1999 - 2004

Vragen voor minister van Mobiliteit, Openbare werken en Energie, Stevaert

7 November 2001

Vraag om uitleg over de uitdieping van de Westerschelde.

Vraag

De beslissing van de Nederlandse regering omtrent de verdere uitdieping van
de Westerschelde lijkt nogal sterk op het afhouden van de boot. Pas eind
2003, begin 2004 zou de Nederlandse regering een standpunt innemen.
Bovendien eist Nederland dat er een strategisch milieueffectrapport en een
maatschappelijke kosten-batenanalyse wordt opgesteld en wil de Nederlandse
regering ook de provincie Zeeland, het Bestuurlijk Overleg Westerschelde
(met gemeenten, maatschappelijke organisaties,...) direct bij de planvorming
betrekken, waardoor de snelheid van de besluitvorming ook zou kunnen
vertraagd worden. Tenslotte wil Nederland nog eens drie andere opties van
uitdieping bestuderen.

De grootste pessimisten vrezen dat in een dergelijk scenario de start van
eventuele verdiepingswerken niet voor 2010 moet verwacht worden. Anderen
spreken van 2006. Aan Vlaamse zijde blijft men hopen en rekenen op 2004. Is
dit realistisch? De directe verliezen voor een scenario zonder verdere
verdieping bedragen 56 à 64 miljard BEF (1,39 à 1,61 miljard €) voor de
periode 2000-2020, indirect op 85 à 97 miljard BEF (2,11 à 2,40 miljard €).

Nochtans werd op 5 februari jl. te Kallo een "Memorandum van
Overeenstemming" ondertekend tussen Nederland en Vlaanderen met betrekking
tot de onderlinge samenwerking ten aanzien van het Schelde-Estuarium. Voor
Nederland tekende Tinneke Netelenbos, minister van Verkeer en Waterstaat,
voor Vlaanderen Steve Stevaert, minister van Mobiliteit, Openbare Werken en
Energie. In dit Memorandum werd onder andere opgenomen dat
"de Ministers aan de politieke en juridische besluitvorming over de
bevindingen van die Langetermijnviesie de hoogste prioriteit toekennen; de
implementatie van de daaruit resulterende besluiten voortvarend ter hand zal
worden genomen; in dit verband ernaar te streven dat de Vlaamse regering
haar positie inzake de Langetermijnvisie bepaalt per ultimo 1 juni 2001, en
de Nederlandse regering haar standpunt kenbaar maakt uiterlijk een half jaar
na de Vlaamse positiebepaling."
Men heeft de indruk dat het standpunt van Nederland nu luidt dat er nog geen
standpunt wordt ingenomen tenzij dan dat men bereid is om de vraag van
Vlaanderen te onderzoeken. Of dit overeenstemt met de bepaling in het
Memorandum is zeer de vraag.

Het standpunt van Nederland roept een aantal vragen op:

* Kan de Minister de vrees van de pessimisten wegnemen dat de uitdieping met
het standpunt van Nederland op de lange baan geschoven wordt?

Indien niet, hoe meent de Minister dan dat op het standpunt van de
Nederlandse regering moet gereageerd worden?