2004 - 2009

18 December 2006

Tussenkomst in het plenair debat naar aanleiding van de goedkeuring van de Vlaamse Begroting voor het jaar 2007

Mevrouw de Voorzitter,
Leden van de Regering,
Waarde collega's,

We bespreken vandaag de begroting 2007 en het ermee verbonden programmadecreet.

Het is soms moeilijk om bescheiden te blijven. Ik vermoed dat dit vandaag zeker zo is voor de Vlaamse minister van financiën en begroting:
-er is in 2006 een ruim overschot en er zal in 2007 een overschot zijn
-de schuld smelt weg
-Vlaanderen krijgt de hoogste kredietrating
-de facturen worden op tijd betaald
-er zijn geen éénmalige kunstgrepen
-er is geen geforceerde onderbenutting, wel integendeel in 2006
-er is een ingebouwd stootkussen door de conjunctuurprovisie
-en als er 3 % economische groei zal zijn in 2006, dan zullen er nog meer middelen worden doorgestort, dan thans voorzien.

Als er dan al problemen zijn met de Vlaamse overheidsfinanciën, dan zijn het" the problems of plenty". Kan het feest blijven duren? De uitgavengroei is aan de hoge kant in 2006-2007. Dat is niet oneindig voor herhaling vatbaar. En om geen al te slechte manieren gewoon te worden, wordt een deel van de aangroei van middelen gereserveerd in een Toekomstfonds. Het was waarschijnlijk beter geweest om een toekomstnorm onder de gedaante van een uitgavennorm te hebben gehanteerd. Maar dat is niet de bekommernis van de oppositie… volgens hen geven we niet te veel uit, maar te weinig…

Van waar komt die gelukzalige situatie? De reden is vooral te vinden in de onverwacht forse groei van de ontvangsten uit gewestbelastingen als gevolg van de vastgoedboom. In 2006 stegen die met 9%. In 2007 wordt een stijging van 7% verwacht.

De reden is niet, zoals wel eens wordt gezegd door wie uitvluchten zoekt voor het belabberde federale begrotingsbeleid, de overfinanciering van gewesten en gemeenschappen, waarbij dan meteen ook het Lambermontakkoord in een adem genoemd wordt. Dit akkoord bestond er vooral uit om snel en niet zo efficiënt toe te geven aan de Franstaligen. Het Lambermontakkoord heeft veel te snel voor weinig bevoegdheden de strop rond de hals van de Franstaligen weggehaald, maar heeft ze daarom nog niet onmiddellijk rond de hals van de federale overheid gelegd.

Zeggen dat de federale inkomsten maar een geringe stijging vertonen, door te rijkelijke doorstortingen aan de gewesten & gemeenschappen, is de waarheid geweld aan doen. Buiten de gewestbelastingen waarvoor we zelf verantwoordelijkheid dragen maar die slechts 20% van onze inkomsten uitmaken, stijgen de doorstortingen van de federale overheid maximaal met de economische groei en voor een deel zelfs slechts met de inflatie. Die toenames doen zich federaal net zo goed voor. Daarbij komt nog dat de federale overheid beschikt over een grote uitgavencategorie, de rentelasten, die bijna vanzelf afneemt sinds de sneeuwbal in de omgekeerde richting rolt. Neen, als de federale regering in financiële nood zit, dan is dat in de eerste plaats te wijten aan slecht beleid, uitgeven wat men niet ontvangt en niet ontvangen wat men uitgeeft, leidt tot het kunst- en vliegwerk dat we dagelijks meemaken. Overheidsgebouwen verkopen en aan 9% van de verkoopwaarde terughuren, facturen in de schuif houden zodat bedrijven overkop gaan, subsidies uitgesteld uitbetalen zodat verenigingen zelf dure overbruggingsleningen moeten aangaan. Dat is allemaal niet de schuld van de zogezegd te ruim gefinancierde gewesten en gemeenschappen. Neen, niet wij, maar de federale regering leeft boven zijn stand.

Dit wil niet zeggen dat als binnenkort, na de zoveelste moeder van alle verkiezingen, de communautaire onderhandelingen zullen worden gevoerd, het financieel plaatje van de Belgische unie op lange termijn niet in beeld moet komen. Maar, wij gaan als Vlaanderen geen geld terugstorten. De deelstaten gaan niet opdraaien voor het onzorgvuldige beleid van een andere overheid.
Wat wel kan is dat samen gekeken wordt naar de uitdagingen voor de toekomst. De budgettaire lasten van de vergrijzing bestaan voornamelijk uit pensioenen en gezondheidszorgen. Die worden nu bijna alleen door de federale overheid en de federale sociale zekerheid gedragen. Ondanks de dalende rentelasten is die uitdaging ongetwijfeld te groot voor de federale overheid. Ook daarom blijft een overdracht van de gezondheidszorgen naar de deelstaten zich opdringen. De transfers via de uitgaven mogen dan beperkter zijn geworden in de gezondheidszorgen. Het blijft zo dat er in het noorden en het zuiden een verschillende gezondheidszorgstructuur en cultuur bestaat. De vergrijzing mag de toegankelijkheid en de kwaliteit van onze gezondheidszorgen niet aantasten. Toch moeten ze ook betaalbaar blijven. Willen we de vergrijzing aankunnen, mag het stijgingsritme van de gezondheidsuitgaven in de komende 20 jaar jaarlijks reëel maar 2,5 à 3% bedragen, terwijl het de voorbije jaren meer dan 4% bedroeg. Dit zullen we maar efficiënt en met behoud van kwaliteit kunnen wanneer er voor die verschillende structuur en cultuur een aangepast beleid kan gevoerd worden.

De voornaamste voorwaarde om de vergrijzing aan te kunnen en in de toekomst welvaartsvaste pensioenen en kwalitatieve gezondheidszorgen te kunnen blijven bieden, is en blijft echter de toename van het aantal actieven. Idealiter zouden we in 2010, als de babyboom volop met pensioen begint te gaan, een werkzaamheidgraad van 70% moeten bereiken. In Vlaanderen zijn we er met 65% nog wel niet, maar we stijgen gestaag en ook al hebben drama's als dit van Volkswagen Vorst ook hun gevolgen in Vlaanderen, toch is het hoopvol dat de werkloosheid in Vlaanderen in november 14% lager lag dan vorig jaar en nu zelfs onder de kaap van 200.000 is gezakt. Diezelfde heuglijke cijfers zien we in Wallonië en Brussel echter niet. Met een werkzaamheidgraad van 55% zit men daar mijlenver van wat nodig is om de vergrijzing aan te kunnen. Dit is natuurlijk de hypotheek op het Belgisch samenleven. Een solidariteitssysteem kan maar blijven voortbestaan als iedereen er naar vermogen toe bijdraagt. Om de arbeidsmarkt in het zuiden op te krikken hebben we in een Belgische context nu ongeveer alles geprobeerd. Ook de sluitende aanpak leidt echter tot merkwaardige verschillen. 63% van de geschorsten is Vlaams, terwijl slechts 37% van de uitkeringsgerechtigden in Vlaanderen woont. Pas op, wij hebben geen sadistisch genoegen in die schorsingen. Het blijft een uiting van onmacht. De sluitende aanpak is er niet om te schorsen maar om mensen een traject aan te bieden waarin elke langdurig werkloze een opleiding kan volgen die hem uiteindelijk bij een job brengt. En ongetwijfeld moeten we met de waardering voor de opleidingen, ook als overheid wel wat meer doen. Hoe kunnen we van werkgevers verlangen dat ze de VDAB-opleidingen en attesten voor verworven competenties aanzien als in bepaalde mate vervangend voor diplomavereisten, als we dat als overheid zelf niet doen. Ofwel zijn die attesten en opleidingen kwalitatief in orde en dan moeten we ze ook in ons eigen wervingsbeleid waarderen, ofwel zijn ze dat niet en moeten we ze aanpassen, want dan zijn ze slechts bezigheidstherapie en begrijp ik dat ze werklozen finaal ook ontmoedigen. Jan Laurys zal er straks op terug komen. Toch mogen we zeggen dat die sluitende aanpak blijkbaar een middel is dat op de Vlaamse arbeidsmarkt als instrument kan werken, maar het in Wallonië en Brussel niet doet. Het sterkt ons nog meer de overtuiging dat het enige middel dat nog kan werken het volledig verantwoordelijk maken van de deelstaten voor hun eigen werkgelegenheidsbeleid.

Ik wil nog even terugkomen op Volkswagen Vorst. Nog niet zo lang geleden was er hier een gedachtewisseling over. Zoals zo dikwijls vonden waarnemers dat de politiek zijn machteloosheid aantoonde. Als we onze aandacht daar niet aan hadden geschonken, dan verweten diezelfde waarnemers ons, dat we niet bezig zijn met de problemen van de mensen en een gebrek aan meevoelen ten toon spreiden. Politiek is een hondenstiel, maar we gaan niet klagen.

Als een dijk breekt, dan krijgt dat veel belangstelling. Hulpdiensten die te laat aanrukken, zijn kop van jut, terwijl redders die ultiem mensen uit het water halen, worden ingehaald als helden. Dat is uiteraard heel verdienstelijk, maar eigenlijk zitten daar de echte helden niet. De echte helden hebben de dijken stevig genoeg gebouwd, of hebben, waar het niet anders kan, de mensen tijdig doen verhuizen naar een andere woonst, of beter nog, hebben ervoor gezorgd dat er geen zware stormen zijn. De echte macht van de politiek is er voor de dijken breken: in het vooruitzien, de planning en uitvoering van de werken. Goed bestuur is machtig, maar ook relatief onzichtbaar. Die helden komen maar zelden in de belangstelling.

Ik overdrijf niet als ik zeg dat deze Vlaamse Regering bestaat uit dijkenbouwers en stormvermijders. Dat zien we ook aan deze begroting. We investeren in infrastructuur, in onderwijs, in de innovatie van onze economie, in welzijn, wonen en leefmilieu. Al bij al plant de regering voor meer dan 7,3 miljard aan investeringen. 2,6 miljard rechtstreeks via de begroting en 4,7 miljard via alternatieve investeringen.

Soms moet men dit werk echter ook zelf zichtbaar maken. Dat is wat bijvoorbeeld gebeurt met "Vlaanderen in actie". De Vlaamse Regering voert nu al twee en een half jaar een goed beleid vertrekkend vanuit een visie. Die visie luidt als volgt: Vlaanderen doet het goed, maar we mogen het niet als vanzelfsprekend beschouwen dat dit zo blijft. Vlaanderen doet het goed dankzij zijn grote productiviteit en zijn ligging. Maar hard en efficiënt werken zal niet volstaan om die positie te behouden. Alle sectoren van de samenleving zullen innovatiever moeten worden. Ze zullen zich sneller moeten aanpassen aan de evoluerende wereld. Er is een soort kwantumsprong noodzakelijk. Tegelijk moet erop worden toegezien dat iedereen mee is. Een regering kan dit allemaal niet alleen. Via deze actie probeert de Vlaamse Regering de captains of society bij haar beleid te betrekken om er samen vorm aan te geven. Het belang van de samenkomst komende donderdag kan dan ook niet onderschat worden.

Met deze regeringsstijl niet hoogdravend, maar toch met visie vooruitziend, samenwerkend met de samenleving, niet alleen plannen makend maar ze ook uitvoerend, voelen we ons als Christendemocraten goed. We herkennen echter ook belangrijke christendemocratische aandachtspunten in de inhoud van het beleid en meer bepaald in deze begroting.

De belasting op verdriet verdwijnt. Voor de langstlevende partner zullen er geen successierechten op de gezinswoning meer geheven worden. Er wordt eindelijk opnieuw extra geïnvesteerd in wonen. Het is absoluut noodzakelijk. De grond- en huisprijzen zijn de jongste jaren de pan uit gerezen. Het is alsmaar moeilijker voor een jong gezin om een betaalbare woning te vinden. Na een periode met vijf ministers van huisvesting op vijf jaar tijd, zien we dat deze regering nu eindelijk terug investeert in huisvesting. 50 miljoen Euro voor een renovatiepremie voor de eerste gezinswoning, 20 miljoen Euro voor huursubsidies en installatiepremies, 18 miljoen Euro voor de omgevingswerken bij sociale woningen. Daarbovenop de verhoging van het abattement voor de eerste woning in de registratierechten.

Aan de werkloosheidsval wordt gewerkt via de belastingsvermindering voor de werkenden met lage inkomens. Onze partners in het beleid, de lokale besturen worden gewaardeerd door de stijging van de diverse fondsen met 3,5%. We zullen erover waken dat die extra middelen door de federale overheid niet afgeroomd worden. We zien 900 extra plaatsen in de gehandicaptenzorg, bijkomende PAB's, investeringen in de kinderopvang, extra middelen voor het jeugddelinquentiebeleid. Nadat er vorig jaar een CAO afgesloten werd voor de zorg, is er nu ook één voor het onderwijs. De kredieten voor studiebeurzen gaan omhoog.

Kortom,

Als Christendemocraten zullen we deze begroting dan ook met overtuiging goedkeuren. Onze fractie heeft ambitie voor Vlaanderen en we kunnen ons dan volledig vinden in de gemaakte beleidskeuzes.