2009 - 2014

8 June 2010

Voorstel van decreet houdende de invordering van parkeerheffingen door parkeerbedrijven

<?xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />TOELICHTING
I. Doelomschrijving
Met het arrest van 27 mei 2010 vernietigde het Grondwettelijk Hof de artikelen 14 tot 16 van de wet van 22 december 2008 houdende diverse bepalingen.
Door middel van deze artikelen werd door de federale overheid een aantal wijzigingen doorgevoerd in de wet van 22 februari 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren.
Het Grondwettelijk Hof is van oordeel dat deze aangelegenheid tot de bevoegdheid van de gewesten behoort.
Het betreft hier meer bepaald de bevoegdheid van de gewesten op het vlak van de aanvullende reglementen.
Het Grondwettelijk Hof bevestigt hiermee het eerdere arrest van 3 november 2004. Dit laatste arrest vernietigde de wijzigingen die de federale overheid doorvoerde in de Wegverkeerswet op het vlak van de aanvullende reglementen.
Door de vernietiging stelt zich een probleem voor de invordering van parkeerheffingen door parkeerbedrijven.
In bepaalde rechtspraak werd immers de inning van parkeerheffingen onwettig verklaard omdat privéfirma’s gebruik zouden maken van de Directie Inschrijving Voertuigen (DIV).
Om aan deze rechtspraak tegemoet te komen werd de wet van 22 februari 1965 aangepast. Deze aanpassingen verdwenen door het arrest van het Grondwettelijk Hof uit de rechtsorde. Het is dan ook belangrijk, om niet in een juridisch vacuüm terecht te komen, dat de bevoegde overheid, het gewest, bij decreet de toestand regelt.
Het Grondwettelijk Hof steunde de bevoegdheid van het gewest op de bevoegdheid inzake aanvullende reglementen op het wegverkeer. Elk reglement dat een retributie of belasting invoert voor het parkeren, moet immers voorafgegaan worden door een aanvullend reglement.
Het is dan ook passend de beoogde regeling in te voegen in het decreet betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens en de wet van 22 februari 1965 op te heffen.
II. Artikelsgewijze bespreking
Artikel 1
Dit artikel behoeft geen commentaar.
Artikel 2
Dit artikel voegt een nieuw hoofdstuk V/1 in in het decreet van 16 mei 2008 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens:
Artikel 10/1
Dit artikel bevat de decretale grondslag voor het heffen van retributies of belastingen.
Het artikel is algemeen gesteld en geldt logischerwijze zowel voor de situatie waarin het gewest een aanvullend reglement inzake het parkeren tot stand brengt als wanneer een gemeente het aanvullend reglement vaststelt.
Om elke discussie omtrent de aard van het parkeergeld uit te sluiten wordt in het decreet uitdrukkelijk bepaald dat het gaat om een parkeerretributie of -belasting.
Artikel 10/2
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vindt het belangrijk dat uit een wet (of uiteraard decreet) blijkt dat de bevoegdheid voor het innen van retributies mag worden overgedragen aan een privé-instantie vooraleer zij haar goedkeuring kan verlenen aan een toegang tot de bestanden van de Directie voor de Inschrijving van Voertuigen (DIV). Dit blijkt uit het advies van de commissie naar aanleiding van een vraag van de Nationale Kamers van Gerechtsdeurwaarders tot het verkrijgen van een machtiging om toegang te krijgen tot het repertorium van de DIV (advies FO 02/2007). Eveneens kan worden verwezen naar het advies van de commissie naar aanleiding van het wetsontwerp Toegang Parkeerbedrijven tot de Directie Inschrijving Voertuigen (DIV) (A/2008/043).
Om elke twijfel uit te sluiten, wordt uitdrukkelijk vermeld dat zowel de overheden die het belasting- of retributiereglement zelf uitvoeren als de instanties die deze opdracht in concessie krijgen, gemachtigd zijn om de identiteit van de houder van de nummerplaat op te vragen bij de DIV.
Artikel 10/3
Gelet op het feit dat bij een geparkeerd voertuig in principe geen bestuurder wordt aangetroffen, wordt voorzien dat de belastingen of retributies ten laste zijn van de houder van de nummerplaat.
Artikel 3
De wet van 22 februari 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren wordt opgeheven voor wat betreft het Vlaamse Gewest. De voorgestelde regeling behoort immers tot de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest.
VOORSTEL VAN DECREET
Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
Art. <?xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />2. In het decreet van 16 mei 2008 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens wordt een hoofdstuk V/1 ingevoegd dat luidt als volgt:
“Hoofdstuk V/1. De aanvullende reglementen inzake parkeren
Art. 10/1. Wanneer de Vlaamse Regering of de gemeente een aanvullend reglement vaststellen dat betrekking heeft op het parkeren voor een beperkte tijd, het betalend parkeren en het parkeren op plaatsen voorbehouden aan houders van een gemeentelijke parkeerkaart, kunnen zij parkeerretributies of -belastingen bepalen die van toepassing zijn op motorvoertuigen, hun aanhangwagens of onderdelen.
Deze bepaling geldt niet voor het halfmaandelijks beurtelings parkeren en de beperking van het langdurig parkeren.
Art. 10/2. Met het oog op het innen van de parkeerretributies of -belastingen kunnen concessies of beheersovereenkomsten worden afgesloten.
De Vlaamse Regering, de steden en de gemeenten en hun concessiehouders en de gemeentelijke verzelfstandigde agentschappen zijn gemachtigd om de identiteit van de houder van de nummerplaat op te vragen bij de overheid die belast is met de inschrijving van de voertuigen in overeenstemming met de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Art. 10/3. De in artikel 10/1 bedoelde retributies of belastingen worden ten laste gelegd van de houder van de nummerplaat.”.
Art. 3. De wet van 22 februari 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren wordt opgeheven, voor wat betreft het Vlaamse Gewest.
Ludwig CALUWÉ, Sophie DE WIT, Jan ROEGIERS, Dirk DE KORT, Lies JANS, Bart MARTENS, Griet SMAERS