernisering van de Openbare Besturen wijst tenslotte op de essentie van de procedure waarbij de herzienbaarverklaring geen richting aangeeft voor de wijziging in de volgende legislatuur. De politieke formaties kunnen standpunten innemen, maar het is de Constituante die gestalte geeft aan de hervorming.

Een aantal sprekers meent dat nu al van gedachten kan wordt gewisseld over de toekomstige hervorming om zo een eindoordeel te vormen over de opportuniteit van de herziening.

De heer Cheron sluit zich in wezen aan bij dat standpunt en kan zich verzoenen met het regeringsontwerp. Het echte debat zal in de volgende regeerperiode worden gevoerd.

Ten slotte maakt de heer Istasse meer voorbehoud bij de voorgestelde lijst. Hij heeft een aantal bezwaren met betrekking tot de hervorming van de Senaat. Bij de herziening van artikel 195 zal zijns inziens zeker rekening moeten worden gehouden met de belangen van de Franstaligen in ons land.

Tot daar het beknopte overzicht van de algemene bespreking in de commissie.