2004 - 2009

Vragen voor Vlaams Minister van Openbare werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Kris Peeters

8 December 2005

Schriftelijke vraag over het bestrijden van lichtvervuiling

Vraag

Vlaanderen en de buurlanden in Noord-Europa is één van werelds meest lichtvervuilde gebieden. Hemelgloed, verblinding, strooilicht als gevolge van ondermeer weg-, reclame- en landbouwverlichting zijn enkele voorbeelden van soorten lichtvervuiling die in Vlaanderen overal voorkomen.

Het beleid staat niet stil en zo ontstond in 1997 binnen de Vlaamse Regering het Urgentieplan lichthinder en zijn er de ministeriële omzendbrieven van 1996 en 1997 aan de gemeenten omtrent de Vlaremwetgeving.

In buurland Nederland heeft de provincie Noord-Holland onlangs een Licht-Award gewonnen omwille van enkele innovatieve maatregelen omtrent actieve markering. Het prijswinnende project was het toepassen van de actieve markering: dat zijn kleine lichtpuntjes in de weg die op vijf tot zeven keer grotere afstand te zien zijn dan (passieve) reflectoren en zo het verkeer veel beter geleiden. De lichtpuntjes worden er aangestuurd via lussen in de weg en branden dus alleen als het nodig is. Dit levert volgens onderzoekers een energiebesparing van meer dan negentig procent op en is een maatregel in de strijd tegen lichtvervuiling. Bovendien vult actieve markering de kloof tussen conventionele verlichting en geen verlichting.

Welke innovatieve maatregelen neemt Vlaanderen om de openbare verlichting op een minder vervuilende en energie-opslorpende te organiseren?

Zijn er in Vlaanderen proefprojecten met alternatieve verlichting? Hoe worden deze geëvalueerd?

Op welke wijze worden de gemeenten gevraagd zelf initiatieven te nemen hieromtrent en op welke wijze worden zij daarin ondersteund?

Wat is de doelstelling omtrent het bestrijden van lichtvervuiling? Is er een termijn vooropgesteld waarop een bepaald doel bereikt moet zijn?

Antwoord

Achtergrondinformatie

In Vlarem II worden hoofdstukken 4.6 en 6.3 gewijd aan de beheersing van hinder door licht voor respectievelijk ingedeelde en niet-ingedeelde inrichtingen. De huidige voorschriften zijn vrij beperkt en niet altijd éénduidig te interpreteren. Bijkomende handicap is dat er in Vlarem geen concrete cijfers worden vermeld. Hierdoor kunnen op basis van de bepalingen in Vlarem geen metingen worden uitgevoerd om lichthinder vast te stellen wat de handhaving bemoeilijkt.

Lichthinder is opgenomen in het milieubeleidsplan 2003-2007. Momenteel ligt de nadruk op het verzamelen en verspreiden van informatie en op sensibilisatie.

Het verlichtingsniveau van de openbare verlichting langsheen de autosnelwegen en gewestwegen werd de voorbije jaren reeds merkelijk verminderd. De actueel door het Vlaamse Gewest toegepaste verlichtingsniveaus zijn in overeenstemming met de Europese norm EN-13201-2 van 2003. De gehanteerde verlichtingsniveaus houden rekening met de wegcategorie (o.m. volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen) en met de aard van de wegsectie (doorgaande sectie, kruispunt).
Teneinde de lichtvervuiling te beperken, plaatst het Vlaamse Gewest sinds meerdere jaren enkel verlichtingstoestellen van het afgeschermde type zonder rechtstreekse opwaartse lichtuitstraling. Het energieverbruik wordt beperkt door gebruik te maken van energiezuinige lampen met een hoog lichtrendement.

Op de autosnelwegen wordt bij nieuwe en vervangingsinvesteringen maximaal gebruik gemaakt van breedstralende verlichtingstoestellen met afgeschermde opwaartse lichtuitstraling op hoge masten (20 m). De tussenafstand tussen 2 opeenvolgende palen kan daardoor worden opgevoerd tot 90 m wat resulteert in een gevoelige reductie van de investerings-, onderhouds- en exploitatiekost. Het energieverbruik wordt bijkomend beperkt, met behoud van een verlichtingsniveau dat beantwoordt aan de Europese norm, door gebruik te maken van hoogrendement natriumdamplampen en energiezuinige voorschakelapparatuur. Bovendien wordt de verlichting op de middenberm tussen 0.30 uur en 5.30 uur steeds gedoofd, behalve op de ringautosnelwegen en op op- en afritcomplexen, dit met het oog op het behoud van de verkeersveiligheid. Bij nieuwe investeringen of vervangingsinvesteringen wordt maximaal gebruik gemaakt van de nieuwste technologieën en van nieuw ontwikkelde verlichtings-toestellen met hoog lichtenergetisch rendement.

Op wegen met 2 x 2 rijbanen wordt gestreefd naar het gebruik van breedstralers waarbij de rechtstreekse opwaartse lichtuitstraling wordt afgeschermd. Waar mogelijk worden deze toestellen naar analogie op de autosnelwegen, op hogere palen geplaatst waardoor de afstand tussen 2 palen kan worden afgevoerd (50 m). Dit heeft een gunstig effect op de investerings- en onderhoudskost, maar eveneens in beperkte mate op het energieverbruik.

Op de gewone gewestwegen met 2 rijbanen worden de meest optimale paalhoogtes en verlichtingstoestellen geselecteerd in functie van de omgevingsfactoren. Gezien de functie van de weg blijft de verlichting tijdens de nacht continu branden. Dit komt de verkeersveiligheid van de weggebruiker (voertuigen, fietsers, voetgangers) ten goede, maar ook de sociale veiligheid.

1. Het Vlaamse Gewest opteert om in geval van vernieuwing van de openbare verlichting, gebruik te maken van de meest recente technologieën op het vlak van de verlichtingstoestellen, de lampen en de ballasten, dit met het oog op een reductie van de lichtpolutie en het energieverbruik, doch met behoud van de verkeersveiligheid en sociale veiligheid voor alle weggebruikers.

De voorgeschreven verlichtingstoestellen zijn bovendien van het afgeschermde type, waardoor de rechtstreekse opwaartse lichtstroom nagenoeg nihil is.

2. Vanuit AOSO-EM werden nog geen proefprojecten opgestart betreffende alternatieve verlichting. Nieuwe tendenzen in het buitenland worden via literatuurstudie wel opgevolgd.

3. Via de Samenwerkingsovereenkomst 'Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling' worden gemeenten en provincies door het Vlaamse Gewest financieel en inhoudelijk ondersteund bij hun milieubeleid. In 2005 tekenden er voor de cluster hinder 156 gemeenten in op niveau 1 en 42 gemeenten op niveau 2. (Voor de algemene intekening op de Samenwerkingsovereenkomst bedragen deze aantallen respectievelijk 158 en 93). In het kader hiervan worden ook specifieke campagnes gesubsidieerd door het Vlaamse Gewest. Zo liep in 2004 en 2005 in het kader van Duurzaam Lokaal Milieubeleid (DULOMI) het project 'Gemeenten verlichten zonder hinder', uitgevoerd door BBL en VVS. De gemeenten die intekenden op het charter lichthinder, kregen extra begeleiding bij de aanpak en evaluatie van problemen rond lichthinder. Door de milieuadministratie werden 2 brochures verspreid: 'Publiciteit zonder lichtvervuiling' in 2001 en 'Wegverlichting zonder lichthinder' in 2003. Deze zijn hoofdzakelijk gericht naar de gemeenten en gaan dieper in op de onderwerpen uit de respectievelijke titels. Sinds eind 2005 is de website www.emis.vito.be/lichthinder/raadpleegbaar. Naast een overzicht van de geldende normen en aanbevelingen, krijg je als gebruiker een opsomming van de maatregelen en technieken voor het beperken van lichthinder. Deze website heeft als doelgroep niet alleen de gemeenten, maar ook alle andere gebruikers, zoals bijvoorbeeld huishoudens, bedrijven, eigenaars van sportterreinen, landbouwers… Voor de toekomst wordt er verder gekeken naar hoe gemeenten en andere doelgroepen het best kunnen worden ondersteund en begeleid bij de aanpak van de problematiek rond lichthinder.

4. Volgende doelstellingen worden in het milieubeleidsplan 2003-2007 geformuleerd :

" Nieuwe lichtvervuiling voorkomen en de bestaande lichtvervuiling verminderen (plandoelstelling);
" In 2007 komen geen gebieden meer voor met een kunstmatige hemelluminantie groter dan 9 keer de natuurlijke hemelluminantie (tussen 0.30 en 5 uur): dit is de categorie gebieden waar de kunstmatige hemelgloed nu het grootst is (richtinggevende doelstelling).

Tot op heden zijn deze doelstellingen echter moeilijk op te volgen aangezien hiervoor nog geen goed opvolgbare indicatoren ontwikkeld zijn.