2003 - 2004

13 November 2003

Wetsvoorstel tot wijziging van de wetten betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke

TOELICHTING

Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een ontwerp dat reeds op 7 april 2003 in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend (stuk Kamer, nr. 50-2453/1 ­ 2002/2003).

Voor de memorie van toelichting, het voorontwerp en het advies van de Raad van State, wordt verwezen naar dat ontwerp.

Stefaan DE CLERCK.
Mia DE SCHAMPHELAERE.
Ludwig CALUWÉ.
Sabine de BETHUNE.
Hugo VANDENBERGHE.

************* WETSVOORSTEL HOOFDSTUK I
Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II
Bepalingen tot wijziging van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964

Art. 2

Het opschrift van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, gewijzigd bij de wetten van 7 mei 1999 en van 28 november 2000, wordt vervangen als volgt :

« Wet betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling ».

HOOFDSTUK III
Bepalingen tot wijziging van de wet van 18 maart 1998 tot instelling van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling

Art. 3

Het opschrift van de wet van 18 maart 1998 tot instelling van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt vervangen als volgt :

« Wet tot instelling van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde gedetineerden en de opvolging van geïnterneerden ».

Art. 4

Artikel 2 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 2. ­ § 1. In ieder rechtsgebied van het hof van beroep wordt een commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde gedetineerden en de opvolging van geïnterneerden, hierna te noemen « commissie », ingesteld. Voor het rechtsgebied van het Hof van beroep te Brussel worden evenwel een Nederlandstalige en een Franstalige commissie ingesteld.

De Koning bepaalt waar de zetel van elke commissie is gevestigd.

§ 2. Behoudens de uitzonderingen door de Koning bepaald, is voor de toekenning van de voorwaardelijke invrijheidstelling of voor de toepassing van de wet betreffende de internering van delinquenten met een geestesstoornis bevoegd de commissie ingesteld bij het rechtsgebied van het hof van beroep waarin de gevangenissen, de inrichtingen tot bescherming van de maatschappij of de erkende geschikte inrichtingen waar veroordeelde gedetineerden of geïnterneerden verblijven gelegen zijn of, indien de tot internering veroordeelde zich bij de eerste door de commissie te nemen beslissing nog in vrijheid bevindt, de commissie ingesteld binnen het rechtsgebied van het Hof van beroep waar de tot internering veroordeelde verblijft op het ogenblik van zijn veroordeling.

§ 3. Voor de commissies die zitting hebben in het rechtsgebied van de hoven van beroep te Luik en te Bergen wordt de rechtspleging in het Frans gevoerd, behoudens de uitzondering bepaald in § 4, derde lid.

Voor de commissies werkzaam in het rechtsgebied van de hoven van beroep te Antwerpen en te Gent wordt de rechtspleging in het Nederlands gevoerd.

Voor de commissies werkzaam in het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel wordt de rechtspleging in het Frans gevoerd voor de gevangenissen, inrichtingen tot bescherming van de maatschappij en de erkende geschikte inrichtingen gelegen in Waals-Brabant en in het Nederlands voor de gevangenissen, inrichtingen tot bescherming van de maatschappij en de erkende geschikte inrichtingen gelegen in Vlaams-Brabant.

Voor de gevangenissen, inrichtingen tot bescherming van de maatschappij en de erkende geschikte inrichtingen gelegen in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wordt de rechtspleging in het Frans of in het Nederlands gevoerd naargelang van de taal van het vonnis of arrest waarbij de zwaarste straf of de meest recente veroordeling tot internering is opgelegd.

§ 4. Een veroordeelde gedetineerde of een geïnterneerde die onder de bevoegdheid ressorteert van een commissie waarvan hij de taal niet kent of die zich gemakkelijker uitdrukt in de taal van een andere commissie, kan een gemotiveerde vraag richten aan de bevoegde commissie om de behandeling van zijn dossier over te dragen aan een commissie waarvan hij de taal kent of van de taal waarin hij zich gemakkelijker uitdrukt. De veroordeelde gedetineerde kan dit verzoek instellen nadat door de directeur van de inrichting een voorstel inzake voorwaardelijke invrijheidstelling voor hem is opgesteld.

De dossiers van veroordeelde gedetineerden of van geïnterneerden die alleen Nederlands kennen of die zich makkelijker in die taal uitdrukken, worden overgedragen aan de Nederlandstalige commissie werkzaam in het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel.

De dossiers van veroordeelde gedetineerden of van geïnterneerden die alleen Frans kennen of die zich makkelijker in die taal uitdrukken, worden overgedragen aan de Franstalige commissie werkzaam in het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel.

De dossiers van veroordeelde gedetineerden of van geïnterneerden die alleen Duits kennen of die zich makkelijker in die taal uitdrukken, worden overgedragen aan de commissie werkzaam in het rechtsgebied van het hof van beroep te Luik.

De commissie neemt een beslissing binnen tien dagen na indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag. De beslissing om de bevoegdheid al dan niet over te dragen wordt met redenen omkleed en binnen drie dagen per brief ter kennis gebracht van het openbaar ministerie verbonden aan de commissie en van de veroordeelde gedetineerde of de geïnterneerde.

De verdere behandeling wordt geschorst totdat er een definitieve beslissing is over het al dan niet overdragen van het dossier aan een andere commissie. »

Art. 5

Het opschrift van hoofdstuk II van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Hoofdstuk II. ­ Samenstelling van de commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde gedetineerden en de opvolging van geïnterneerden ».

Art. 6

Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 3. ­ De commissie die oordeelt over de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde gedetineerde bestaat uit een werkend rechter van de rechtbank van eerste aanleg, een assessor strafuitvoering en een assessor sociale reïntegratie.

De commissie die oordeelt over het dossier van een geïnterneerde is samengesteld uit een werkend rechter van de rechtbank van eerste aanleg, een psychiater en een assessor sociale reïntegratie. »

Art. 7

In artikel 5 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht :

1º in § 1 worden de woorden « het ministerie van Justitie » vervangen door de woorden « de federale overheidsdienst Justitie »;

2º § 2 wordt vervangen als volgt :

« De assessor sociale reïntegratie en zijn plaatsvervanger moeten aan de volgende voorwaarden voldoen :

­ ten minste vijf jaar nuttige professionele ervaring hebben op het gebied van de sociale reïntegratie in een dienst van de federale overheidsdienst Justitie of in een door de bevoegde overheid erkende voorziening, waarvan de lijst door de Koning wordt vastgesteld;

­ houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift uitgereikt door een universiteit of een daarmee gelijkgestelde instelling;

­ Belg zijn;

­ niet ouder dan 65 jaar zijn;

­ de burgerlijke en politieke rechten genieten. »;

3º er wordt een § 2bis ingevoegd, luidende :

« De psychiater en zijn plaatsvervanger moeten aan de volgende voorwaarden voldoen :

­ ten minste vijf jaar nuttige professionele ervaring hebben op het vlak van de psychiatrie;

­ houder zijn van een diploma arts-specialist in de psychiatrie;

­ Belg zijn;

­ niet ouder zijn dan 65 jaar;

­ de burgerlijke en politieke rechten genieten. »;

4º er wordt een § 5 ingevoegd, luidende :

« De psychiater en zijn plaatsvervangers worden door de Koning aangewezen voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar overeenkomstig een door Hem, bij een in Ministerraad overlegd besluit, te bepalen procedure. »

Art. 8

In dezelfde wet wordt een hoofdstuk IIbis ingevoegd, luidende :

« Hoofdstuk IIbis. ­ Samenstelling van de hoge commissie voor de opvolging van geïnterneerden

Art. 6bis. ­ Er wordt een hoge commissie voor de opvolging van geïnterneerden, hierna « hoge commissie » te noemen, ingesteld in het gerechtelijk arrondissement Brussel, die bestaat uit een Nederlandstalige, een Franstalige en een Duitstalige afdeling.

Art. 6ter. ­ De afdelingen van de hoge commissie zijn samengesteld uit een werkend raadsheer in het hof van beroep die het voorzitterschap ervan uitoefent, een psychiater en een assessor-sociale reïntegratie.

Art. 6quater. ­ § 1. De voorzitters van de afdelingen en hun plaatsvervangers worden onder de raadsheren die zich kandidaat hebben gesteld aangewezen door de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie. Hierbij wordt rekening gehouden met nuttige beroepservaring en worden bij voorkeur raadsheren aangewezen die houder zijn van het diploma van licentiaat in de criminologie.

§ 2. De voorzitters van de afdelingen van de hoge commissie en hun plaatsvervangers worden aangewezen voor een termijn van drie jaar, die eenmaal kan worden verlengd voor een termijn van vijf jaar.

Ten vroegste drie jaar na het einde van hun opdracht bij de commissie, kunnen de raadsheren die de hoge commissie hebben voorgezeten en hun plaatsvervangers zich opnieuw kandidaat stellen voor deze functie. Zij kunnen worden aangewezen voor een termijn van vijf jaar, die niet kan worden verlengd.

Art. 6quinquies. ­ De assessor sociale reïntegratie en de psychiater en hun plaatsvervangers worden aangewezen op de wijze omschreven in artikel 5, §§ 2 tot en met 5. De vereiste nuttige professionele ervaring wordt echter op tien jaar gebracht.

Art. 6sexies. ­ § 1. Aan iedere afdeling van de hoge commissie is een lid van het openbaar ministerie verbonden.

§ 2. Hij wordt onder de leden van het parket-generaal die zich kandidaat gesteld hebben aangewezen door de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, die tegelijk uit de kandidaten meerdere plaatsvervangers aanwijst. Hierbij wordt rekening gehouden met nuttige beroepservaring en worden bij voorkeur magistraten aangewezen die houder zijn van het diploma licentiaat in de criminologie. Bij ontstentenis van kandidaten wijst de procureur-generaal hen ambtshalve aan.

§ 3. Het lid van het openbaar ministerie en zijn plaatsvervangers worden aangewezen voor een termijn van drie jaar, die eenmaal kan worden verlengd voor een termijn van vijf jaar.

Ten vroegste drie jaar na het einde van hun opdracht bij de hoge commissie kunnen het lid van het openbaar ministerie dat aan de hoge commissie verbonden is geweest en zijn plaatsvervangers zich opnieuw kandidaat stellen of ambtshalve worden aangewezen voor het ambt dat ze hebben uitgeoefend. Zij worden aangewezen voor een termijn van vijf jaar die niet kan worden verlengd.

Art. 6septies. ­ De functie van voorzitter, assessor sociale reïntegratie, psychiater en lid van het openbaar ministerie bij de hoge commissie is tijdens de duur van het mandaat onverenigbaar met de uitoefening van een functie in een commissie.

Art. 6octies. ­ De zittingen van de afdelingen van de hoge commissie vinden plaats in de taal waarin de beslissing, waartegen beroep is ingesteld, is gewezen. »

Art. 9

Het opschrift van hoofdstuk III van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Hoofdstuk III. ­ Bevoegdheden van de commissie die oordeelt over de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde gedetineerden ».

Art. 10

In de artikelen 8, eerste lid, 13 en 14, § 2, zevende lid, worden de woorden « wet betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen bij de wet van 1 juli 1964 » vervangen door de woorden « wet betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling ».

Art. 11

Het opschrift van hoofdstuk IV van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Hoofdstuk IV. ­ Werking van de commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde gedetineerden en de opvolging van geïnterneerden en van de hoge commissie voor de opvolging van geïnterneerden ».

Art. 12

Artikel 14 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« § 1. Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen de vaste en plaatsvervangende leden in handen van de eerste voorzitter van het Hof van beroep van het rechtsgebied waar de commissie en de hoge commissie worden ingesteld, de volgende eed af : « Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk. »

§ 2. De leden van de commissie en van de hoge commissie kunnen worden gewraakt om de bij de artikelen 828 en 830 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalde redenen die aanleiding geven tot wraking.

Ieder lid van de commissie en van de hoge commissie dat weet dat er een reden van wraking tegen hem bestaat, moet zich onthouden.

Hij die wil wraken, moet dit doen zodra hij van de wrakingsgrond kennis heeft.

De wraking wordt gevraagd bij een met redenen omkleed verzoekschrift gericht aan de voorzitter van de commissie of van de hoge commissie. Het verzoekschrift wordt gedateerd en ondertekend. Het bevat :

1º de naam, voornaam, hoedanigheid en woonplaats van de partij;

2º het voorwerp van de aanvraag en een uiteenzetting van de feiten en de middelen.

Indien de wraking wordt betwist, wordt het gewraakte lid vervangen door zijn plaatsvervanger, worden de wrakende partij en het gewraakte lid gehoord en doet de commissie of de hoge commissie onverwijld uitspraak.

Heeft het gewraakte lid zich teruggetrokken of wordt zijn wraking door de commissie of de hoge commissie aanvaard, dan wordt in zijn vervanging voorzien door zijn plaatsvervanger.

Binnen drie dagen na de uitspraak van de commissies of van de hoge commissie wordt de beslissing per aangetekende brief bekendgemaakt aan het gewraakte lid, aan het openbaar ministerie, aan de veroordeelde bedoeld in artikel 2 van de wet betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling of aan de geïnterneerde bedoeld in de wet betreffende de internering van delinquenten met een geestesstoornis.

§ 3. Wanneer een lid verhinderd of afwezig is, alsmede in het geval dat zijn mandaat openvalt, wordt het lid vervangen door zijn plaatsvervanger. »

Art. 13

In artikel 15 van dezelfde wet worden de woorden « en van de hoge commissie » ingevoegd tussen de woorden « secretariaat van de commissie » en de woorden « wordt waargenomen ».

Art. 14

In artikel 16 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht :

1º in § 1 worden de woorden « en de psychiaters » ingevoegd tussen de woorden « de assessoren » en de woorden « beschouwd als »;

2º in § 2 worden de woorden « , van de hoge commissie » ingevoegd tussen de woorden « leden van de commissie » en de woorden « en van het secretariaat ».

Art. 15

Artikel 17 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 17. ­ § 1. De personeelskosten en de werkingskosten van de commissie en van de hoge commissie en van hun secretariaat komen ten laste van de federale overheidsdienst Justitie.

§ 2. De Koning bepaalt het administratief en geldelijk statuut van de assessoren verbonden aan de commissie.

De Koning bepaalt het bedrag van de vergoeding per zitting voor de verschillende plaatsvervangers indien deze een effectief lid vervangen.

§ 3. De Koning bepaalt het bedrag van de vergoeding per zitting voor de psychiater verbonden aan de commissie en zijn plaatsvervangers indien deze de psychiater vervangen.

§ 4. De Koning bepaalt het bedrag van de vergoeding per zitting voor de assessor-sociale reïntegratie en de psychiater verbonden aan de hoge commissie en hun plaatsvervangers indien deze de assessor of de psychiater vervangen.

§ 5. De leden van de commissie, van de hoge commissie, het lid van het openbaar ministerie, de secretaris en, in voorkomend geval, de plaatsvervangers worden vergoed voor de gemaakte reis- en verblijfskosten. »

Art. 16

In artikel 18 van dezelfde wet worden de woorden « en van de hoge commissie » ingevoegd na de woorden « werkwijze van de commissies ».

HOOFDSTUK IV
Bepalingen tot wijziging van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke

Art. 17

In artikel 1 van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke worden de woorden « de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en gewoontemisdadigers » vervangen door de woorden « de wet betreffende de internering van delinquenten met een geestesstoornis ».

Art. 18

In hoofdstuk II, van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke wordt een afdeling 3 ingevoegd, luidende :

« Afdeling 3. ­ Opname van een geïnterneerde veroordeelde bij het verstrijken van de vrijheidsbenemende straf of straffen

Art. 22bis. ­ § 1. Indien de bevoegde commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde gedetineerden en de opvolging van geïnterneerden overeenkomstig artikel 32 van de wet betreffende de internering van delinquenten met een geestesstoornis in haar advies vaststelt dat de geestesstoornis van de geïnterneerde veroordeelde niet voldoende verbeterd is, zendt het openbaar ministerie de vrederechter van de plaats waar de geïnterneerde veroordeelde is of was geplaatst een met redenen omkleed verzoekschrift tot opname in de door de vrederechter aan te duiden plaats. Bij zijn verzoekschrift voegt hij het dossier van de bevoegde commissie betreffende de geïnterneerde veroordeelde, alsook alle gegevens die nuttig kunnen zijn voor het onderzoek van de zaak.

§ 2. De vrederechter doet uitspraak met voorrang boven alle andere zaken.

De vrederechter neemt zijn beslissing overeenkomstig de artikelen 7 en 8. Het dossier van de bevoegde commissie wordt gedurende vier dagen voorafgaand aan de zitting ter beschikking gesteld van de geïnterneerde veroordeelde en van zijn advocaat en, in voorkomend geval, van de geneesheer-psychiater en de vertrouwenspersoon van de geïnterneerde veroordeelde.

§ 3. Indien de vrederechter bij het verstrijken van de straf of de straffen geen beslissing tot opname heeft genomen, wordt de geïnterneerde veroordeelde in vrijheid gesteld.

§ 4. Indien de vrederechter het verzoek inwilligt, wijst hij de psychiatrische dienst aan waarin de zieke ter observatie of voor verder verblijf wordt opgenomen.

§ 5. Het vonnis is uitvoerbaar bij het verstrijken van de vrijheidsbenemende straf of straffen.

§ 6. Vanaf het ogenblik van de opname zijn de bepalingen van deze wet van toepassing, met uitzondering van artikel 12, 2 en 3, artikel 17, 1º en artikel 19, § 1.

In afwijking van artikel 22 kan de vrederechter voor de in dit artikel bedoelde personen de beslissing tot verder verblijf, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de geneesheer-diensthoofd, van de zieke of van enige belanghebbende, herzien. »

HOOFDSTUK V
Overgangsbepalingen ­ Inwerkingtreding van de wet

Art. 19

De assessoren sociale reïntegratie en hun plaatsvervangers die zetelen in de commissies oordelend over de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde gedetineerden en die vóór de inwerkingtreding van deze wet werden aangewezen blijven hun functie uitoefenen tot de termijn voor dewelke zij aangewezen zijn verstreken is.

Art. 20

De Koning bepaalt de datum van de inwerkingtreding van deze wet.

30 oktober 2003.

Stefaan DE CLERCK.
Mia DE SCHAMPHELAERE.
Ludwig CALUWÉ.
Sabine de BETHUNE.
Hugo VANDENBERGHE.