2004 - 2009

Vragen voor Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, Marino Keulen

21 June 2005

Schriftelijke vraag over de verdeling van de middelen van het Gemeentefonds

Vraag

Met het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds werd de werking van dit fonds grondig vernieuwd. Aldus werden het Gemeentefonds, het Investeringsfonds en (een gedeelte van) het SIF in een enkel fonds geïntegreerd. Ook werden de verdelingscriteria aangepast.

Artikel 10 van voornoemd decreet voert ook een waarborgregeling in. Deze komt er op neer dat een gemeente ten gevolge van de toepassing van dit decreet niet minder mag ontvangen dan de som van haar aandeel in het Gemeentefonds 2002, het trekkingsrecht uit het Investeringsfonds 2002 en het voor 2002 gewaarborgde aandeel uit het sociaal impulsfonds. Dergelijke waarborgregeling is zeker niet onbelangrijk (en werd overigens ook toegepast in het Gemeentefonds van 1991). Het zou immers niet aanvaardbaar zijn geweest dat bepaalde gemeenten minder zouden ontvangen hebben.

Dergelijke regeling heeft evenwel ook zijn nadelen. Een feit waarop tijdens de parlementaire bespreking van bovengenoemd decreet, alsook door de VVSG, op gewezen werd. Immers, het ontvangen van een gelijk nominaal bedrag mag dan wel betekenen dat men er in absolute cijfers niet op achteruit gaat, maar het betekent wel een reële achteruitgang. Stilstaan is immers achteruitgaan. Ook de nieuwe verdelingscriteria blijven vragen oproepen. Daartoe kan onder meer verwezen worden naar het gebruik van het aantal inwoners van sociale huurappartementen (en niet van sociale woningen) en het aantal leerlingen dat onderwijs volgt op het grondgebied van de gemeente (waarbij het gaat om de leerlingen en studenten die secundair en hoger onderwijs volgen en waarbij het aantal leerlingen in het gemeentelijk onderwijs niet meetelt).
Discussies over verdelingscriteria zijn vanzelfsprekend zeer delicaat en brengen altijd heel wat voor- en tegenargumenten naar boven. De minister heeft evenwel bij de bespreking van de beleidsnota "Binnenlands Bestuur 2004-2009" zelf gesteld dat de criteria van het Gemeentefonds "sowieso zullen worden herbekeken".

1. Heeft de minister reeds de aanzet gegeven tot het herbekijken van de verdelingscriteria van het Gemeentefonds? Van welke krachtlijnen gaat hij daarbij uit? Kan de minister verduidelijken binnen welke tijdsspanne deze criteria zullen herbekeken worden?

2. Kan de minister aangeven hoe het aantal gemeenten dat onder de zogenaamde waarborgregeling valt sedert de inwerkingtreding van het Gemeentefonds is geëvolueerd?

3. Kan de minister zich terugvinden in de idee dat die gemeenten die een te lange periode (bepaalde gemeenten dreigen tot het jaar 2015 onder deze regeling te vallen) onder de waarborgregeling vallen de facto financieel achteruit gaan?

Ziet de minister mogelijkheden om aan dergelijke toestand te verhelpen?


Antwoord

1. Op 1 januari 2003 trad het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds in werking. De nieuwe verdelingsregeling was dus voor het eerst van toepassing op de verdeling van de dotatie voor 2003.

Bij het uittekenen van het nieuwe decreet inzake het Vlaams Gemeentefonds bestond een grote moeilijkheid erin een adequate set van verdelingsmaatstaven samen te stellen.

De administratie Binnenlandse Aangelegenheden heeft, in samenwerking met het Instituut voor de Overheid, buitenlandse 'gemeentefondsen' en vergelijkbare systemen bestudeerd. Uit die studie bleek dat het aanbod van maatstaven en criteria bijzonder groot is. Toch weken vele van die maatstaven zeer sterk af van onze politieke cultuur of botsten zij dikwijls met onze politieke en administratieve organisatie.

Bovendien moesten de verdelingsmaatstaven aan een aantal vereisten voldoen. Zo moeten de gegevens beschikbaar en bruikbaar zijn, op geregelde tijden kunnen worden geactualiseerd en door een objectieve, externe bron kunnen worden aangeleverd (dus niet voor de gemeente zelf). Daarnaast mogen geen dubbeltellingen ontstaan en mogen de maatstaven elkaar niet neutraliseren.

Tot slot moesten de maatstaven ook bijdragen tot de realisatie van de beleidsdoelstellingen uit het toenmalige regeerakkoord. Die waren onder meer: meer aandacht voor het eigen belastingvermogen en dus voor de fiscale solidariteit tussen de gemeenten, de opwaardering van de centrumfuncties, de verhoging van de bestuurskracht van de kleinere gemeenten, meer aandacht voor de open ruimten en landelijkheid.

Uiteindelijk bleek de keuze aan maatstaven eerder beperkt te zijn en mondde zij uit in de set van maatstaven zoals bepaald in artikel 6 van het decreet van 5 juli 2005.

Ik meen echter dat het decreet te recent is om nu al tot een grootscheepse hervorming over te gaan. Als we rekening houden met de uitloopregeling via het zogenaamde waarborggedeelte, is het effect van de nieuwe criteria nog niet voor 100% in uitvoering. Bij de evaluatie zal rekening worden gehouden met de signalen die me bereiken over de grote schommelingen van jaar op jaar die zich voor bepaalde gemeenten kunnen voordoen.

Vanzelfsprekend zullen er steeds gemeenten zijn die zich misdeeld voelen door de keuze van de criteria. Het wijzigen van één of meerdere van de criteria impliceert echter opnieuw een heropening van het geheel van de verdelingsregeling, met opnieuw grote verschuivingen van middelen tussen de gemeenten tot gevolg. Dat moet zeker vermeden worden.

2. In 2003 en 2004 werd de waarborgregeling toegepast op 114 van de 308 Vlaamse gemeenten. Voor 2005, 2006, 2007, 2008 en 2009 wordt het aantal gemeenten dat onder de waarborgregeling zou vallen, geraamd op respectievelijk 69, 53, 41, 36 en 20.

3. De nieuwe verdelingsregeling heeft vanzelfsprekend geleid tot een verschuiving van de aandelen tussen verschillende gemeenten en is uiteraard niet even gunstig voor alle gemeenten. Daarom precies werd in het Gemeentefonds een ruime overgangsregeling ingebouwd. Het waarborgmechanisme zorgt ervoor dat geen enkele gemeente minder krijgt dan de som van haar aandelen in de oude fondsen voor 2002: het Gemeentefonds, het Investeringsfonds, en het waarborggedeelte van het Sociaal Impulsfonds. Die waarborg blijft ook de volgende jaren behouden. De doorgroei in het nieuwe stelsel gebeurt dus geleidelijk.

Het Gemeentefonds heeft echter niet de bedoeling te zorgen voor gezonde financiën in elk van de gemeenten. Het hoofddoel van het Gemeentefonds is te zorgen voor een voldoende bestuurskracht in alle gemeenten, door een herverdeling van middelen ten voordele van onvermogende gemeenten en het opzetten van een solidariteitsmechanisme tussen de gemeenten. Omdat de Vlaamse Regering haar middelen met een maximale efficiëntie wenst in te zetten, komen gemeenten die de mogelijkheid hebben op een gemakkelijkere manier zelf middelen te verwerven in mindere mate in aanmerking voor overheidssubsidies. Dat zijn die gemeenten die onder het huidige verdelingsstelsel genieten van het waarborgstatuut.

Een indexatie van de waarborg is evenmin wenselijk: hoe hoger namelijk het gewaarborgde bedrag, hoe minder middelen beschikbaar zijn voor herverdeling en hoe langer het duurt voor het nieuwe verdelingssysteem in volle werking treedt.