1999 - 2003

Vragen voor Minister van Mobiliteit en Vervoer, Isabelle Durant

23 December 1999

Mondelinge Vraag over de onderhandelingen over de ingebruikname van de IJzeren Rijn en de alternatieven die door Nederland worden voorgesteld

Vraag

De voorzitter. - Mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu antwoordt namens mevrouw Isabelle Durant, vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer.

De heer Ludwig Caluwé (CVP). - Het spijt mij dat vice-eerste minister Durant niet aanwezig is om mijn vraag te beantwoorden. Ik dring erop aan dat de leden van de regering ervoor zorgen dat zij vrij zijn op het ogenblik dat de parlementsleden mondelinge vragen stellen. Het vragenuurtje moet te allen prijze worden gerespecteerd. Het kan toch niet moeilijk zijn de donderdagnamiddag vrij te houden. Het is immers moeilijk een vraag te stellen aan een regeringslid dat niet verantwoordelijk is voor het dossier. Ik vertrouw er evenwel op dat minister Aelvoet mijn opmerkingen overbrengt aan haar collega.

Het gesprek dat vice-eerste minister Durant op 9 december 1999 met haar Nederlandse en Duitse collega's heeft gehad over de heringebruikname van het historisch tracé van de IJzeren Rijn heeft volgens de persberichten wel erg merkwaardige resultaten gehad. Zo zouden er hoe dan ook tot 2003 geen treinen kunnen rijden over het historisch tracé.

Om tegemoet te komen aan de Belgische wens zo snel mogelijk treinen te laten rijden, heeft de Nederlandse minister naar verluidt twee alternatieve routes voorgesteld voor vijftien goederentreinen per dag. Op die manier zou men de periode tot 2003 overbruggen. Het gaat om de Brabantroute, die van Antwerpen via Roosendaal en Eindhoven naar Venlo loopt, en om een deel van het historisch tracé. Volgens de laatste variant buigen de treinen vlak voor Roermond van dit tracé af naar Venlo en gaan ze niet door de Meinweg. België zou dan moeten meebetalen voor de verbetering van het spoor tussen Budel en Weert.

Is de vice-eerste minister van plan op dit voorstel voor een tijdelijke oplossing in te gaan? Welke van de twee varianten zal zij dan kiezen? Is de vice-eerste minister zich bewust van de overlast die de eerste variant tot gevolg kan hebben? Het traject Antwerpen-Roosendaal behoort tot de drukst bereden spoorlijnen van België. Dit is zeker het geval zolang de HST van dit spoortraject gebruik blijft maken. Maar ook na de ingebruikname van de eigen bedding voor de HST langs de E19, moet de lijn Roosendaal-Antwerpen integraal beschikbaar zijn voor personenvervoer in het raam van de uitbouw van een snel voorstedelijk vervoernet rond Antwerpen. De lijn Antwerpen-Roosendaal doorkruist bovendien verschillende dorpskernen. Een nog sterkere uitbouw van goederenvervoer op deze lijn moet dus worden vermeden. In dit verband had ik ook graag van de vice-eerste minister vernomen hoever het staat met de doortrekking van lijn 11 van Antwerpen naar Bergen op Zoom, mede gelet op de containerterminal die in Vlissingen zal uitgebouwd worden. Wordt deze aangelegenheid ook opgenomen in de onderhandelingen met Nederland, gelet op de studies die daarover ook in Nederland plaatsvinden, meer bepaald met betrekking tot het goederenvervoer tussen Antwerpen en Rotterdam?

Antwoord

Mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Bij de onderhandelingen over de IJzeren Rijn moet een onderscheid worden gemaakt tussen de korte termijn en de lange termijn.
De discussie spitst zich momenteel vooral toe op de korte termijn. België wil zo spoedig mogelijk over de mogelijkheid beschikken om 15 goederentreinen per dag over het historisch tracé te laten rijden. Daartoe zijn slechts relatief kleine technische werkzaamheden nodig, maar Nederland blijft vooralsnog op het standpunt dat ook voor de tijdelijke en beperkte heringebruikname een milieu-effectenrapport nodig is. Daardoor is de discussie ontstaan over de vraag of de eerste treinen binnen het jaar, dan wel ten vroegste binnen 2 jaar kunnen rijden. Hier is geen sprake van een variante, het gaat uitdrukkelijk over de bestaande spoorlijn. De kern van de discussie is hierbij niet zozeer technisch, maar wel juridisch.
Min of meer onafhankelijk daarvan zal een grensoverschrijdende studie worden gemaakt om na te gaan welk tracé op lange termijn het meest geschikt is om het spoorverkeer te verwerken. Met het oog op de keuze van het Nederlandse tracé werd de Nederlandse tracé-MER-procedure opgestart en werden een aantal varianten in een preselectie overwogen.

Enkele daarvan komen niet voor verdere studie in aanmerking, onder andere de tracés die lopen over Eindhoven of langs lijn 11. Enkel het historisch tracé, met twee lokale varianten, een over Roermond-Venlo en een over Weert-Eindhoven-Venlo, wordt verder bestudeerd. Allerlei aspecten worden daarbij onder de loep genomen zoals de vervoerswaarde, de ruimtelijke ordening, het milieu, de kosten, de veiligheid, de faseerbaarheid. In totaal zijn er dus 5 varianten, die grensoverschrijdend zullen worden bekeken. Verwacht wordt dat deze studie tot een politieke afspraak over het definitieve tracé zal leiden in het najaar van 2001.

De Nederlandse voorstellen om op korte termijn enkele treinen te laten rijden over twee alternatieve tracés hebben op het vlak van het vervoer veel nadelen: grote omwegen, zowel voor de Brabantroute als voor de optie via Venlo, wat uiteraard de transportkost niet ten goede komt en voor de klanten niet aantrekkelijk is.

In het geval van de doorgang via Venlo is er nog een bijkomende moeilijkheid, namelijk het kop maken, wat tijdsverlies en een verhoging van de kosten met zich mee brengt. Ook aan de Brabantroute zijn er nadelen verbonden. Ik denk aan hinder en een beperking van de vervoerscapaciteit op een reeds zeer drukke as, de lijn 12 Antwerpen-Essen.

In dit stadium zijn de Nederlandse autoriteiten van oordeel dat de reactivering van het historisch tracé niet mogelijk is vóór 2002, omdat het MER-rapport pas dan kan worden beëindigd.

De Belgische autoriteiten willen er meer vaart achter zetten. Hun prioriteit blijft de zo spoedig mogelijke heropening van het historisch tracé van de IJzeren Rijn.

De Duitse federale overheid heeft zich inmiddels achter België geschaard, wat een goede zaak is. Tijdens een bezoek van eerste minister Verhofstadt heeft kanselier Schröder verklaard dat Duitsland grote belangstelling toont voor de modernisering van de lijn. In het verlengde hiervan zal de Duitse federale minister van Verkeer bij een volgende trilaterale ministeriële ontmoeting in januari de vraag tot heropening en modernisering van de lijn steunen.

Over lijn 11 werden in het verleden in het kader van het HST-overleg afspraken gemaakt. Momenteel loopt in Nederland de procedure om tot een tracékeuze te komen. België heeft er steeds op aangedrongen om, naast de lijn 12, over een afzonderlijke goederenlijn te kunnen beschikken voor de noord-zuidrelatie tussen de havens van Antwerpen en Rotterdam, zodat de lijn 12 in de toekomst ten volle kan worden ontwikkeld voor het lokale en regionale reizigersverkeer. Het nut en de noodzaak van lijn 11 staat volledig los van de discussie over de IJzeren Rijn.

Repliek

De heer Ludwig Caluwé (CVP). - Vooral om de discussie over het tracé langs lijn 11 voort te zetten, zal ik in januari een vraag om uitleg stellen aan minister Durant.

Ik heb genoteerd dat het niet de bedoeling is nog meer goederenvervoer over lijn 12 te leiden. In de praktijk zou dat ook niet mogelijk zijn. Ik hoop dat de minister bij haar principieel standpunt zal blijven.

Ik zou minister Aelvoet dankbaar zijn mijn bezorgdheid mee delen niet alleen aan vice-premier Durant en aan haar partijgenoten in het zuiden van het land, maar vooral ook aan haar partijgenoten die ten noorden van Vlaanderen actief zijn. In Nederland namelijk voeren verschillende groen-linkse volksvertegenwoordigers vanuit milieuoverwegingen oppositie tegen de IJzeren Rijn. De realisatie van die spoorverbinding zou echter zeker een doorbraak betekenen voor het mobiliteitsprobleem. Ik las gisteren in de Volkskrant dat twee groene-linkse Europarlementsleden het voortouw nemen van het verzet. Ik hoop dat onze boodschap ook ginds haar weg vindt. Ik zie de heer Malcorps al jaknikken. Ik ben er dus van overtuigd dat het zal gebeuren.

Mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Ik zal de bijkomende vragen van de heer Caluwé aan mijn collega Durant bezorgen.