2003 - 2004

20 October 2003

Wetsvoorstel houdende invoering van een verbod van dubbele kandidaatstelling bij de gelijktijdige verkiezingen van het Europees Parlement met de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers, de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, of de Brusselse Hoofdstedelijke Raad

TOELICHTING

Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 29 augustus 2003 in de Kamer werd ingediend (stuk Kamer, nr. 51-0183/001 ­ BZ 2003).

Het beoogt de inspraak van de kiezer te versterken door de dubbele of meervoudige kandidaatstelling bij gelijktijdige verkiezingen van het Europees Parlement, enerzijds, en de verkiezingen van de federale wetgevende Kamers of de gewestraden, anderzijds, onmogelijk te maken.

Thans is het mogelijk bij gelijktijdige verkiezingen voor meer dan één assemblee kandidaat te zijn en verkozen te worden. Alleen voor de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers kan niemand tegelijk kandidaat zijn voor de Kamer en de Senaat. Het is wel mogelijk om tegelijk kandidaat te zijn voor bijvoorbeeld de verkiezingen van het Europees Parlement enerzijds en de verkiezingen van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, of de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, wanneer deze verkiezingen op dezelfde dag plaatsvinden.

Nochtans is de hoedanigheid van Europees Parlementslid onder meer onverenigbaar met die van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de Senaat, van lid van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad.

Vermits bij gelijktijdige verkiezingen een verkozene voor twee of meer mandaten tussen welke een grondwettelijke of wettelijke onverenigbaarheid geldt, slechts één mandaat kan opnemen dient hij zich voor de andere mandaten te laten vervangen.

Voor de inspraak van de kiezer is dit geen goede zaak. Kiezers die hun stem hebben uitgebracht voor een kandidaat die verkozen is verklaard voor meer dan één assemblee, moeten na de verkiezingen vaststellen dat betrokkene slechts één mandaat kan opnemen en zich voor de andere moet laten vervangen door een opvolger voor wie de kiezers niet hebben gestemd. De kiezer houdt hieraan de indruk over dat hij wordt misleid.

Tevens doet de dubbele of meervoudige kandidaatstelling bij gelijktijdige verkiezingen een discriminatie van zowel kiezers als kandidaten ontstaan. De kiezers onderling worden verschillend behandeld doordat zij hun stem kunnen inschatten voor kandidaten die voor één assemblee kandidaat zijn, maar niet voor kandidaten die voor meer dan één assemblee kandidaat zijn. Kandidaten die zich voor meer dan één assemblee kandidaat stellen, worden gunstiger behandeld doordat zij over meer middelen kunnen beschikken om hun verkiezingscampagne te voeren en doordat zij in voorkomend geval kunnen kiezen welk mandaat zij opnemen.

Dit is ook de mening van het Arbitragehof dat in zijn arrest nr. 73/2003 van 26 mei 2003 de dubbele kandidaatstelling voor Kamer en Senaat, die was ingevoerd door artikel 6 van de wet van 13 december 2002 houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving, heeft vernietigd. Het Hof motiveert deze vernietiging als volgt :

« De bestreden maatregel is van die aard dat de kiezer kan worden misleid vermits hij het nuttig effect van zijn stem niet kan inschatten en de maatregel bevoordeelt, zonder redelijke verantwoording, de kandidaten die de dubbele kandidatuur kunnen genieten » (overweging B.16.3).

Hoewel het Arbitragehof zich in het arrest niet heeft uitgesproken over een dubbele kandidaatstelling bij andere gelijktijdige verkiezingen dan die van Kamer en Senaat, kan er toch uit afgeleid worden dat een dubbele kandidaatstelling een ongelijke behandeling van kandidaten tot gevolg kan hebben en de kiezer niet met kennis van zaken kan kiezen en zijn invloed hierdoor vermindert.

Tevens komt een dubbele of meervoudige kandidatuurstelling bij gelijktijdige verkiezingen de transparantie van het politieke gebeuren niet ten goede. De dubbele of meervoudige kandidaatstelling en het aanzienlijk aantal « schijnkandidaten » maken het voor de kiezer er niet makkelijker op om de verkiezingen te volgen. Nochtans zijn in een representatieve democratie verkiezingen het inspraakmoment bij uitstek.

Om deze redenen bepaalt dit voorstel dat wie zich kandidaat stelt voor de verkiezingen van het Europees Parlement niet tegelijk kandidaat kan zijn voor de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers of van de gewestraden, wanneer deze laatste verkiezingen op dezelfde dag plaatsvinden als de verkiezingen van het Europees Parlement.

Hiertoe wordt in Titel V « Verkiesbaarheden en onverenigbaarheden » van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezingen van het Europees Parlement een artikel 41bis ingevoegd.

Door dit artikel in deze titel op te nemen wil de indiener duidelijk maken dat het niet alleen gaat om een voorwaarde inzake kandidaatstelling, maar ook om een voorwaarde inzake verkiesbaarheid, weliswaar met de belangrijke beperking dat deze voorwaarde uitsluitend van toepassing is in de situatie dat de verkiezingen voor het Europees Parlement samenvallen met die van het federaal Parlement of van de gewestraden.

Dit wetsvoorstel moet samen gelezen worden met een voorstel van bijzondere wet dat voor de verkiezingen van de gewestraden een gelijkaardige bepaling invoert indien deze verkiezingen op dezelfde dag worden georganiseerd als de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers of van het Europees Parlement.

Tevens worden deze voorstellen aangevuld met een voorstel tot herziening van artikel 69 van de Grondwet en een voorstel van verklaring tot herziening van artikel 64 van de Grondwet. Deze artikelen regelen de verkiesbaarheidsvoorwaarden respectievelijk voor de Senaat en de Kamer. Artikel 69 van de Grondwet is krachtens de verklaring van de wetgevende macht, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 10 april 2003, herzienbaar en kan bijgevolg tijdens deze zittingsperiode gewijzigd worden overeenkomstig de principes van dit voorstel en het voorstel van bijzondere wet. Artikel 64 van de Grondwet is evenwel niet herzienbaar. Pas nadat dit is gebeurd, kan het aangepast worden overeenkomstig de principes van dit voorstel. Het is dus de bedoeling om zowel artikel 64 als artikel 69 van de Grondwet aan te vullen met een lid dat de dubbele kandidatuur voor Kamer en Senaat uitsluit en tevens de dubbele kandidatuur bij verkiezingen van de Kamer en de Senaat enerzijds en bij de verkiezingen voor andere assemblees wanneer deze verkiezingen op dezelfde dag worden georganiseerd.

Hierdoor kan de verbodsbepaling voor een dubbele kandidaatstelling bij gelijktijdige verkiezingen een algemeen karakter krijgen voor de mandaten tussen welke hetzij een wettelijke hetzij een grondwettelijke onverenigbaarheid geldt en worden alle kandidaten gelijk behandeld. Daarenboven verhoogt een dergelijke veralgemening de invloed van de kiezer en de transparantie bij verkiezingen.

Luc VAN den BRANDE.

--------------------------------------------------------------------------------

WETSVOORSTEL

--------------------------------------------------------------------------------

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement wordt een artikel 41bis ingevoegd, luidende :

« Art. 41bis. ­ Onverminderd de bepalingen van artikel 41 mag niemand zich tegelijk verkiesbaar stellen voor de verkiezingen van het Europees Parlement en de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers, van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad of de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, wanneer deze verkiezingen op dezelfde dag plaatshebben.

De bewilligende kandidaat die deze verbodsbepaling overtreedt, is strafbaar met de straffen bepaald bij artikel 202 van het Kieswetboek. Zijn naam wordt geschrapt van alle lijsten waarop hij voorkomt, overeenkomstig de bepalingen van artikel 21, § 5, derde en vierde lid. »

9 oktober 2003.

Luc VAN den BRANDE.
Ludwig CALUWÉ.
Mia DE SCHAMPHELAERE.
Etienne SCHOUPPE.
Erika THIJS.
Hugo VANDENBERGHE.
Marc VAN PEEL.