2009 - 2014

28 October 2009

Tussenkomst tijdens de bespreking van de motie tot uitoefening van het recht van onderzoek met betrekking tot de Beheersmaatschappij

...

De heer Ludwig Caluwé: Ik zal dadelijk onze visie hierover naar voren brengen. We hebben daar zopas al telefonisch over gesproken. Uit dat gesprek had ik begrepen dat er nog één meningsverschil bestond. We konden er niet uit afleiden dat we dat zouden kunnen overbruggen. Misschien zal dat dadelijk ook blijken uit het debat. <?xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De heer Filip Watteeuw: Mijnheer Caluwé, ik hoop dat u hiermee de onderzoekscommissie niet torpedeert.

De voorzitter: Het is best dat we de standpunten van alle partijen horen. Dan kunnen we dat misschien opnieuw overwegen. Een schorsing kan ik altijd inlassen. De heer De Wever heeft het woord. De volgorde is niet volgens de grootte van de fracties.
De heer Ludwig Caluwé: Sinds wanneer? Dat is altijd zo in plenaire vergaderigen.
De voorzitter: De vorige keer is dat ook niet gebeurd. De volgorde van de sprekers is als volgt: 4 is N-VA, 5 is sp.a, 6 is CD&V en 7 is Open Vld. Ik zie niet in waarom N-VA nu niet het woord zou kunnen krijgen. Ik zie het probleem niet. Er is een ongeschreven regel waarvan kan worden afgeweken.
De heer Ludwig Caluwé: Mijnheer de voorzitter, ik begrijp dit niet. We hadden ook al wat vragen omdat u die handelwijze ook toepast als voorzitter van de commissie. Maar in de plenaire vergadering is het de gewoonte dat eerst de vraagstellers aan bod komen, degenen die een initiatief hebben genomen. Vervolgens krijgt de grootste fractie eerst het woord. Daar is bij mijn weten – ik zit hier ondertussen tien jaar – nog nooit van afgeweken.
Als er een verklaring van de regering is, krijgt de grootste oppositiefractie eerst het woord. Dat is een gewoonte, dat staat nergens geschreven. Vervolgens spreekt de grootste meerderheidsfractie. Ik zie echt niet in waarom we nu van die gewoonte zouden afwijken. (Applaus bij CD&V)
De heer Bart De Wever: Mijnheer de minister, ik sta niet te springen op het prerogatief om als eerste van de meerderheid het woord te nemen. Misschien moeten we een onderzoekscommissie oprichten om na te gaan hoe het zover is kunnen komen. Als het de lieve vrede kan dienen, laat ik met veel plezier de CD&V-fractie voorgaan.
De voorzitter: De heer Caluwé heeft het woord.
De heer Ludwig Caluwé: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het is niet zo dat deze problematiek – BAM, Oosterweel – niet aan bod is gekomen in dit parlement in de voorbije weken. Volgens sommigen gebeurde dat zelfs tot vervelens toe, aldus de heer Penris. Voor die uitspraak kreeg hij applaus. Ik heb dan ook de indruk dat dit gedragen is. Er is geen enkel project in Vlaanderen dat zo nauwgezet is gevolgd in het parlement door verschillende verdienstelijke collega’s, en ook met succes. Dat heeft aanleiding gegeven tot een aantal correcties.
Soms was het moeilijk om een antwoord te krijgen, maar met sterk aandringen werden er dan toch antwoorden verkregen. We hebben dit tijdens deze legislatuur al doorgetrokken. Toen we tijdens de vakantie vergaderden, ging dat in belangrijke mate hierover.
Toen kwam de zogenaamde Arup-Sumstudie met het tunnelalternatief. Eerst werd het voorgesteld als het ei van Columbus, de deus ex machina. Vandaag is dat tot zijn normale proporties teruggebracht en herhalen de grote voorstanders dat niet met zoveel sterkte. Dat is in belangrijke mate het gevolg geweest van het onderzoek, de hoorzittingen en de scherpe vragen die daarover in de ad-hoccommissie, en vervolgens in de commissie Openbare Werken en ook andere commissies werden geformuleerd.
We moeten inderdaad een serieuze evaluatie maken van het instrument van de volksraadpleging. Naar aanleiding van de interpellatie van mevrouw Vogels in de commissie Binnenlands Bestuur is er daarover discussie geweest. Voor het eerst heeft een volksraadpleging plaatsgevonden, niet over een zaak waar de gemeente zelf over beslist maar over een initiatief van een andere overheid. Toen de gemeentelijke volksraadpleging in 1995 werd geïntroduceerd, sloot toenmalig minister Vande Lanotte uitdrukkelijk uit dat er over dergelijke aangelegenheden volksraadplegingen zouden kunnen plaatsvinden. Ook in het decreet staat dat er geen volksraadplegingen kunnen plaatsvinden over zaken die krachtens een wet of decreet worden toegewezen aan de gemeenten. Er heeft nu wel een dergelijke volksraadpleging plaatsgevonden. Heel die decreetgeving is daar echter niet op gebaseerd. Er moet met andere woorden een evaluatie plaatsvinden. Ik vraag me af of die evaluatie niet kan gebeuren op een normale manier, zonder dat daarvoor een onderzoekscommissie moet worden opgericht. Ik denk niet dat via gerechtelijke weg bepaalde documenten moeten worden opgevraagd. Die wetgeving kan op een normale manier worden geëvalueerd en bijgestuurd. De werkwijze van een onderzoekscommissie is daarvoor niet nodig.
De voorzitter: Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels: Mijnheer Caluwé, ik denk dat u het niet goed hebt begrepen. Er wordt hier geen onderzoekscommissie gevraagd naar het referendum, er wordt een onderzoekscommissie gevraagd naar de werking van de BAM en naar het uitbesteden van grote infrastructuurprojecten aan een verzelfstandigd agentschap. Ik denk dat u niet goed hebt geluisterd.
De heer Ludwig Caluwé: Dat staat uitdrukkelijk in de motie van uw fractie.
Mevrouw Mieke Vogels: In onze motie wordt de communicatie met de burgers in vraag gesteld. Die communicatie is immens belangrijk om een draagvlak te creëren. Het niet of slecht communiceren is doorgetrokken tijdens de periode van het referendum. Het instrument referendum willen wij echter absoluut niet onderzoeken via een onderzoekscommissie. Ik hoop dat dit duidelijk is.
De heer Ivan Sabbe: Ik heb het er een beetje moeilijk mee dat de heer Caluwé zo rond de pot draait. Tijdens de Commissie ad hoc in augustus was al duidelijk dat de schadeclaims van de aannemers, van Noriant, die in het contract zijn begroot op 800.000 euro maar die kunnen oplopen tot tientallen miljoenen euro, een serieus risico inhouden voor Vlaanderen en zijn belastingbetalers. De schadeclaims kunnen mogelijk 1 tot 2 percent van de Vlaamse jaarlijkse begroting bedragen. Het lijkt me dan ook noodzakelijk dat we hier onze verantwoordelijkheid nemen en onderzoeken wat er precies is gebeurd om de schade voor de Vlaamse belastingbetalers mogelijk te beperken.
De heer Ludwig Caluwé: We zijn in dit parlement volop bezig met de problematiek van de snelheid van vergunningen. De heer de Kort heeft daar vorige week in de commissie voor Openbare Werken een zeer indringende vraag over gesteld. Ik raad alle collega’s aan om het verslag daarover te lezen. Alle fracties hebben toen een zinvolle uiteenzetting gehouden.
Het is de bedoeling van de regering om te komen tot een versnelling van de procedures. Daarvoor hadden we de voorbije periode niet nodig. Dat is als dusdanig ingeschreven in het regeerakkoord. Vorige week heeft de regering aangekondigd dat zij een aantal conclusies zal voorleggen over een aantal zaken waarover in de moties een onderzoek wordt gevraagd. Ik heb het dan over die zeven werkgroepen. Er is de problematiek van de snelheid van de vergunningen, de reorganisatie van de BAM, de problematiek van de financiering, het contract met Noriant, de communicatie, de problematiek van de leefbaarheid en de mogelijke aansluiting naar de Liefkenshoektunnel.
De heer Filip Watteeuw: Mijnheer de voorzitter, het is onjuist wat de heer Caluwé zegt. Er staat inderdaad dat men gaat kijken hoe BAM kan worden gereorganiseerd, maar dan wel in functie van de huidige mobiliteitsprojecten. Wat wij en andere fracties in de moties vragen, gaat veel breder. Het gaat over hoe we op een goede manier kunnen werken, hoe we ervoor kunnen zorgen dat er een draagvlak is, hoe we ervoor kunnen zorgen dat zinvolle infrastructuurprojecten worden gerealiseerd. Dat is iets anders. Hier gaat het gewoon om de werkgroep van de regering, niet van het parlement, die zegt hoe we ervoor kunnen zorgen dat BAM wat wordt aangepast om verder te werken.
De heer Ludwig Caluwé: Daar zit natuurlijk een fundamenteel verschil. Vandaag zeggen we dat het nu niet het moment is om over te gaan tot de oprichting van een onderzoekscommissie. Daar is een sereen klimaat voor nodig. Ik apprecieer dat het klimaat daarnet bij de toelichtingen van de moties al een stuk serener was en is dan tijdens de afgelopen weken. Maar we hebben toch allemaal mails ontvangen van de verschillende actiegroepen. (Opmerkingen van de heer Jan Penris)
De voorzitter: Mijnheer Penris, laat de heer Caluwé eerst zijn zin afmaken.
De heer Ludwig Caluwé: Het debat bij de volksraadpleging was zeer emotioneel. Er is nood om het fijn stof eerst te laten neerdalen vooraleer we overgaan tot het oprichten van een onderzoekscommissie. Het klimaat moet niet alleen sereen zijn. Als men in de moties naar een aantal elementen vraagt, dan gaat het om aanbevelingen om het beleid aan te passen.
De heer Jan Penris: Mijnheer de voorzitter, nu is zijn zin natuurlijk al af. Men moet kunnen onderbreken op het moment dat de spreker een punt tracht te maken.
Mijnheer Caluwé, als u het hebt over die actiegroepen, dan kan ik u voor een deel volgen. Wij krijgen dikwijls – ook interessante – mails van die actiegroepen. Het is onze taak om daarmee rekening te houden of niet. Dat is uw verantwoordelijkheid en de mijne. Maar het debat wordt niet gevoerd tussen u en de actiegroepen of tussen de actiegroepen en BAM: het debat wordt gevoerd in dit parlement tussen politici. Die politici krijgen munitie vanuit verschillende instanties. U krijgt misschien, nee zeker!, munitie vanuit BAM. Wij krijgen misschien, nee zeker!, munitie vanuit de actiegroepen. Wij zijn de filters in het democratisch debat.
We hebben het debat ten gronde gevoerd op het moment van het referendum. Dat was heel basisdemocratisch. Dat heeft geleid tot een uitslag. Met die uitslag zullen we rekening houden. En nu moeten we met die uitslag verder. Dat is opnieuw onze verantwoordelijkheid als verkozenen des volks. U moet niet bang zijn voor de argumenten die uw of onze ploegen aanreiken.
U moet ook niet bang zijn voor het debat. Ik neem de verantwoordelijkheid op mij dat als het debat wordt gevoerd, het op een zeer serene manier zal gebeuren. Ik heb begrepen dat ook Groen! het debat op een zeer serene manier wil voeren. Ik weet niet wat LDD zal doen. Die partij maakt van elke gelegenheid gebruik of misbruik, zeker als er camera’s in de buurt zijn, om het debat te voeren zoals zij het gevoerd wil zien.
Ik heb veel respect en begrip voor de visie van de heer Van Rompuy. Als er een onderzoekscommissie wordt opgericht, dan moet ze sereen werken. De voorzitter weet dat als ik iets garandeer, hij ervan op aan kan dat dat ook gebeurt. Ik garandeer u dat mijn fractie het debat op een serene manier zal voeren. We zullen misschien wel vragen stellen – we zullen dat zelfs zeker doen – die van de actiegroepen komen. Maar u en uw mensen moeten net zo goed daar een sereen antwoord op kunnen geven.
De heer Lode Vereeck: Mijnheer de voorzitter, ik krijg stilaan het gevoel dat in het antwoord van de heer Caluwé de zaak wat geminimaliseerd wordt. Wat we met BAM hebben meegemaakt, is een compleet debacle. Het gaat waarschijnlijk om de grootste werken van deze eeuw. We kunnen echt niet overgaan tot de orde van de dag met een werkgroep van de regering.
Ik heb mijn tussenkomst beperkt gehouden. Ik had tal van voorbeelden om aan te tonen wat daar allemaal is misgelopen. Maar om hier het serene debat te behouden, heb ik dat niet gedaan. Het gaat inderdaad om de vraag hoe wij grote infrastructuurwerken beleidsmatig gaan managen. We hebben het gevoel dat dat met de BAM en dergelijke structuren niet de goede manier is. Voor mij is het een vraag die analoog is – het zal u misschien verbazen, en ik zeg het in alle sereniteit – met de discussie, die we ook in het Vlaams Parlement hebben gevoerd, over Flanders House. De regering is daar ook met sui-generisinstituten en ad-hocoplossingen bezig een beleid te voeren op een manier waarop je niet goed een beleid kunt voeren. Het zit ingebakken in die structuren dat het misloopt. Voor mij gaat het meer over de manier waarop we ons beleid organiseren. Enerzijds beleidsmatig-organisatorisch, anderzijds ook wat de mobiliteit betreft.
Mijnheer Penris, ik wil het debat in alle sereniteit voeren, maar ik herhaal nogmaals dat u ons vorige week hebt opgeroepen om de BAM af te schaffen. Dat was punt 6 van uw actualiteitsmotie. Ik wil wel, maar ik wil eerst een rustig debat voeren. En dan zien we wel wat we met de BAM zullen doen.
De heer Ludwig Caluwé: Ik zei al dat ik apprecieerde dat het klimaat anders is. Er begint wat sereniteit te ontstaan. Maar ik kondig ook aan dat de regering werkt aan datgene wat we willen onderzoeken. Stel dat je consequent bent met u vraagt, dan kan de regering uiteraard niet werken aan besluiten die zij wil trekken. En dat vinden we nodig. Als je vandaag een commissie opricht, zet je de boel voor een bepaalde periode stil. Wij vinden dat wij de boel op dit moment niet kunnen stilzetten. Wij staan veel te stil in die file. Wij willen dat er voortgang wordt gemaakt. Wij willen dat er snel resultaten komen, dat er snel wordt gewerkt aan de vergunningen, dat er snel gewerkt wordt aan een reorganisatie van de BAM, dat er snel kan worden doorgegaan met de werken in Antwerpen om onze mobiliteit opnieuw op gang te brengen.
Dus willen wij eerst het resultaat zien van wat de regering aan het uitwerken is, uiteraard goed gecontroleerd door onze commissies in het parlement, zoals we dat in de voorbije periode uitstekend hebben gedaan. Eens we de resultaten daarvan hebben, kunnen we bekijken of een aantal aspecten eventueel verder moeten worden onderzocht. Dat willen we in de toekomst zeker niet uitsluiten. Wij denken dat het vandaag niet nodig is om tot die conclusie te komen. De motie van Groen! stelt <?xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />1 april 2010 voor. Ik heb ook wat ervaring met onderzoekscommissies. Als ik zie wat men allemaal wil onderzoeken, weet ik dat dat op 1 april 2010 niet zal afgerond zijn. Dan zal men voorstellen om er nog een half jaar bij te doen. Dat kunnen we ons niet permitteren. We kunnen ons niet permitteren om het regeringswerk met betrekking tot de mobiliteit in Antwerpen gedurende een heel jaar stil te zetten. Wij moeten daarmee doorgaan. Wij verwachten daar snel resultaten van. Dat willen wij en daarom zeggen wij op de moties die vandaag voorliggen: neen.

...

Lees het volledige (voorlopige) verslag van de plenaire vergadering van 28/10/2009