toespraken

12 February 2016

Toespraak bij de opening van de vernieuwde editie van de Agridagen

Beste aanwezigen,

Het doet me veel plezier hier te kunnen staan bij de start van de vernieuwde Agridagen. Ik wil vooreerst heel veel dank en lof toezwaaien aan de organisatoren gedurende zovele jaren van de Pluimveedagen, de Provinciale afdeling van de Landsbond voor Konijnen- en Pluimveehouders.

Hun initiatief destijds en hun volgehouden inzet heeft heel wat groei en bloei meegebracht voor de sector in onze omgeving. Terecht waren ze een aantal jaren geleden van oordeel dat het initiatief moest opengetrokken worden naar de andere sectoren en even terecht zijn ze tot de conclusie gekomen dat dit maar volwaardig mogelijk zou zijn door samen te gaan met een ervaren speler als de VZW Werktuigendagen. Ik wil al wie hierbij betrokken is van harte danken voor de openheid van geest die daarbij aan de dag is gelegd. Ongetwijfeld is het besef gegroeid dat de landbouwsector in zijn geheel zich maar kan verdedigen door samenwerking zonder dat we daarom onze pluriformiteit zouden moeten opgeven.

Hierdoor is het mogelijk om voor de professionele landbouwsector, ook ten oosten van de Schelde, een volwaardige professionele beurs te organiseren. Het is niet zonder reden. De landbouwsector staat er in onze contreien. Men verwacht het misschien niet in een provincie waarvan de naam eerder geassocieerd wordt met het grootste petrochemisch complex van Europa, de tweede grootste haven van Europa en de grootste stad van Vlaanderen, maar niettemin heeft onze provincie met 21% van het Vlaamse grondgebied, 43% van de Vlaamse glastuinbouw, 39% van de Vlaamse kalveren, 32 % van de Vlaamse kippen, 25 % van de Vlaamse melkkoeien en 16% van de varkens. Met de primaire sector als onderbouw is hierrond een niet onbelangrijk agrocomplex gegroeid, niet voor niets is voeding vandaag de belangrijkste economische sector van België. 26 % van de agrocomplexbedrijven in Vlaanderen zijn gelegen in de provincie Antwerpen. Ongeveer 20.000 mensen werken in het agrocomplex in onze provincie met een toegevoegde waarde van 784 miljoen euro en een omzet van 3,6 miljard euro. In onze provincie behoort 19,2 % van de ondernemingen en zelfstandigen tot het agrocomplex.

Limburg moet daar voor een aantal sectoren zeker niet voor onderdoen, integendeel. En dan zwijg ik nog over Noord-Brabant en Nederlands Limburg. Ravels bevindt zich in het hart van een zeer sterke landbouwstreek. De Agridagen hebben terecht hier hun tenten opgeslagen.
De hoge landbouwproductieaantallen zijn voor een provincie als Antwerpen is dit merkwaardig. We zijn immers tegelijk de meest bevolkingrijkste provincie. We tellen 629 inwoners per vierkante kilometer. Vergelijk het met Limburg 354 en West-Vlaanderen 374.
Het maakt dat een aantal tendensen die het landbouwbeleid en de discussie rond landbouw vandaag kleuren messcherp in onze provincie worden aangevoeld.

Het gevecht om grond is nergens zo sterk. We zijn al met 1,8 miljoen inwoners en we verwachten dat er de komende 10 jaar nog 100.000 bijkomen. Die zijn allemaal heel welkom want dat zijn allemaal mondjes om te voeden, maar al die mensen willen wonen, werken, recreëren en onze provincie wordt niet groter.

Tegelijk hebben onze bedrijven, zeker de glastuinbouw en intensieve veeteeltbedrijven, al jaren de eigenschap de meest grootschalige van Vlaanderen te zijn. De commissie landbouw van het Vlaams Parlement buigt zich momenteel over de schaalverandering in de landbouw. Er zijn nog geen conclusies, maar uit de uiteenzettingen van de deskundigen tijdens de eerste hoorzitting pik ik toch al enkele opvallende elementen.

Bart Van der Straeten wijst er op dat we eerder moeten spreken over schaalverandering dan schaalvergroting. Door het stoppen van de kleinste bedrijven zijn eerder de gemiddelden gestegen zonder dat noodzakelijkerwijze alle bedrijven uitgebreid zijn. Lagere marges, door stijgende kosten onder meer omwille van investeringen voor milieu en dierenwelzijn zijn drijvers voor schaalvergroting omdat een landbouwer bij dalende marges meestal zal kiezen voor groei om zijn inkomen op peil te houden. De toegenomen productie leidt echter tot lagere prijzen wat opnieuw aanleiding is tot productietoename, macro-economisch een paradox, maar micro-economisch perfect verklaarbaar.

Nu, met enige afstand, moet schaalvergroting niet zo maar in het verdomhoekje gestopt worden. Ik citeer Guido Van Huylebroeck als ik zeg dat landbouwbedrijven er door de jaren heen in geslaagd zijn om door groei en intensifiëring producten tegen een lagere kostprijs te leveren. Zo kost de productie van een liter melk minder dan 50 jaar geleden en de prijs blijft dalen. Ten opzichte van 50 jaar geleden is er per kilogram melk slechts 45 procent methaanuitstoot, 35 procent co2, 35 procent mestproductie, 35 procent water, 25 procent voer, 15 procent arbeid en 10 procent van het land nodig.

De hamvraag is hoe creëer je meer toegevoegde waarde. Dat kan door de vaste kosten te doen dalen. Dat kan door de mix van productiefactoren te optimaliseren of dat kan door zich te onderscheiden van anderen.

Wat dit laatste betreft zijn er in onze provincie specifieke mogelijkheden. Moeten boeren in een omgeving die steeds meer verstedelijkt, niet alleen puur fysisch, maar nog meer cultureel, is een bedreiging, maar het is tegelijk een opportuniteit. De aandacht voor gezonde voeding, weten wat er op je bord ligt, lokale productie is een trend die we allen vaststellen. Trendwatcher Nathalie Bekx sprak er twee jaar geleden op de vorige Agridagen al over. Die trend is enkel toegenomen. Stadslandbouw, plukboerderijen, community supported agriculture, hoevewinkels, boerenmarkten, bio-sector, streekproducten. De al jaren gepromote verbreding krijgt nieuw leven ingeblazen. We omarmen en ondersteunen die tendens. Niet alleen kan hij voor een aantal bedrijven, zeker in een stedelijke omgeving zorgen voor die extra toegevoegde waarde. Hij kan ook het draagvlak voor landbouw in de samenleving verstevigen.

Ze is echter niet alleen zaligmakend om de hele landbouwsector, laat staan zelfs maar het grootste deel, een toekomst te geven. Heel onze landbouw enkel voor de thuismarkt laten produceren is geen oplossing. We voeren voeding in die we hier niet kunnen produceren. Het klimaat mag nog zo evolueren. Koffiebonen en cacao zullen we hier nooit produceren. Voor een evenwicht moeten we ook zelf uitvoeren. Dit vlakke land met zijn gematigd klimaat dichtbij de zee, is niet alleen ideaal om te wonen. Het is ook een ideale plek om bepaalde producten te produceren. Toch zullen die op de wereldmarkt maar overleven als ze de hoogste kwaliteit kunnen voorleggen. Zelf hebben we als provincie op de expo in Milaan de Antwerpse, en bij uitbreiding de Belgische, landbouwproducten aangeprezen als het meest veilige voedsel ter wereld. De dioxinecrisis heeft ons door de maatregelen die erop gevolgd zijn, van een stevige terugslag een voorsprong opgeleverd. Maar de realiteit is dat die ook wordt ingehaald, dat andere landen ondertussen ook hoge voedselstandaarden kunnen voorleggen. Daarom is in de toekomst wellicht nog meer nodig. Joris Relaes pleit ervoor om zoals bedrijven op de thuismarkt naar een unieke niche moeten zoeken, dat we met bepaalde van de landbouwproducten als niche op de wereldmarkt te gaan en zo een unique selling proposition bekomen. Er zijn al geslaagde voorbeelden. De diepvriesgroenten, de conference peer. Dit vereist dat we, als overheid, naast de aandacht voor milieu- en diervriendelijkheidsinvesteringen, ook ondersteuning bieden voor innovaties die van grootschalig geproduceerde producten toch producten maken met een specifieke, unieke eigenheid.

Voor ons is het geen verhaal van of/of, of de kleinschalige productie voor de meerwaardezoeker op de thuismarkt, of de grootschalige productie, maar en/en.
Beiden hebben nood aan professionalisme, beiden hebben nood aan innovatie, beiden zullen maar overleven als ze de hoogste kwaliteit kunnen bieden. Het is zelfs geen kwestie van groot- of kleinschalig. Het gemiddelde bio-bedrijf is groter dan het gemiddelde klassieke bedrijf. Als een bedrijf, als bedrijf, een unieke positie wil gaan innemen, vereist dit voldoende schaal opdat de noodzakelijke investeringen ook een voldoende inkomen zouden opleveren.

Dit zijn allemaal thema’s waarover we tijdens deze beurs grondig kunnen discussiëren. Het succes van de beurs, het groot aantal standhouders, het enthousiasme dat ik ontmoet, doet me geloven dat onze landbouw een aantal van de uitdagingen best aankan. Laat ons nu rondgaan om er mee kennis te maken.