1999 - 2004

27 April 2000

Interpellatie Tot de Minister-president en minister van Financiën, Begroting, Buitenlands beleid en Europese aangelegenheden over de federale recuperatiepogingen op Vlaamse bevoegdheidsdomeinen

De voorzitter: Aan de orde is de interpellatie van de heer Caluwé tot de heer Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden, over de federale recuperatiepogingen op Vlaamse bevoegdheidsdomeinen.

De heer Caluwé heeft het woord.

De heer Ludwig Caluwé: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte collega's, ruim een maand geleden heb ik bij een vraag van de heer Bex spontaan een opsomming gegeven van recuperaties van bevoegdheden door de federale regering in de afgelopen periode. Ik heb toen gezegd dat ik u hierover formeel zou ondervragen. Vijf weken na het indienen van mijn verzoek, kan dit ook effectief gebeuren. Ik heb dezelfde vraag ook gesteld aan de federale premier. Ik heb daar reeds op 30 maart een antwoord op gekregen. Het Vlaams Parlement zou op een aantal vlakken toch sneller kunnen werken.

Mijnheer de minister-president, de afgelopen weken is er heel wat gebeurd. Ondanks uw pogingen om een andere indruk te wekken, wordt mijn stelling alleen maar bevestigd. De voorbeelden die ik zal geven, tonen dit aan.

Zo benoemde de federale regering bij haar aantreden een regeringscommissaris voor het Grootstedelijk Beleid, de heer Picqué. Hij kreeg als opdracht een fonds voor grote steden als Antwerpen, Brussel en Gent te beheren. Volgens artikel 6 van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen is stadsvernieuwing en het grootstedenbeleid nochtans een Vlaamse, Waalse of Brusselse bevoegdheid. Welke ruimte blijft er nog over voor de kersvers bevoegde minister om op dit punt een beleid te voeren? De problemen worden nog versterkt door het vertrek van de heer Di Rupo als Waals minister-president, en de overgang van de heer Demotte van federaal naar Waals minister. De heer Picqué is nu minister in de federale regering en uitdrukkelijk bevoegd voor deze materie.

De federale wetgever heeft de nationaliteitswetgeving versoepeld. De inburgering, die de gemeenschappen als voorwaarde konden stellen, is daarbij verdwenen. De aanmoediging om een inburgeringsbeleid in Vlaanderen te voeren, wordt hierdoor onmogelijk.

Op 1 december 1999 verklaarde de heer Vandenbroucke, federaal minister van Sociale Zaken, in de bevoegde kamercommissie dat hij inzake de middelen voor het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten voor de financiering van de buitenschoolse kinderopvang, een afstemming van de normeringen van gemeenschappen en gewesten op die van de federale overheid, de organisatie van een eenloketsysteem en een kwalitatief personeelsbeleid voorop wil stellen. Dit is volledig in strijd met de bestaande bevoegdheidsverdeling. Het beleid inzake kinderopvang behoort onbetwistbaar tot de bevoegdheid van de gemeenschappen. Zoals de Raad van State in een advies van 2 maart jongstleden opmerkte, zouden de federale subsidies voor kinderopvang als initiatieven van het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten niet mogen bestaan. Ondertussen blijft de communautaire scheeftrekking bestaan. Eind 1999 ging 42,5 percent van de middelen naar Vlaamse promotoren en 57,5 percent naar Franstalige.

De federale minister van Vervoer heeft eenzijdig een nachtelijk vliegverbod boven Zaventem aangekondigd vanaf 2003. De Vlaamse regering werd hierbij niet betrokken, ook niet bij het federaal akkoord dat in februari uit de bus kwam. Nochtans is de federale bevoegdheid in deze materie beperkt tot de uitrusting en uitbating van Brussel-Nationaal. Het gewest, in casu Vlaanderen, heeft de exclusieve bevoegdheid voor het milieubeleid, met inbegrip van het beleid inzake geluidshinder, isolatiepremies en onteigeningen.

Op 23 februari 2000 kondigde u in Parijs aan dat in het najaar een cultureel verdrag zal worden gesloten tussen Vlaanderen en Frankrijk. Het gaat hierbij om een beperkte overeenkomst, naar analogie met die tussen Frankrijk en de Franse Gemeenschap. Dit doet onrecht aan de volwaardige verdragsrechtelijke bevoegdheid van Vlaanderen. De klok wordt 10 jaar teruggedraaid.

De federale minister van Sociale Zaken vindt dat zijn rol als budgetbewaker in de ziekteverzekering te weinig om het lijf heeft. Hij wil een gezondheids- veeleer dan een ziekteverzekeringsbeleid voeren. Hij begeeft zich daarbij op het terrein van de gemeenschappen. De Vlaamse Gemeenschap heeft trouwens zelf gezondheidsdoelen.

Mevrouw Aelvoet, minister van Volksgezondheid, wil een federaal instituut voor de kwaliteitsbevordering in de gezondheidszorg oprichten. Dit instituut moet zorgen voor coherentie en visie in het gezondheidsbeleid. Ze wil wel enig overleg voeren met de gemeenschappen. Ze verliest kennelijk uit het oog dat deze materie, met uitzondering van de aspecten van de sociale zekerheid, is toegewezen aan de gemeenschappen. Volgens het Arbitragehof zijn de gemeenschappen bevoegd om een systeem van integrale kwaliteitszorg op te zetten. Sinds 1997 bestaat er trouwens al een Vlaams decreet over de verzorgingsvoorzieningen. Men kan bovendien ook vragen stellen bij de beslissing van de federale overheid om het agen-schap voor de voedselveiligheid integraal op het federale niveau te situeren en de inhoud ervan ruim te interpreteren.

De federale overheid heeft een akkoord afgesloten met de non-profitsector. De gemeenschapsminis-ters van Welzijn werden geïnformeerd noch betrokken bij deze onderhandelingen. Ze kunnen enkel de financiële weerslag van dit federale akkoord ondergaan.

De heer Vande Lanotte, minister van Maatschappelijke Integratie, heeft beslist een asielcentrum te openen in Wingene. Om de opvang van de asielzoekers vlot te laten verlopen, doet de minister een aantal toezeggingen inzake onderwijs, openbaar vervoer en opvang. Voor elk van deze aangelegenheden is Vlaanderen bevoegd.

De minister van Binnenlandse Aangelegenheden, de heer Sauwens, wil via een interministeriële conferentie met zijn federale collega overleggen over de politiehervorming. Deze hervorming heeft immers belangrijke consequenties voor de lokale overheden. Dit overleg vond formeel nog steeds niet plaats. De premier antwoordde me nochtans op 30 maart dat hij minister Duquesne heeft gevraagd om zo een bespreking te organiseren. Mijnheer de minister-president, u hebt met hem deze week blijkbaar wel een kopje koffie gedronken, maar van een formele interministeriële conferentie is echter nog lang geen sprake. Ondertussen wordt de hervorming echter doorgevoerd, waarbij de bestaande financiële stromen blijven bestaan. De Vlaamse gemeenten krijgen gemiddeld een federale subsidie van 30 percent terwijl de Waalse een tegemoetkoming van 70 percent krijgen.

De minister van Buitenlands Zaken, de heer Michel, heeft minister Sauwens verboden om naar Wenen te reizen. Hij zou er in het Vlaams Huis contacten hebben met Vlaamse zakenlui en vertegenwoordigers van Vlaams-Oostenrijkse joint ventures. Ondertussen mag de federale staatssecretaris, de heer Chevalier, wel naar Oostenrijk vertrekken om er economische contacten te leggen. Minister Gabriëls mag contacten onderhouden met zijn Oostenrijkse collega.

De minister van Justitie, de heer Verwilghen, stoffeert op uitdrukkelijke vraag van de Franstalige socialisten zijn veiligheidsplan met een uitgebreid luik over preventie. Als onderdeel van het algemeen welzijnsbeleid is preventie in hoofd- zaak een gemeenschapsmaterie. In het algemeen begeven de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie zich met de veiligheidscontracten van de ministeries van Binnenlandse zaken en Justitie al te zeer op terreinen waar de gemeenschappen exclusief voor bevoegd zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de ontmoetingsruimten voor conflictgezinnen, waarvoor minister Verwilghen 160 miljoen frank ter beschikking stelt.

Minister Onkelinx heeft op 4 maart een besluit in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd ter uitvoering van een deel van het Sint-Elooisakkoord, met name in verband met de trekkingsrechten in het kader van de wedertewerkstellingsprogramma's. Dat besluit maakt geen melding van het akkoord van de gewestregeringen, wat door de bijzondere wet nochtans wordt voorgeschreven.

In strijd met het gefundeerde advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State voert de federale overheid bepaalde delen van het Sint-Elooisakkoord uit bij gewone wet. In feite is daar een bijzondere wet voor vereist. De tellingen die nu gebeuren, leiden blijkbaar tot nog opmerkelijkere resultaten dan oorspronkelijk gedacht. De verschuiving van Vlaamse middelen naar de Franse Gemeenschap zal hierdoor nog groter zijn dan verwacht. Men had de vereiste tweederde meerderheid kunnen aanwenden om dit akkoord opnieuw te bespreken.

Slechts na herhaaldelijk aandringen bij en druk op minister Onkelinx mag Vlaanderen een aan de eigen arbeidsmarkt aangepaste versie van het Rosettaplan gebruiken. De vraag rijst of en in welke mate de gewesten gedwongen werden om het samenwerkingsakkoord te ondertekenen waardoor het Rosettaplan ook en zelfs voor de gewest- en gemeenschapsadministraties zou gelden. Artikel 87 van de bijzondere wet bepaalt hoe voor iedere gewestregering de personeelsformatie moet worden vastgesteld. Dit zou toch moeten leiden tot een grotere autonomie ? Het Rosettaplan blijft trouwens een Belgische oplossing voor een Waals probleem. Op 30 maart - en dus na de zogenaamde Vlaamse aanpassing - zei minister Sauwens dat het startbanenplan een financieel zware dobber zal zijn, en dat het zelfs onuitvoerbaar zal zijn voor de Vlaamse Gemeenschap.

Op de Europese Top van Lissabon stonden belangrijke aangelegenheden op de agenda, die rechtstreeks verband houden met Vlaamse bevoegdheden. Het ging onder meer over het internetgebruik op scholen, het bevorderen van de werkgele-genheid en de link met de beschikbaarheid van kinderdagverblijven, en maatregelen ter bevordering van het ondernemingsklimaat voor - vooral - KMO's. De vlak voor deze top geplande vergadering van de interministeriële conferentie voor het buitenlands beleid werd afgelast door minister Michel. Mijnheer de minister-president, u hebt zich daar gewoon bij neergelegd. Dat had u beter niet gedaan. Niet zonder reden stond in De Morgen dat de Vlaamse regering nauwelijks belangstelling toont voor deze top. In artikel 1, tweede zin, van de gewone wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van gemeenschappen en gewesten staat uitdrukkelijk dat via een interministeriële conferentie voor het buitenlands beleid de federale regering de regering van de deelstaten regelmatig informeert over haar beleid, hetzij uit eigen beweging, hetzij op verzoek van een deelstaatregering. Inmiddels werden op de Top van Lissabon belangrijke beslissingen genomen over Vlaamse bevoegdheidsterreinen met belangrijke financiële gevolgen. Zo werd overeengekomen dat dit jaar nog alle scholen een internetaansluiting moeten hebben. Op 30 maart verklaarde premier Verhofstadt op mijn vraag dat hij een speciale intergouvernementele conferentie zou samenroepen om afspraken te maken over de concrete uitvoering van de beslissingen van die top door de gemeenschappen en gewesten. We worden dus betrokken bij de uitvoering maar we worden nauwelijks of niet betrokken bij de voorbereiding van de beslissingen. De beslissingen op zich maken echter deel uit van de bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten.

In tegenstelling tot wat sinds het Verdrag van Amsterdam het geval was, zijn de gemeenschappen en gewesten slechts welkom op de vierde stoel van de Belgische delegatie op de intergouvernementele conferentie als bevoegdheden van de deelstaten ter sprake komen. In het verleden was die stoel steeds voorbehouden voor een vertegenwoordiger van de deelstaten, ongeacht de geagendeerde materie. Bovendien wordt bij de toepassing van het rotatieprincipe niet langer uitgegaan van een paritaire vertegenwoordiging van Nederlands- en Franstaligen. Voor de huidige meerderheid vormt Vlaanderen slechts twee van de zeven entiteiten in België. De Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest komen dus enkel één keer op drie op die stoel terecht en dan nog enkel als het uitdrukkelijk over bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten gaat. Twee keer op drie zal Vlaanderen dus niet vertegenwoordigd zijn.

Op 12 april 2000 heeft minister Vandenbroucke aangekondigd dat hij snel werk wil maken van een sociaal statuut voor de onthaalmoeders. De werkgeversbijdrage die op het Belgisch niveau werd afgesproken, moet door de gemeenschappen worden betaald. De federale minister is wel nog van plan om daarover overleg te plegen met de gemeenschappen. Hij had dit moeten doen vooraleer concrete toezeggingen te doen aan met name een delegatie van de Vlaamse belangengroep voor onthaalmoeders. Eens te meer wordt Vlaanderen voor voldongen feiten met financiële consequenties geplaatst.

De opgesomde negentien voorbeelden zijn dan nog enkel punten van federale recuperatie. Ik heb het dan nog niet gehad over alle beslissingen binnen de federale regering waarbij Vlamingen systematisch de nederlaag lijden terwijl de Franstaligen hun eisen ingewilligd zien. Ik denk hierbij aan de beslissing over de Franstalige rechters en de kredieten voor de spoorwegen. Of de IJzeren Rijn door Nederlands-Limburg er nu zal komen en of de treinen zullen rijden voor het einde van 2001, valt nog af te wachten. Nederland heeft immers een hele resem voorwaarden gesteld. Men heeft wel reeds beslist dat lijn 24 in Wallonië er zal komen. De extra investeringen voor de HST die in het noorden van het land moeten gebeuren, worden op het aandeel van het Vlaams budget ingeschreven. Indien men de kredieten onder controle wil houden, kan men zich afvragen of het noodzakelijk is het tracé tussen Luik en de Duitse grens aan te leggen. In Duitsland wordt deze verbinding nog niet overwogen.

VU-voorzitter Bourgeois heeft niet zonder reden in een onbewaakt moment verklaard dat met de VLD in de regering de staatshervorming erop achteruit gaat. Ook hij stelt vast dat er systematisch bevoegd heden worden gerecupereerd.

Mijnheer de minister-president, u kunt dit moeilijk loochenen. Ik waardeer de eerlijkheid waarmee u in een recent interview zegt dat de CVP op communautair gebied een poot heeft om op te staan. Ik zou liever hebben dat u dat niet moest constateren en dat de Vlaamse bevoegdheden niet werden aangetast maar integendeel uitgebreid.

Een paar symbolische kruimels, zoals een aantal nog niet duidelijk omlijnde aspecten van landbouw, volstaan hierbij niet. De vergadering die daarover gisteren duidelijkheid moest verschaffen, werd nog maar eens afgelast. We willen dat delen van de sociale zekerheid en de gemeente- en provinciewet worden gefederaliseerd, en we willen eigen fiscale bevoegdheden.

Mijnheer de minister-president, hoe denkt u de federale recuperatiepogingen ongedaan te maken ? Dat er iets moet gebeuren, is niet enkel een vaststelling van mij maar ook van één van uw eigen ministers. Minister Sauwens heeft op 30 maart verklaard dat het overlegmodel in de praktijk niet werkt voor zijn bevoegdheden. Hij voegde eraan toe dat dit ook bleek uit een aantal andere dossiers, zoals dat van Zaventem, de oplossing van de dioxinecrisis, de invulling van het grootstedenbe-leid, het overleg inzake de privé-ziekenhuizen, enzovoort. Hij zei letterlijk dat hij merkt dat 'het Belgisch overlegmodel in een aantal cruciale sectoren niet werkt'. Hij verklaarde bovendien dat hij die dag aan u had gevraagd om 'voor dit geval een crisismanagement te starten'. Bent u met dit crisismanagement gestart ? Indien ja, hoe zal dit gebeuren ? Hoe zult u proactief reageren op de hier aangehaalde vaststellingen ?

De voorzitter : De heer Vandenbroeke heeft het woord.

De heer Chris Vandenbroeke : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte collega's, het is inderdaad bevreemdend en verontrustend dat er zoveel fricties blijken te zijn. Ik vraag me af of die problemen pas de afgelopen negen maanden, en meer bepaald de laatste weken, zo sterk zijn toegenomen. Ik sluit me aan bij de heer Caluwé. Mijnheer de minister-president, hoe denkt u deze problemen aan te pakken ?

De voorzitter : Minister-president Dewael heeft het woord.

Minister-president Patrick Dewael : Mijnheer de voorzitter, collega's, ten eerste is het citaat uit het interview in De Morgen niet correct. Ik heb gezegd dat de CVP alleen op het communautaire vlak oppositie voert, en voor alle andere Vlaamse materies opvallend stil is. Dit incorrecte citaat illustreert de sfeerschepping van de heer Caluwé. Een aantal van zijn voorbeelden stemmen volstrekt niet overeen met de realiteit. Ik zal er dan ook een aantal weerleggen. Ik begrijp dat de heer Caluwé, gedreven door dat communautaire vuur, van vandaag op morgen de grote institutionele revolutie wil creëren. Plots moet alles, sociale zekerheid incluis, in acht maanden tijd worden behandeld, terwijl dat in de voorbije legislatuur helemaal niet nodig was. Ik zal aantonen dat men voor de verdere staatshervorming kan kiezen voor een bepaalde strategie. Ik kies voor een strategie die resultaten oplevert.

Mijnheer Caluwé, ik zal niet op die negentien feitten van federale recuperatie ingaan. Dat zou ons te ver leiden, maar ik zal aantonen dat u het verkeerd voorhebt. Ten eerste zouden we ons hebben neergelegd bij de afgelasting van de ICBB op het laatste moment door minister Michel. Hij moest aanwezig zijn op het kernkabinet. Ik heb me daar niet bij neergelegd. Ik heb aan minister Michel in een brief laten weten dat ik zijn handelwijze betreur. Ik heb daar onmiddellijk aan toegevoegd dat de inhoudelijke voorbereiding van de top voor de Vlaamse regering was afgerond. We hadden op verschillende niveaus informele contacten en kabinetsvergaderingen met de premier en met minister Onkelinx. De Vlaamse regering heeft weken vóór de ICBB een nota goedgekeurd. We hebben daarover overleg gepleegd met de premier. Hij heeft die nota in Lissabon verdedigd. En bovenal, de conclusies van de top sluiten naadloos aan bij de prioriteiten van het Vlaamse regeerakkoord op het vlak van onderwijs, opleiding, ICT, nieuwe economie, enzovoort. Het is natuurlijk makkelijk om te beweren dat de Vlaamse regering geen belangstelling toonde voor de top van Lissabon omdat de ICBB niet doorging. Nogmaals, de voorbereiding was al afgehandeld. De implementatie van de conclusies van de top zal op vraag van Duitsland en België gebeuren met respect voor de constitutionele realiteit van de deelnemende landen. Het gros van de conclusies heeft betrekking op Vlaamse bevoegdheden. We zullen daar heel enthousiast aan meewerken. Minister Van Mechelen heeft vorige week de thema's die onder zijn bevoegdheid vallen, toegelicht. Volgens hem is dit gesneden koek voor Vlaanderen, we zijn klaar om de meeste conclusies uit te voeren. Volgende week zal minister Vanderpoorten de onderwijsaspecten toelichten. De federale regering heeft in overleg met ons voorgesteld een IGC-Lissabon te houden over de uitvoering van de conclusies omdat België zich als lidstaat heeft geëngageerd en omdat we moeten toekijken of alle entiteiten van dit land effectief werk maken van de uitvoering. Dat zal wellicht niet zo eenvoudig zijn voor de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest. Dit bezorgt mij geen leedvermaak, maar ik heb er wel vragen bij. Rekening houdend met de moeilijke financiering van hun onderwijs en hun achterstand op het vlak van research en development, zijn een aantal conclusies van de top van Lissabon bijzonder hoog gegrepen voor onze Franstalige landgenoten. Een IGC-Lissabon om de zes maanden lijkt me een goede zaak. Hier is dus zeker geen sprake van federale recup-ratie, wel integendeel.

U beweerde trouwens dat Vlaanderen evenmin betrokken is bij de IGC. Ik heb dat nagetrokken en dat klopt helemaal niet. We passen hetzelfde principe toe als de vorige regering. Alle gemeenschappen en gewesten van dit land zullen in de IGC de plaats krijgen die hen toekomt. De Vlaamse regering heeft als enige van de gefedereerde entiteiten haar prioriteiten voor de IGC bekendgemaakt. Ze heeft die meegedeeld, niet alleen aan de federale en andere overheden, maar ook aan alle Europese landen en overheden. De Vlaamse regering doet aan actief lobbywerk bij de Duitse en Oostenrijkse Länder die in dezelfde situatie verkeren, om onze prioriteiten aan te kaarten en bespreekbaar te maken. Het probleem van de IGC is dat men door de restrictieve interpretatie van de leftovers van Amsterdam, wellicht moeilijk alle Vlaams punten op de agenda van Nice zal kunnen plaatsen. We zijn daar actief mee bezig, en rekenen niet alleen op de federale regering maar ook op andere lidstaten van de EU die in dezelfde situatie verkeren. Dat is meteen het tweede voorbeeld van uw groteske scheeftrekking van zaken.

Het derde voorbeeld is Zaventem. Het is manifest onjuist dat er geen voorafgaandelijk overleg werd gepleegd over de federale beslissing over Zaventem. Ik heb zelf geparticipeerd aan twee vergaderingen op het kabinet van minister Daems, mét vertegenwoordigers van alle gewesten. De Vlaamse regering heeft altijd gezegd dat ze de eigenlijke beslissing goedkeurt. De elementen waar we het niet mee eens zijn, zullen we op de lopende Interministeriële Conferentie voor Mobiliteit aankaarten. We zullen proberen de beslissing bij te sturen, maar over de grond van de zaak zijn we het eens. De vorige regeringen hebben dit probleem jarenlang laten rotten en hebben het spanningsveld tussen economie en ecologie laten groeien. Overleg hoeft trouwens niet altijd zo formeel te verlopen. Voor een snelle politieke besluitvorming moet men gewoon bilateraal kunnen praten. Men moet niet altijd naar de grote, logge instrumenten zoals het Overlegcomité en de Interministeriële Conferentie voor Mobiliteit grijpen. Dagdagelijkse beslissingen moeten via rechtstreekse contacten worden besproken. Voor de luchthaven van Zaventem is dat gebeurd.

Ten vierde is er het akkoord met Frankrijk. U zegt dat de klok tien jaar wordt terug- gedraaid. Onze relaties met Frankrijk worden inderdaad nog altijd geregeld door een oud Belgisch cultureel akkoord, maar dat ligt niet aan ons. Frankrijk heeft tijdens de vorige legislatuur aan de gemeenschappen voorgesteld om samenwerkingsakkoorden af te sluiten. Daarmee erkent het de institutionele realiteit van dit land, en dat is niet onbelangrijk. De Duitstalige Gemeenschap is daar op ingegaan, de Franse Gemeenschap is daar op ingegaan, de Vlaamse Gemeenschap is daar niet op ingegaan. Mijn voorganger vond dat men enkel een akkoord kon afsluiten over alle bevoegdheden samen. De Franse ambassadeur heeft mij gevraagd om dit samenwerkingsakkoord als een eerste stap te beschouwen en om in elk geval van dat oude Belgische culturele verdrag af te stappen. Een overeenkomst kan behalve cultuur ook wetenschap, onderwijs en dergelijke omvatten. Frankrijk wil met Vlaanderen op dezelfde basis samenwerken als met de andere gemeenschappen. Wat doet men dan ? Kiest men voor een nieuw, zij het beperkt, akkoord of voor een voorbijgestreefd akkoord ? Met een nieuw verdrag, in een nieuw klimaat kunnen we Frankrijk overtuigen van de noodzaak van een uitgebreider akkoord. Op die manier kunnen we internationale bondgenoten creëren. Door deze mogelijkheid af te wijzen, voert men een conflictpolitiek. We zullen een akkoord afsluiten met Frankrijk, en dat is een goede zaak.

Ook inzake de witte woede geeft u een groteske vertekening van de werkelijkheid. De federale re-gering heeft een akkoord gesloten met de sector voor haar bevoegd- heden. U zegt dat we daar niet bij betrokken werden. We moeten daar ook helemaal niet bij betrokken worden, net zomin als de federale regering aan de tafel moet komen zitten als wij onderhandelen met de sector over zaken waarvoor wij bevoegd zijn ! U zegt dat de factuur wordt doorgespeeld aan Vlaanderen. Dat is niet zo ! De vakbonden vroegen om het federale akkoord in Vlaanderen over te nemen. De Vlaamse regering zag dat absoluut niet zitten. We willen maatregelen treffen die overeenstemmen met het Vlaamse regeerakkoord en met onze betrachting om arbeid en levenskwaliteit meer te laten samen-gaan. We hebben dan ook geen doorslag van het federale akkoord gemaakt.

U beweert hetzelfde voor de afhandeling van de dioxinecrisis. Hier kan ik perfect aantonen dat we de federale overheid niet volgen. De CVP heeft geschreeuwd om schadevergoeding voor sectoren buiten de landbouw, zoals men dat op federaal niveau deed. Dat hebben we niet gedaan. We hebben een systeem van overbruggingskredieten uitgedokterd.

U had het over de politiehervorming. Ik was tijdens de vorige legislatuur aanwezig op het Octopusoverleg, en ik heb de Vlaamse regering daar niet gezien. Het veiligheidsbeleid en de principes van de politiehervorming kwamen er aan bod. Tot nu toe behandelt men enkel het statuut en de remuneratie van de politie. Vanzelfsprekend zal men op een bepaald moment moeten nagaan wat de consequenties zijn voor de steden en gemeenten. Zal men daarbij 'budgettair neutraal' oordelen of wil men standaardnormen hanteren ? Daarover zou ik trouwens graag uw mening kennen. Moeten de steden en gemeenten die in het verleden veel aandacht hebben besteed aan hun veiligheidsbeleid en die een uitgebreid politiekorps hebben, daar nu voor boeten en opdraaien voor de anderen ? Wordt de rijkswacht geïntegreerd in de politiekorpsen die niet goed zijn uitgebouwd, zodat de gemeenten die weinig inspanningen leverden, er uiteindelijk beter uitkomen ? Ik heb op het Octopusoverleg altijd de hantering van standaardveiligheidsnormen verdedigd. Daaruit zal blijken dat heel wat gemeenten in het zuiden van het land, maar ook in het noorden, hun verantwoordelijkheid ter zake niet hebben opgenomen. U probeert de principes van het Octopusakkoord zo snel mogelijk te vergeten, maar aangezien wij als oppositiepartij de motor van het overleg waren, ben ik goed op de hoogte. De kwestie van de infrastructuur moet nog aan bod komen. Een eengemaakte politie veronderstelt een eengemaakte infrastructuur. Wie zal de huisvesting betalen ? Voor al deze vragen heeft minister Duquesne een interministerieel overleg beloofd. De federale regering blijft binnen haar bevoegdheden als ze met de vakbonden onderhandelt over hun eisen inzake statuut. Het veiligheidsplan sluit daar enigszins bij aan. Met uitzondering van de preventie is dat een federale materie.

U weet of u weet niet - u vertelt in elk geval niet - dat de gemeenschappen al twee maanden overleg plegen met de federale overheid via interkabinettenwerkgroepen over dat preventieve aspect. De minister van Justitie stelde begin dit jaar zijn veiligheidsplan voor. Hij kreeg hier veel vragen en opmerkingen over. Hij herschrijft zijn plan, en de federale regering zal daar binnenkort een beslissing over treffen.

Ik wil voor de laatste keer het gerucht uit de wereld helpen dat minister Michel minister Sauwens zou verboden hebben om naar Wenen te reizen. Het klinkt natuurlijk goed om dat te beweren. Minister Sauwens heeft in overleg met mij beslist dat ldat bezoek op dat moment niet opportuun was. Intussen evolueert de situatie in Oostenrijk van dag tot dag. We zullen in samenspraak met de andere Europese lidstaten onze verdere houding bepalen. De Vlaamse regering heeft haar eigen standpunt bepaald. Ik heb de federale regering zelfs gezegd dat ze uit de bocht ging en spelletjes speelde. Minister Michel heeft dat binnen de 24 uur toegegeven en zijn excuses gemaakt. Dat illustreert dat in dit land in twee richtingen commentaar kan worden geleverd, en dat bijsturing mogelijk is.

Als het Rosettaplan iets aantoont, is het dat een federaal werkgelegenheidsbeleid in dit land bijna onmogelijk geworden is. De arbeidsmarkten zijn zodanig uit elkaar gegroeid dat federale maatregelen zelfs uit den boze zijn. De Vlaamse regering heeft het initiële Rosetta-banenplan kordaat afgewezen. Na langdurig overleg en bijsturing kwam er een nieuw plan uit de bus. Het is misschien niet ideaal, maar het VEV stond er in elk geval achter.

Mijnheer Caluwé, u hebt in de Senaat identiek dezelfde vragen gesteld aan premier Verhofstadt. Dat bevreemdt me. Of voert u een bepaalde strategie ? Als we elkaar tegenspreken, kunt u ons dat aanwrijven en als we elkaar niet tegenspreken, kunt u zeggen dat de ene de andere slaafs volgt. Tegenspraak is er niet, er wordt meer overleg gepleegd dan u denkt.

Ik hoor u trouwens nooit een vraag stellen als we beslissingen nemen die op federaal vlak financiële repercussies hebben. Het totaalplan van minister Vogels voor de kinderopvang voorziet vooral in bijkomende banen in de privé-sector. Dat heeft zware repercussies op de federale schatkist. Minister Reynders heeft dat plan na enige aarzeling goedgekeurd. In de CAO met de verzorgingssector hebben we een zorgkrediet en de loopbaanonderbreking uitgewerkt. Dat zijn federale instrumenten en ze worden dan ook bekostigd door de federale overheid. Daar rept u met geen woord over. Dit is overigens mogelijk door onze 'krankzinnige' financieringswet. Van elke job die wij creëren, profiteert de federale overheid via de belastingen. Ik heb dit al toegelicht bij de begrotingscontrole. Een groei van 1,8 naar 2,5 percent levert de federale schatkist 50 miljard frank extra op. In Vlaanderen zou dat slechts 2 miljard frank opleveren.

Alleen een verdere staatshervorming kan dit verhelpen. Ik heb vroeger als oppositielid urenlang gepleit voor een verstrekkender staatshervorming. De bevoegdheidspakketten waren niet homogeen noch transparant, ze bevatten geen financiële verantwoordelijkheid. Toch heeft de toenmalige meerderheid het Sint-Michielsakkoord doorgedrukt. Het systeem moet worden gewijzigd. Dat kan op twee manieren. We kunnen doorgaan zoals de vorige Vlaamse regering en onder elkaar onszelf lof toezwaaien, en onze eisen maximaliseren, maar niets ondernemen en niets bereiken. De vorige regering heeft geen centimeter, geen millimeter vooruitgang geboekt. Nu verwacht iedereen dat we in acht maanden alles veranderen. U doet daar minimalistisch over, mijnheer Caluwé, maar we hebben in die korte tijdspanne Landbouw en Buitenlandse Handel overgeheveld naar de deelstaten. Maar nu staat de sociale zekerheid ineens op het voorplan. Onder de vorige regering was dat geen prioriteit. De vorige regering heeft een conflictstrategie gevoerd en de betrokken partijen verder uit elkaar gedreven. Als men een redelijke oplossing wil, moet men praten en stap voor stap werken. Op die manier zijn door het - volgens u zo verfoeilijke - Sint-Elooisakkoord de trekkingsrechten eindelijk geïndexeerd. Vlaanderen kan ze autonoom besteden. Die zwakke Vlaamse overheid heeft de vraag om meer geld voor onderwijs radicaal afgewezen. Voor ons ging het nu om Landbouw en Buitenlandse Handel, de onderwijsfinanciering komt aan de orde vóór eind 2001. De Franstaligen kampen hoe langer hoe meer met financiële problemen, we mogen dat gesprek dan ook niet te lang meer uitstellen. Wij willen de regionalisering stap voor stap verwezenlijken, in vier of vijf jaar tijd. Onze methode heeft in die acht maanden al meer resultaat opgeleverd dan de uwe in vijf jaar. Uiteraard komen we af toe in elkaars vaarwater terecht, maar dat gebeurt in de twee richtingen. Dat komt door dat ongelooflijke kluwen van de be-voegdheidsverdeling. U moet nog eens goed nagaan hoe men dit heeft opgesplitst. Het vraagt geen enkele moeite om het terrein van een ander overheidsniveau te betreden. In een dergelijke delicate situatie kan men alleen maar praten en overleggen. Ik krijg de indruk dat u zou willen dat we opnieuw samen beslissingen nemen. Dat is niet mijn standpunt. Overleg kan via de daartoe gecreëerde instrumenten, maar kan net zo goed via bilaterale contacten. Als iemand te ver gaat, kan men dat toch gewoon zeggen ? Enkele weken geleden wilde minister Vandenbroucke iets doen aan het sociaal statuut van de onthaa moeders. Hij is daarvoor bevoegd, hij mag dat zeggen. Over de financiële gevolgen wilde hij overleggen met de gemeenschappen. Ik heb hem gezegd dat aan zo een publieke uitspraak beter een grondig overleg voorafgaat. Hij heeft dat onmiddellijk begrepen. Ik blijf geloven in het overlegmodel, uiteraard niet op een slaafse manier zoals u beweert. Het is te vroeg om erover te oordelen of de Vlaamse regering goed werk verricht. Het moment van de waarheid is voor mij de bespreking en de wijziging van de financieringswet. De deelstaten hebben nood aan financiële en fiscale autonomie. Dat is een must om financiële redenen én de waarborg voor een goed bestuur. Op dat punt zullen we hard onderhandelen. We zullen niet toegeven. Al wat kan bijdragen tot een geschikt klimaat voor die onderhandelingen, is meegenomen. Ik daag u uit, mijnheer Caluwé, om aan te tonen dat we in de voorbije negen maanden de belangen van Vlaanderen, van de Vlaamse burger, van de Vlaamse ondernemingen hebben geschaad.

De voorzitter : De heer Caluwé heeft het woord.

De heer Ludwig Caluwé : Mijnheer de minister-president, uw antwoord roept opnieuw heel wat vragen op. In De Morgen hebt u wel degelijk gezegd dat de CVP buiten het communautaire punt, geen poot heeft om op te staan. Wanneer ik de negaties positief maak, dan volgt daaruit dat mijn partij inzake de communautaire materies wél een poot heeft om op te staan. Dat is een logische interpretatie. Ik waardeer de eerlijkheid die u daarover tentoon hebt gespreid.

Minister-president Patrick Dewael : Ik zou u niet graag het persoverzicht horen voorlezen.

De heer Ludwig Caluwé : Ik citeer u wel letterlijk. U verwijt de CVP dat ze in de periode 1995-1999 niets heeft gedaan inzake de staatshervorming. We waren de motor van de staatshervorming van 1970, we waren de motor van de staatshervorming van 1980, we waren de motor van de staatshervorming van 1988 en we waren de motor van de staatshervorming van 1993. Nu krijgen we telkens het verwijt toegestuurd dat we tussen 1995 en 1999 niets hebben gedaan. In die periode waren we wel volop bezig met de voorbereiding van de staatshervorming van 1999. Het Vlaams Parlement heeft dit, met medewerking van uw fractie en de andere oppositiepartijen, voorbereid. Uw fractie stond achter een bepaalde strategie. Op het moment dat uw partij deel uitmaakt van de meerderheid en de CVP niet meer, verlaat u dat pad volledig. Ik blijf eraan twijfelen of u uw doelstelling omtrent de fiscale autonomie met de gewijzigde strategie wel zult halen. Ik hoop het voor u en voor ons. Bij elk antwoord op mijn vragen kan ik vraagtekens plaatsen. U hebt gezegd dat u de Top van Lissabon had voorbereid. Het gaat hierbij echter maar om één aspect, namelijk e-Europe.

Minister-president Patrick Dewael : Mijnheer Caluwé, u moet zich beter informeren. Ik zal u de door de Vlaamse regering goedgekeurde nota bezorgen. Alle terreinen komen hier aan de orde. Aanvullend op de nota van de Vlaamse regering heeft minister Landuyt een document opgesteld, dat slaat op het tewerkstellingsbeleid.

De heer Ludwig Caluwé : Ik heb die vaststelling niet gedaan. In De Morgen, die nu niet bepaald CVP-gezinde standpunten inneemt, staat dat de Vlaamse regering zich van de Top van Lissabon nauwelijks iets heeft aangetrokken. U zult iets moeten doen aan uw communicati- beleid.

Minister-president Patrick Dewael : De Morgen durft en durft zich dus ook al eens vergissen. Ik heb de journalist van die krant vorige week nog over de vloer gehad. We hebben het daarbij gehad over de implementatie van de conclusies uit de Top van Lissabon. We hebben de redactie haarfijn aangetoond wat er allemaal klaar is en wat we zullen doen. Een krant kan zich vergissen ; ze is niet mijn waardemeter. U citeert uit artikels. Is dat de nieuwe aanpak van de CVP ?

De heer Ludwig Caluwé : Ik verontschuldig me voor het aanhalen van een externe bron. Uit de intergouvernementele conferentie herhaalt u dat de gewesten enkel aanwezig zullen zijn wanneer hun bevoegdheden aan de orde komen. Dat is een tegenstelling met de vorige conferentie. U ontkent niet dat het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap slechts op één van de drie bijeenkomsten aanwezig zullen zijn.

Minister-president Patrick Dewael : Ik weerleg dat wel. De vorige intergouvernementele conferentie ging over het geheel van het Verdrag van Maastricht. Dat was een totaal andere situatie. De verdragtekst was van a tot z nieuw. Nu gaat het volgens sommigen enkel over de 'leftovers' van Amsterdam. We proberen steun te krijgen van andere lidstaten. Dat is niet zo eenvoudig als men denkt. Degenen die zo gemakkelijk zeggen dat de Duitse en Oostenrijkse Länder op onze golflengte zitten, vergissen zich. We proberen hen wel over de streep te krijgen om met ons de IGC te verruimen. Premier Verhofstadt is het hiermee eens. Hij heeft onder andere de idee van de versterkte samenwerking op de agenda kunnen plaatsen. Indien men alles wil afronden voor het einde van het Frans voorzitterschap, dan is er weinig tijd om de IGC te verruimen. De vergelijking die u maakt, gaat dus niet op. De vorige keer was de permanente aanwezigheid een must omdat het ging over een geheel. Nu gaat het over drie 'restjes' van Amsterdam. U bent niet vriendelijk voor de Duitstalige Gemeenschap. Mijn voorganger heeft gezegd dat de Duitstaligen opzij moeten worden geschoven. Uw partij heeft de staatshervorming goedgekeurd waardoor de Duitstalige Gemeenschap een eigen parlement en regering heeft. Minister-president Lambertz is een zeer beminnelijk man. Hij heeft me vorige week nog gezegd dat Vlaanderen wat hem betreft de vertegenwoordiging mag waarnemen wanneer hij opgeroepen wordt om aanwezig te zijn. Hij maakt daar geen punt van. Men mag de Duitstaligen echter niet zomaar opzij schuiven. U had het over de zes entiteiten in dit land. Wie heeft die in het leven geroepen ?

De heer Eric Van Rompuy : Uw partij was daar ook bij betrokken. Dat is gebeurd via de staatshervorming van 1980.

Minister-president Patrick Dewael : Gemakkelijk-heidshalve zou men kunnen spreken over de pariteit tussen Frans- en Nederlandstaligen. Die logica is er nu echter niet. Voorlopig voorziet de Grondwet nog altijd in meer dan één regering in België. Daarmee moeten we dan ook rekening houden.

De heer Ludwig Caluwé : Er is geen enkele reden om een systeem te aanvaarden waardoor we, ondanks het feit dat we de meerderheid van de bevolking uitmaken, slechts één keer op drie aanwezig zijn.

Minister-president Patrick Dewael : In de praktijk is dat meer.

De heer Ludwig Caluwé : In maart was dat de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, in april is dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap, in mei het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap. In juni is het weer onze beurt.

Minister-president Patrick Dewael : Mijnheer Ca-uwé, dat model werd opgemaakt voor het geval er zich problemen zouden voordoen. In de praktijk is dat niet het geval. De Duitstalige Gemeenschap staat bijvoorbeeld niet te springen om een rol te spelen in de IGC. De nieuwe en goede samenwerking maakt dat minister-president Lambertz er geen enkel probleem mee heeft dat wij zijn plaats innemen. Daar is trouwens nog geen standpunt bepaald. De federale eerste minister mag in principe slechts standpunten vertolken waarmee alle gemeenschap- pen en gewesten akkoord gaan. Het Waals Gewest heeft pas vorige maand zijn standpunt bekendgemaakt. De anderen entiteiten hebben er voorlopig nog geen. Zelfs de Brusselse regering heeft hierover nog geen duidelijke mening. Wij waren klaar in november. Indien u wenst dat we steeds maar weer op onze strepen gaan staan, dan gebeurt er niets.

De heer Ludwig Caluwé : Ik neem akte van het feit dat het schema werd opgemaakt in het geval er zich problemen voordoen. Wat Zaventem betreft, maak ik die vastelling niet. De heer Peeters heeft dat gedaan. In de federale regering is er een politieke beslissing getroffen over Vlaamse bevoegdheden.

Minister-president Patrick Dewael : De heer Peeters vergist zich.

De heer Ludwig Caluwé : Ik denk dat hij zich niet vergist. U hebt dat trouwens erkend. In een reactie hebt u gezegd dat het akkoord over Zaventem slechts een voorstel is. U minimaliseerde het. Is de federale regering wel loyaal wanneer ze een politieke beslissing neemt die in zeer grote mate betrekking heeft op bevoegdheden van het gewest zonder dat men vooraf weet of het betrokken gewest het daarmee eens is ?

Minister-president Patrick Dewael : Mijnheer Caluwé, een onderdeel van die federale beslissing was de overheveling van de C130-vliegtuigen van Melsbroek naar Brustem. Ondertussen is dat ook al in vraag gesteld. De federale regering heeft een principebeslissing genomen. Er is voorafgaandelijk overleg geweest. Daarom zeg ik dat de heer Peeters zich vergist. Over de uitvoering van de beslissing is er op dit moment interministerieel overleg. De Vlaamse regering heeft gezegd dat het dossier-Zaventem zeer goede punten omvat. Toch plaatsen we bij bepaalde onderdelen grote vraagtekens. Die punten worden op dit ogenblik onderzocht. Mevrouw Dua en minister Van Mechelen spelen daar ten volle hun rol.

De heer Ludwig Caluwé : Minister Sauwens nam deze stelling in over de dioxinecrisis. Hij is van oordeel dat het probleem zich situeert tussen de federale overheid en de gewesten.

Minister-president Patrick Dewael : In het dioxine-dossier werd de Vlaamse regering geconfronteerd met de vraag of ze de schade al dan niet zou vergoeden. Wij zijn bevoegd voor de niet-landbouw-sector. Geen haar op mijn hoofd dacht echter aan vergoedingen. Ik ben jurist van opleiding, en het toekennen van een schadevergoeding betekent dat een fout wordt erkend. Dat staat in artikel 1382 van het burgerlijk wetboek. Het staat buiten kijf dat de niet-landbouwsector klappen heeft gekregen. Deze bleken achteraf echter niet zo zwaar te zijn als aanvankelijk was voorgesteld, maar het bieden van hulp is onontbeer- lijk. Voorlopig blijkt uit de bevraging van de loketten echter niet dat er grote belangstelling bestaat om een beroep te doen op die overbrug- gingskredieten. We spreken hier over federale recuperatie. Er is van meet af aan gezegd dat in het dioxinedossier het federale niveau bevoegd is voor landbouw. De gewesten zijn onmiddellijk mee aan tafel gaan zitten om te kijken wat ze konden doen voor de niet-landbouw. In Wallonië bestond op een bepaald moment de neiging om tot een systeem van schadevergoeding over te gaan. De Vlaamse regering heeft echter voet bij stuk gehouden : ze wilde geen schadevergoeding geven, maar een zo uniform mogelijk systeem tot stand brengen. Daar is toch niets op tegen ? Zo wordt een federaal land bestuurd, met respect voor elkaars bevoegdheden. Leg mij eens uit wat er niet goed is aan dit systeem. Of vindt u dat de schade moest worden vergoed ? Dat had zeker één miljard frank gekost.

De heer Ludwig Caluwé : Minister Sauwens zegt dat, ik niet.

Minister-president Patrick Dewael : Ik daag u uit om te zeggen wat er niet goed is aan die beslissing, tenzij u vindt dat de schade moest worden vergoed.

De heer Ludwig Caluwé : De schade had inderdaad vergoed moeten worden. Dat was ook aanvankelijk aangekondigd.

De heer Eric Van Rompuy : Het voorstel-Schuermans werd verworpen door de commissie.

De heer Ludwig Caluwé : Misschien dacht minister Sauwens persoonlijk dat we de schade beter zouden vergoeden ? Het gaat hier om een commissie-verslag, een document van het Vlaams Parlement. Minister Sauwens zegt dat daar een probleem rijst.

Minister-president Patrick Dewael : De aanpak van de dioxinecrisis is een beslissing die met grote eenparigheid en consensus getroffen is door de Vlaamse regering. Dit geldt trouwens voor alle beslissin-gen.

De heer Ludwig Caluwé : Ik kom bij het politiedossier. Ik heb namens de CVP deelgenomen aan het Octopusoverleg. Daar werd uitdrukkelijk bepaald dat men bij de definitieve lokale politie moet overgaan tot een federale financiering op basis van objectieve criteria. Dat zou een rechttrekking van de financiële stroom zijn voor de meeste Vlaamse gemeenten. Stedelijke gemeenten zullen erop vooruit gaan, terwijl landelijke gemeenten op hetzelfde niveau zullen blijven. De meeste Waalse gemeenten zullen er dan op achteruit gaan. Ik stel alleen vast dat daar vandaag in de uitvoering nog geen sprake van is. Men zegt dat de pilootprojecten in die zones de afbeelding moeten zijn van de definitieve lokale politie. De financiering blijft echter volgens de huidige stromen gebeuren, zonder dat de objectieve criteria worden uitge-werkt of toegepast. Ik heb altijd gepleit voor deze objectieve criteria.

Mijnheer de minister-president, uw partij heeft zich in 1995 bij de goedkeuring van een resolutie hierover in de senaat onthouden. De PS had daar grote problemen mee, maar heeft zich finaal mee akkoord verklaard. Dit staat uitdrukkelijk in het Octopusakkoord. Ik wacht echter op de uitvoering ervan. Het is opnieuw uw minister die heeft gezegd dat hierover dringend een interministeriële conferentie moet plaatsvinden. We zijn zes weken later, en ik stel vast dat die conferentie er nog steeds niet is. Minister Duquesne praat wel eens met u en uw Waalse collega's, maar van formeel overleg hierover is helemaal geen sprake. Ondertussen is de uitvoering volop bezig, en worden er onomkeerbare beslissingen genomen.

Minister-president Patrick Dewael : Dat laatste is niet juist. U kunt zeggen dat het allemaal te traag gaat, maar dan moet u minister Duquesne interpelleren. Tot nu toe gaat het in de onderhandelingen met de vakbonden over het financieel statuut. De kwestie die u aankaart, is erg belangrijk. De vraag naar standaardnormen laat de gemeenten niet onberoerd. Komt er een standaardveiligheidsnorm die zal bepalen wat een stad of gemeente moet investeren op het vlak van politiezorg ? Zo ja, zullen we vaststellen dat een aantal steden en gemeenten daar perfect aan beantwoordt, maar een heel aantal niet. Maak er alstublieft niet alleen een communautaire scheeftrekking van. Ik ben het met u eens dat Wallonië meer van dergelijke gemeentes zal tellen, maar ook Vlaanderen heeft er zo. Een andere benadering is ook mogelijk : een budgettair neutrale operatie voor alle gemeenten. Dat betekent dat niemand de factuur betaalt. Dan zal 8 miljard frank wel onvoldoende zijn. Dan zal men bovenop het financieel statuut nog veel meer moeten investeren. Minister Duquesne heeft eergisteren verkondigd dat er een overleg komt met alle gewesten als dat punt wordt besproken. Dat lijkt mij de normale manier van werken. Er is op dit ogenblik nog geen enkele onomkeerbare beslissing genomen. Er werd onderhandeld over het statuut zelf. De rest komt later.

De heer Ludwig Caluwé : Ik zal dit met veel aandacht volgen. Ik wil het nog even hebben over het Rosettaplan. Het VEV heeft gezegd dat het Rosettaplan ook in zijn definitieve vorm een Belgische oplossing is voor een Waals probleem. Het leidt de aandacht af van het knelpunt: dat is niet de omvang van de werkloosheid, maar de kloof tussen leren en werken.

Minister-president Patrick Dewael : Ik sluit mij aan bij het VEV. Ik denk dat we het werkgelegenheidsbeleid integraal moeten regionalise- ren. Daarvoor moet natuurlijk een nieuwe stap worden gezet in de staatshervorming. In afwachting daarvan moeten de federale maatregelen herschreven worden op maat van de gewesten. Hierover zegt hetzelfde VEV dat er aan de aanpassing van het initiële plan goed gewerkt is.

De heer Ludwig Caluwé : Ten slotte zal ik het hebben over het akkoord over landbouw en buitenlandse handel. Iedereen kan objectief vaststellen dat er voor buitenlandse handel nauwelijks iets is veranderd. Voor landbouw gebruikt men het voorlopige financieringssysteem, waar de Franstaligen steeds voor-tander van zijn bij de overdracht van bevoegdheden. Men draagt de beslissingskracht over aan de gewesten en gemeenschappen, maar de financiering gebeurt federaal op basis van de behoeften. We zullen moeten afwachten. Op dit moment weet niemand duidelijk wat er nu precies zal worden overgeheveld naar landbouw. Men zegt wel uitdrukkelijk dat het financieel systeem er een zal zijn van financiering op basis van behoeften. De grote vraag hierbij is of de financiële stromen van de voorbije vijf jaar ook de volgende jaren zullen worden gebruikt tot de structurele hervorming. Dit betekent dat de waarborgregelingen 48 percent voor Vlaanderen en 52 percent voor Wallonië bedragen. Wij moeten goed beseffen dat een uitvoering van de letterlijke tekst van de notificatie tot een voortgaande financiering leidt. Ik hoop dat iedereen goed beseft dat dit de wens is aan Franstalige kant. Ze kunnen dan zelf beslissen, maar laten de financiering over aan de federale overheid. Dit zal worden vastgelegd voor de toekomst, en het zal bijzonder moeilijk zijn om daar opnieuw over te onderhandelen.

Minister-president Patrick Dewael : Daarom hecht ik zoveel belang aan de bijzondere financieringswet. Ik moet niet voor twintig prioriteiten zorgen. Ik zorg voor één. Voor het akkoord moet u even rustig wachten tot het princiepsakkoord vertaald is in wetteksten. Dat debat wordt echter in een ander parlement gevoerd. Misschien kunt u hier ook eens minister Sauwens citeren. Na de bekendmaking van het akkoord inzake landbouw en buitenlandse handel hebben we samen een communiqué uitgegeven om aan te tonen dat dit een goede beslissing is en een grote stap vooruit na vijf jaar niets doen. Dat communiqué zit blijkbaar niet in uw persoverzicht.

De heer Ludwig Caluwé : Wij zullen hier een motie over indienen.

De voorzitter: De heer Vandenbroeke heeft het woord.

De heer Chris Vandenbroeke: Mijn fractie was zeer benieuwd naar het antwoord van de minister-president op de interpellatie van de heer Caluwé. Wij waarderen de heer Caluwé sterk. We kennen allemaal zijn gedrevenheid. De minister-president heeft in elk geval mij en mijn fractie gerust gesteld. Werk rustig voort, en we spreken mekaar eerlijk in december van volgend jaar.

Met redenen omklede motie

De voorzitter: Door de heer Caluwé werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering. Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.