1999 - 2003

Vragen voor Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Charles Picqué

30 May 2000

Mondelinge Vraag over de nieuwe reglementering op de handel in vuurwerk en de blijvende gevaren die eruit voortspruiten

Vraag

De heer Ludwig Caluwé (CVP). - De voorganger van de minister van Economie heeft op 19 februari 2.000 een aantal besluiten laten publiceren teneinde de regelgeving met betrekking tot de handel in vuurwerk te verstrengen.

Het is geenszins mijn bedoeling om de opportuniteit van deze besluiten in twijfel te trekken, integendeel. De ramp in Enschede bewijst dat men niet voorzichtig genoeg kan zijn. Ik wil met deze vraag vooral de aandacht vragen voor een mogelijk gevaar dat in de reglementering schuilt.

De nieuwe reglementering maakt een onderscheid tussen feestvuurwerk en spektakelvuurwerk. Kort samengevat komt het hierop neer dat feestvuurwerk door kleinhandelaars aan particulieren ouder dan 16 jaar verkocht kan worden, het zwaardere en gevaarlijker spektakelvuurwerk niet. Dit kan enkel door groothandelaars verkocht worden en dan nog enkel aan personen die over een geldige vergunning beschikken. Dit lijkt mij een terechte reglementering.

De vraag is echter of het verbod om spektakelvuurwerk te verkopen aan wie niet over een vergunning beschikt, ook geldt voor particuliere klanten zonder verblijfplaats in België. Dit lijkt niet het geval te zijn, ook al is het bezit en vervoer van dergelijk spektakelvuurwerk ook in het land waar de betrokkene resideert, verboden voor particulieren zonder vergunning. Er wordt nu wel opgelegd om gedurende twee jaar de vrachtbrieven bij te houden, maar particulieren die het vervoer voor eigen rekening organiseren, dienen niet over een vrachtbrief te beschikken.

Is deze interpretatie van de reglementering juist en zo ja, ziet de minister dan geen mogelijkheid om de regelgeving voor vervoer naar het buitenland te verstrengen? Het lijkt mij immers dat door dit gat in de reglementering, het gevaarlijke spektakelvuurwerk toch in handen kan komen van mensen die onvoldoende weten hoe ze er mee moeten omgaan.

Antwoord

De heer Charles Picqué, minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek. - De wijzigingen die begin dit jaar tot stand kwamen, bepalen inderdaad dat in geval van verkoop van spektakelvuurwerk in het buitenland, de Belgische verkoper gedurende twee jaar een kopie van de vrachtbrief moet bewaren. Zo zijn we er zeker van dat het hier gaat over een verkoop aan een handelaar en niet over een verkoop aan een particulier. Verder kunnen we niet gaan. We kunnen niet eisen dat de handelaars over vergunningen beschikken die door hun controleoverheden werden afgeleverd, aangezien de nationale wetgevingen inzake springstoffen niet werden geharmoniseerd.

Wat de verkoop aan particulieren betreft, wordt geen enkel onderscheid meer gemaakt tussen Belgische ingezetenen en buitenlanders. In een arrest van mei 2000 oordeelt het hof van beroep van Antwerpen immers dat een verkoop aan een particulier die een verblijfplaats heeft in het buitenland, niet kan worden beschouwd als een verzending naar het buitenland. Daarom geldt voor alle particulieren, waar ze ook wonen, dezelfde reglementering. De dienst Springstoffen heeft een omzendbrief in die zin opgesteld.

Inzake spektakelvuurwerk hebben we de garantie dat dit niet aan particulieren, maar uitsluitend aan handelaars wordt verkocht. Indien die in België gevestigd zijn, moeten zij bovendien houder zijn van een vergunning, conform onze wetgeving.

Repliek

De heer Ludwig Caluwé (CVP). - Als ik het goed begrijp, sluit de minister de verkoop van spektakelvuurwerk aan particulieren uit en speelt het daarbij geen rol of het hier gaat over Belgen of over ingezetenen van een ander land. De handelaars mogen enkel spektakelvuurwerk verkopen aan handelaars en zijn verplicht daarbij een vrachtbrief op te maken.

De heer Charles Picqué, minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek. - Inderdaad.