1999 - 2004

Vragen voor Minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse aangelegenheden, Bert Anciaux

13 June 2000

Actuele Vraag over de recente uitspraken van de minister inzake de financiering van de sociale zekerheid en de erkenning van het territorialiteitsbeginsel

Vraag

De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde actuele vragen van de heren Dewinter en Caluwé tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, over de recente uitspraken van de minister inzake de financiering van de sociale zekerheid en de erkenning van het territorialiteitsbeginsel.

De heer Dewinter heeft het woord.

De heer Filip Dewinter (op de tribune) : Mijnheer de minister, dit weekend hebt u in een opmerkelijk interview in De Morgen gesteld dat u zich kant tegen de defederalisering van de sociale zekerheid. U meent dat de sociale zekerheid verder federaal gefinancierd moet worden in ruil voor de erkenning door de Franstaligen van de taalgrens en het territorialiteitsprincipe.Ik meen dat uw verklaringen totaal onaanvaardbaar zijn.

Ten eerste gaan ze diametraal in tegen de resolutie die hier in dit Vlaams Parlement zo goed als unaniem op initiatief van uw eigen fractie is goedgekeurd in. U was toen wel nog geen minister en evenmin lid van dit parlement. In die resolutie wordt de defederalisering van de sociale zekerheid, van de ziekteverzekering en van de kinderbijslag gevraagd. Uw handeling druist volledig in tegen deze verklaring.

Ten tweede moet het mij van het hart dat ik ten zeerste verwonderd ben over uw uitspraak. Mijn verwondering is vooral groot omdat uw eigen partijvoorzitter net dit weekend in De Standaard verklaringen heeft afgelegd waarin hij zegt dat de Vlaamse regering veel ambitieuzer moet zijn en dat VU&ID pleit voor een eigen Vlaamse fiscaliteit. Komt die er niet, aldus nog de heer Bourgeois, dan stapt VU&ID in 2001 uit de Vlaamse regering.

Dit lijkt me toch een spel van nemen en geven, van trekken en duwen. U gaat als minister op de rem staan, terwijl uw eigen partijvoorzitter in hetzelfde weekend, maar in een andere krant, op het gaspedaal gaat staan en vooruitgang wil boeken.

Ten derde lijken uw verklaringen mij een bijzonder sterk staaltje van slechte onderhandelingstechniek. U zegt dat we in ruil voor het niet langer aandringen op de defederalisering van de sociale zekerheid, de zekerheid moeten hebben van de Franstaligen over de taalgrens.

Mijnheer de minister, mag ik u, gewezen voorzitter van de Volksunie, er toch even op wijzen dat die taalgrens al dertig jaar een verworvenheid is en als dusdanig in artikel 4 van de Grondwet is opgenomen ? Mag ik dan ook vragen mij even te verduidelijken welke zekerheden u van de Franstaligen wenst betreffende de taalgrens?

Ik dank u alvast voor uw antwoord, maar wens nogmaals te beklemtonen dat wat u nu aan het doen bent, in strijd is met zowel de resolutie die door het Vlaams Parlement werd goedgekeurd als met de uitspraken van uw eigen voorzitter. U eist een aantal tegenprestaties van de Franstaligen die in flagrante tegenspraak zijn met wat reeds in het verleden werd bereikt, namelijk de vastlegging, in 1970, van de taalgrens in de Grondwet.

De voorzitter: De heer Caluwé heeft het woord.

De heer Ludwig Caluwé (Op de tribune): Mijnheer de minister, ook ik heb dit weekend een toch wel merkwaardig interview gelezen. Eigenlijk was het op het eerste gezicht een banaal human interest interview dat handelde over uw depressies en dergelijke meer. Op een merkwaardige uitval naar een coalitiepartner na was het niet echt boeiend, tot u daar plotseling verklaarde dat de financiering van de sociale zekerheid voor u federaal diende te blijven.

U vond het daarbij niet eens nodig eerst een officiële vergadering van de Costa bij te wonen. Ik vroeg mij af waarom u die verklaring net op dat ogenblik aflegde. Was het misschien om weerwerk te bieden aan de heer Bourgeois die net op hetzelfde moment in De Standaard een interview gaf ? Wilde u misschien de Franstaligen geruststellen omdat deze regering gedeeltelijk uitvoering geeft aan de door de vorige legislatuur uitgewerkte zorgverzekering. Wilt u daarmee aan de Franstaligen zeggen dat de Vlamingen door de uitvoering van deze beslissing eventjes stout zijn omdat ze nu eenmaal niet anders kunnen, maar dat zij zich dit niet al te hard moeten aantrekken omdat u eigenlijk toch voor een federale financiering van de sociale zekerheid bent.

Of is het een derde reden waarbij ik verwijs naar een merkwaardig interview van de heer Maingain, voorzitter van het FDF, die ervoor pleit de federale financiering van de sociale zekerheid in de grondwet in te schrijven.Dat doet bij mij toch een belletje rinkelen. Jullie blijken allebei hetzelfde te zeggen. Moet ik daaruit afleiden dat er tussen twee Brusselse inwoners onderhandelingen bezig zijn om de federale financiering van de sociale zekerheid in de Grondwet in te schrijven? Moet ik het zo zien?

Als dat zo is, heb ik toch een aantal opmerkingen. Ten eerste is het betonneren van de federale financiering van de sociale zekerheid onaanvaardbaar, want dat gaat in tegen resoluties die door het Vlaams Parlement werden goedgekeurd. Ten tweede vind ik de prijs die u daartegenover stelt even merkwaardig : uw verklaring over de taalgrens en het territorialiteitsprincipe. Moeten we dit echt vijf keer afkopen ? Moeten we nog maar eens een prijs betalen om iets af te dwingen dat al dertig jaar vaststaat ?

Mijnheer de minister, als u dan toch onderhandelingsvoorstellen wilde doen had ik eerder verwacht dat u het over de fiscale autonomie zou hebben. Ik verwachtte dat u op dat vlak garanties zou eisen. Ik dacht dat u naar een grote doorbraak zou streven. Daarover hoor ik echter niets. Het zou in zekere zin ook een tegenstelling zijn, want we wensen een fiscale autonomie om de lusten en lasten samen te brengen zodat degene die verantwoordelijk is voor de uitgaven ook verantwoordelijk is voor de inkomsten. Als we uw voorstel over de gedeelde sociale zekerheid volgen, waarbij een gedeelte van de uitgaven wordt gecommunautariseerd, maar de financiering federaal blijft, dan komen we in een systeem terecht waarbij de lusten of uitgaven voor de gewesten en gemeenschappen zijn, maar de lasten voor het federaal niveau. Dat zou ingaan tegen de filosofie achter de fiscale autonomie. Kunt u uitleggen waarom u het nodig vond deze verklaringen af te leggen? Staat de hele Vlaamse regering achter uw verklaring?

Antwoord

De voorzitter : Minister Anciaux heeft het woord.

De heer Bert Anciaux (Op de tribune): Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik kan u onmiddellijk geruststellen : ik heb geen geheime afspraken gemaakt met de heer Maingain. Mijn verklaringen zijn absoluut niet bedoeld als een tegenzet tegen de verklaringen van mijn partijvoorzitter. Integendeel, ik sta achter zijn verklaringen. Wat heb ik precies gezegd ?

Mijnheer Dewinter, ik heb niet de pretentie te denken dat ik de resoluties beter ken dan u, maar ik raad u toch aan om ze eens goed te lezen. In de resoluties wordt een pleidooi gehouden voor de overdracht van de normering en van de financiering van de kostencompenserende regeling van de gezinsbijslag en gezondheidszorg. Ik ben het daar 100 percent mee eens. In het interview met De Morgen heb ik dan ook louter gesproken over de financiering van de basispensioenen en van de basiswerkloosheidsuitkering. Ik heb niets gezegd over het aanwenden, noch over het eigen beleid.

In de resoluties wordt een pleidooi gehouden om de werkloosheidsuitkering aan te wenden voor het eigen beleid. Dat is absoluut niet in tegenstelling met mijn verklaring, integendeel. Ik heb nergens gesteld dat de gezondheidszorg federaal moet blijven. Dat heb ik zelfs niet gezegd over de financiering van de gezondheidszorg.

Mijnheer Caluwé, in het regeerakkoord staat heel uitdrukkelijk dat het gezondheidsbeleid, maar niet de financiering ervan, in Vlaamse handen moet komen. De Vlaamse regering zal er alles aan doen om dit doel te bereiken. Mijn verklaringen zijn dus niet in strijd met de resoluties van het Vlaams Parlement, integendeel. Alles wat ik heb gezegd over het territorialiteitsbeginsel, over het respect voor de taalwetgeving en voor de taalgrens, en over het statuut van de Vlaamse Brusselaars was een verwijzing naar de resoluties.

In de laatste resolutie gaat het inderdaad over de niet-inmenging in elkaars grondgebied en het respecteren van het territorialiteitsbeginsel. Vanzelfsprekend gaat het veel verder dan dat. Volgens mij gaat het ook over het uitdoven van de faciliteiten, de horizontale splitsing van het kiesarrondissement, de gegarandeerde aanwezigheid van de Brusselse Vlamingen ook op gemeentelijk vlak, de situatie van de Vlamingen in Brussel, de naleving van de taalwetgeving, het afdwingen van de voogdij met in plaats van een afkeuringsvoogdij, een goedkeuringsvoogdij. Dit heeft daar allemaal mee te maken. I

k ben er heilig van overtuigd, ik spreek hier in eigen naam, dat de twee inkomensvervangende maatregelen, pensioenen en werkloosheidsuitkeringen, een federale aangelegenheid moeten blijven. Het gaat heel uitdrukkelijk om de basispensioenen en de -werkloosheidsuitkeringen want Vlaanderen moet het recht hebben om er zelf iets bovenop te doen. Deze overtuiging berust op mijn geloof in twee waarden : het recht op een eigen beleid en de solidariteit. Via deze eerlijke afweging komen we tot een transparanter financieringssysteem. Dat staat ook in het interview.

Het Vlaams Parlement heeft trouwens een resolutie tot handhaving van de solidariteit en een transparante financiering goedgekeurd. Men mag bij de onderhandelingen geen enkele partner of partij kleineren of in een ondergeschikte positie manoeuvreren. Als die twee aspecten worden geregeld, kunnen de bekommernissen van de Vlamingen, de taalwetgeving, de taalgrens, de territorialiteit, de niet-inmenging, de faciliteiten, en de immense angst bij de Franstaligen om die solidariteit voor basisvervangingsinkomens te verliezen, worden weggewerkt. Dat kan leiden tot een vergaande staatshervorming zoals ik die verdedig, namelijk in de vorm van een confederatie. Dit staat niet in tegenstelling tot onze vanzelfsprekende eisen zoals ze in ons regeerakkoord en onze resoluties staan, een fiscale autonomie inbegrepen. Op die manier kunnen we proberen om in wederzijds vertrouwen verder te onderhandelen.

Repliek

De voorzitter: De heer Dewinter heeft het woord.

De heer Filip Dewinter : Mijnheer de minister, uw verklaring - en ook het regeerakkoord, maar dat wisten we al - is wel degelijk in tegenspraak met de resoluties van het Vlaams Parlement voor een verdere staatshervorming. In de resoluties is wel degelijk sprake van de federalisering van de gezondheidszorg en het gezinsbeleid, inclusief de financiering ervan. U laat de financiering schieten. Daar gaat het momenteel nochtans over.

De Vlaamse regering en zeker het Vlaams Parlement moeten een aantal duidelijke bakens omtrent de financiering durven uitzetten. U levert in in plaats van stappen vooruit te zetten.

Ten tweede is het riskant om het debat over de taalgrens weer aan te gaan. Ik heb u erop gewezen dat deze materie sinds 1970 bij grondwetsherziening in artikel 4 van de Grondwet werd vastgelegd. Het is gevaarlijk om nu opnieuw de indruk te wekken bij de Franstaligen dat dit weer ter discussie kan staan. De vraag is in hoeverre we ook maar enige prijs moeten betalen voor enkele aangelegenheden in de rand van de taalgrensdiscussie.

Tot slot zendt u een totaal verkeerd signaal uit. U geeft een verward, technisch ingewikkeld signaal. U wekt de indruk veeleer te willen terugkrabbelen dan in het offensief te gaan. En dat op het moment dat uw eigen voorzitter de bereidheid, en hopelijk ook het doorzettingsvermogen toont om, tegen zijn eigen minister in, een stap vooruit te zetten. Hij roept u, zeker als minister van zijn partij in deze regering, op om ambitieuzer te zijn en vooral de strijd voor fiscale autonomie te voeren. En wat doet u ? U geeft het volstrekt tegengestelde signaal : u gaat op de rem staan terwijl uw voorzitter het gaspedaal bedient. Dit lijkt me gevaarlijk. Ik roep u op om uw voorzitter te volgen en niet uw collega's in de Vlaamse regering.

De voorzitter : De heer Caluwé heeft het woord.

De heer Ludwig Caluwé : Mijnheer de minister, ik blijf uw antwoord even merkwaardig vinden als het interview op zich.

U zegt immers niet dat de financiering van de kostencompenserende maatregelen, van kinderbijslagen en gezondheidszorg moet worden geregionaliseerd. Als u dat wel had gezegd, dan was dat in overeenstemming geweest met de voorstellen van resolutie die door dit parlement zijn goedgekeurd.

U wilt op geen enkele wijze raken aan het federale financieringsmechanisme, en u herhaalt wat het Vlaams regeerakkoord terzake zegt. Dat regeerakkoord heeft het echter niet over de financiering van de kostencompenserende maatregelen, alleen over de uitvoering van die maatregelen : dat is precies het grote verwijt dat we terzake maken.

Uw voorzitter vraagt dan ook terecht aan deze Vlaamse regering, die werkt volgens dit regeerakkoord, dat ze een meer radicale stelling zou innemen, opdat bijvoorbeeld een van die dingen zou worden gecorrigeerd.

U draait rond de pot. U beweert in overeenstemming te zijn met de resoluties van het Vlaams parlement, maar uit de inhoud van wat u zegt blijkt het tegendeel.