2004 - 2009

Vragen voor Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, Fientje Moerman

22 February 2006

Vraag om uitleg over de ontwikkelingen rond het Flanders Fashion Institute en de positie van Antwerpen als modestad

Vraag

ACTUELE VRAAG van de heer Ludwig Caluwé tot mevrouw Fientje Moerman, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over de financiële situatie van het Flanders Fashion Institute
ACTUELE VRAAG van de heer Marc van den Abeelen tot mevrouw Fientje Moerman, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over de financiële situatie van het Flanders Fashion Institute
ACTUELE VRAAG van de heer Dany Vandenbossche tot mevrouw Fientje Moerman, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over de financiële situatie van het Flanders Fashion Institute

De heer Ludwig Caluwé: Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, dames en heren, ‘Vision’, het meest gelezen lifestylemagazine in het Chinese taalgebied, wijdt momenteel een reportage aan de Vlaamse mode. Vorige week heeft Tim Van Steenbergen, een nieuwe jonge ontwerper, zijn collectie gepresenteerd in Hangar 29 in Antwerpen. Dat zijn twee feiten om aan te geven dat de Vlaamse mode het goed doet.

In de voorbije 20 jaar is uit de creativiteit van een aantal jonge mensen een begrip gegroeid en mede dankzij de steun van het Textielplan, is mode langzamerhand geassocieerd met Vlaanderen en Antwerpen. Dat is ook geconsacreerd in de loop van de jaren negentig in de ModeNatie, gebouwd en ter beschikking gesteld door de stad Antwerpen in de oude kledingbuurt ten zuiden van de Groenplaats. Daarin bevindt zich het Modemuseum, de Modeacademie en Flanders Fashion Institute. Het geheel heeft deze buurt ook nieuw leven ingeblazen.

De Modeacademie levert nog altijd goede, jonge en creatieve ontwerpers af. Het Modemuseum doet het relatief goed, ook al kan het een nieuwe impuls gebruiken. Met betrekking tot het Flanders Fashion Institute zijn er een aantal problemen die in de eerste plaats voortkomen uit het feit dat de voornaamste sponsor is weggevallen. Ik spreek me niet uit over andere dingen die in de pers te lezen zijn, omdat ik daar niet over ben geïnformeerd.

Terecht stelt de minister dat de relatief bescheiden bijdrage van iets meer dan 100.000 euro van de Vlaamse Regering maar kan blijven verstrekt worden als er verder prestaties worden geleverd. Elke euro gemeenschapsgeld is belangrijk. De minister heeft gelijk als ze stelt dat er duidelijke doelstellingen en een nieuwe zakelijke leider moeten komen. Die laatste moet er ook voor zorgen dat de privé-sector mee financiert.

Ik vind het evenwel ook belangrijk dat het Flanders Fashion Institute kan blijven bestaan. Het instituut heeft belangrijke taken. Zo blijkt uit de studie van McKinsey dat het Flanders Fashion Institute een rol kan blijven vervullen in het begeleiden van jo nge ontwerpers, ook op zakelijk vlak. Dat laatste is niet onbelangrijk: afgelopen week nog is een jonge ontwerper failliet gegaan. Het instituut moet ook zorgen voor de internationale promotie, om zo de positie die de Vlaamse mode de afgelopen twintig jaar op internationaal niveau heeft verworven, te consolideren.

Is de minister bereid om de nieuwe zakelijke leider die er zeker moet komen, voldoende tijd en ruimte te geven om de doelstellingen te realiseren? Is ze van plan om met de stad en de provincie contact op te nemen om samen te onderzoeken hoe dit instituut verder kan worden uigebouwd?

De heer Marc van den Abeelen: Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, geachte collega’s, zoals de heer Caluwé wil ik het even hebben over de mediaberichten en de geruchten over de problemen bij het Flanders Fashion Institute. Zelfs een minister van Staat gooit zich in het debat en stuurt open brieven rond. Het wordt tijd dat er, rekening houdend met het verslag van de inspectie van Financiën, orde op zaken wordt gesteld.

Het Flanders Fashion Institute vervult een zeer belangrijke rol. Het instituut zorgt voor de internationale uitstraling van onze ontwerpers. Ze zouden nooit de uitstraling hebben gekregen die ze nu hebben zonder de steun van het instituut. Misschien moet de rol van het Flanders Fashion Institute wat worden herbekeken. In dat verband heeft de minister een aantal voorwaarden gesteld. Zal de regering het voortbestaan van het instituut ondersteunen? Zal de regering daarvoor partners zoeken, of moet het instituut dat zelf doen? En welke ondersteunende maatregelen wil de regering samen met de stad of de provincie nemen?

De heer Dany Vandenbossche : Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, geachte collega’s, het staat buiten kijf dat Antwerpen dé modestad is. De problemen van het Flanders Fashion Institute worden niet altijd goed begrepen. Zowel het Modemuseum als de opleiding aan de academie worden niet getroffen door de ontwikkelingen in het Flanders Fashion Institute.

Een tweede zaak is dat ik het Flanders Fashion Institute als dusdanig een onwaarschijnlijk goede spinoff vind van wat zich in de arts and crafts, en in dit geval in de mode, afspeelt. Er is namelijk ook een economische spin-off, en dat is toch een beetje de bedoeling van het Flanders Fashion Institute, onder meer via het promoten van ontwerpers in het buitenland. Dat is de opdracht van het Flanders Fashion Institute.

Als ik de verslagen in de pers lees, dan kan ik eigenlijk niet anders dan mij scharen achter wat de minister in deze zaak heeft beslist en gedaan. Er wordt namelijk vastgesteld dat er een financieel probleem is binnen dat Flanders Fashion Institute, een financieel probleem dat zou zijn veroorzaakt – ik spreek me daar niet over uit, ik lees alleen maar wat in de pers verschijnt – door een mismanagement in het instituut. De Vlaamse Gemeenschap heeft het instituut een subsidie toegekend, maar heeft bij de toekenning van een tweede schijf geaarzeld omdat er negatieve rapporten waren van de inspectie van Financiën over de subsidiëring van het instituut. Dat zijn de feiten.

Er bestaan volgens mij geen taboes. Als er inderdaad een financieel mismanagement is, en er zijn inderdaad opmerkingen van de inspectie van Financiën, maar ook van de administratie, dan is het een terechte beslissing van de minister om bij de toekenning van die tweede schijf voorwaarden op te leggen. Die voorwaarden zijn u welbekend, want ze werden de voorbije dagen breed uitgesmeerd in de pers.

Mijn vraag aan de minister is niet zozeer of ze nu nog meer geld zal investeren in dat Flanders Fashion Institute. Als ik goed ben ingelicht, komen de middelen voor dat instituut namelijk voor een vierde van de overheid en voor drie vierde van de privé-sector. Dat lijkt me een redelijke verhouding te zijn, om de eenvoudige reden dat de opdracht van het Flanders Fashion Institute niet de opdracht is van een museum, noch de opdracht van een academie.

Ik lees vandaag allerlei dingen in de pers: er is een verklaring van de heer Hugo Schiltz en van mevrouw Demeester. Ik had graag geweten wat de raad van bestuur van het Flanders Fashion Institute nu juist heeft beslist, en of hij zich inderdaad aanpast aan wat als voorwaarde is opgelegd. Zal worden overgegaan tot de aanstelling van een manager? Dat lijkt me immers een zeer goede voorwaarde te zijn, in het licht van de evolutie van de financiële toestand van het betrokken instituut.

Minister Fientje Moerman: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik denk dat er twee zaken zijn die we hier duidelijk uit elkaar moeten houden. Het eerste is het belang, en de vraag daarnaar, dat we als overheid hechten aan de Vlaamse mode en de rol van Antwerpen daarin. Het tweede is het concrete subsidiedossier van het Flanders Fashion Institute.

Het Flanders Fashion Institute is een vzw, een privé-vzw die tot voor kort haar middelen voor ongeveer 25 percent haalde uit overheidssubsidiëring en voor ongeveer 75 percent uit privé-sponsors. Dat geld van de overheid, ongeveer 111.000 euro voor het lopende dossier, gaat – op een klein bedrag voor een prijs van een laatstejaars aan de modeacademie na – integraal naar de betaling van de personeelskosten van het Flanders Fashion Institute en dekte ongeveer 75 percent van die personeelskosten.

Mijnheer Caluwé, u hebt het in uw vraag gehad over het tamelijk geringe bedrag dat de overheid toekent. Ik zal een en ander even in een historische context plaatsen.

In de voorbije 8 jaar heeft de overheid vanuit Economie in het totaal afgerond 2,3 miljoen euro uitbetaald, waarvan 1,176 miljoen euro aan het FFI. Ook ModeNatie kreeg geld. Er is dus heel wat geld in geïnvesteerd gedurende de voorbije 8 jaar.

Het huidige subsidiedossier loopt van 10 juni 2005 tot 10 juni 2006. De uitbetaling van de subsidies is, zoals steeds, gekoppeld aan een aantal voorwaarden. Het gaat immers over geld van de belastingbetaler en dus moeten we nagaan of datgene waarvoor we subsidies geven, ook echt gebeurt.

De eerste schijf van ongeveer 27.000 euro werd uitbetaald op 4 augustus 2005. Begin oktober 2005 heeft het FFI gevraagd om de tweede schijf uit te betalen. Dat dossier was echter niet volledig. Pas op 30 november 2005 werd er een volledig dossier ingediend. Na onderzoek bleek dat het enkele lacunes bevatte, waardoor het nodig was om bijkomend advies te vragen aan de inspectie van Financiën. Dat advies was tamelijk negatief. Op basis van dat advies heeft mijn administratie op 20 januari 2006 geadviseerd die tweede schijf niet uit te betalen.

Wegens de gevoeligheid van het dossier en het belang van de Antwerpse mode voor Vlaanderen, is er op 9 februari 2006 een ontmoeting geweest tussen mijn medewerkers en een vertegenwoordigster van het FFI. Daarna heb ik beslist om de tweede schijf wel uit te betalen. Die had betrekking op de periode toen de privé-sponsor nog aan boord was. Op het einde van 2005 heeft die sponsor zijn contract niet verlengd.

Ik heb ook beslist om de uitbetaling in het lopende subsidiedossier van de derde en de vierde schijf aan voorwaarden te koppelen. Een van die voorwaarden is dat het FFI op zoek gaat naar een nieuwe privésponsor. Bovendien moet het een externe studie laten uitvoeren over de economische meerwaarde van de Vlaamse mode. Dat moest het FFI sowieso laten doen tijdens het lopende subsidieproject. Ik heb nu gevraagd om daar eindelijk werk van te maken.

Wanneer we subsidiëren met belastingsgeld, moeten we nauwlettend toezien op wat daarmee gebeurt. Ik denk dat overheid in dit dossier tot het uiterste is gegaan, gezien de specifieke aard van het dossier. We hebben bovendien de geldkraan niet dichtgedraaid. De tweede schijf zal worden uitbetaald, maar in het vervolg zal aan voorwaarden moeten worden voldaan. Het laten uitvoeren van die studie over de economische meerwaarde van de Vlaamse mode is een van die voorwaarden. Op zoek gaan naar een nieuwe privé-partner is een andere voorwaarde.

De heer Ludwig Caluwé : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb het belang willen benadrukken van de mode en alles wat ermee te maken heeft. Ik denk dat u terecht laat nagaan wat het belang van de modesector voor Vlaanderen is.

Ik hoop dat het FFI kan blijven bestaan. Aan de voorwaarden die u hebt opgelegd, moet uiteraard worden voldaan.

De heer Marc van den Abeelen: Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik wil evenwel aandringen op het zoeken van privésponsors. Dit zou een probleem kunnen vormen. Indien de overheid het initiatief blijft steunen, ben ik ervan overtuigd dat het mogelijk is privésponsors te vinden.

De heer Dany Vandenbossche : Het Flanders Fashion Institute is een spin-off van een cultureel initiatief. Mijn voornaamste zorg is dat het instituut kan blijven voortbestaan. Het antwoord van de minister stelt me tevreden. De heer van den Abeelen heeft naar het aantrekken van sponsors verwezen. Dat lijkt me een taak van het Flanders Fashion Institute en niet van de minister. Ik hoop dat het instituut hiermee bezig is. Het probleem is ontstaan door het afhaken van een sponsor voor 2006. Het is in eerste instantie de opdracht van het instituut om een nieuwe privésponsor te zoeken. Gezien het economische belang van de modesector in Vlaanderen en zeker in Antwerpen zijn dergelijke sponsors heus wel te vinden.