1999 - 2003

Vragen voor Minister van Landsverdediging, André Flahaut

22 June 2000

Vraag om uitleg over het strategisch plan voor de modernisering van het Belgisch leger en de burgers die tewerkgesteld worden door het ministerie van Landsverdediging

Vraag

De heer Ludwig Caluwé (CVP). - Na een jarenlang durende wervingsstop in het kader van het beleid tot sanering van de openbare financiën, werd vorig jaar opnieuw gestart met wervingen voor burgerpersoneel bij het ministerie van Landsverdediging. Eindelijk kwam er opnieuw jong bloed in het burgerkader. Groot was dan ook de verbazing toen de minister op 24 mei 2000 plots besliste om opnieuw een wervingsstop in te voeren. De burgerlijke topambtenaar had nog net 4 dagen ervoor in een televisieprogramma een betrekking als burger bij het ministerie van Landsverdediging aangeprezen.

Naar verluidt wordt deze wervingsstop verantwoord door het strategisch plan. De bespreking van dit plan in het Parlement moet echter nog starten. Van de voorzitter heb ik vernomen dat dit zou gebeuren op 4 juli aanstaande. Bovendien wordt de uitvoering van dit plan over een periode van 15 jaar gespreid. Waarom vond de minister het dan toch nodig om de gestarte wervingen plots opnieuw stop te zetten?

Volgens ons zal het strategisch plan tot gevolg hebben dat na de oppensioenstelling van het huidige burgerpersoneel alle burgerfuncties bij het ministerie van Landsverdediging uitgeoefend zullen worden door gewezen militairen, met uitzondering van een beperkt aantal functies waarvoor gewezen militairen echt niet in aanmerking komen. Is dit een juiste interpretatie van wat in het plan neergeschreven staat?
Zo ja, vreest de minister niet voor de verengde cultuur binnen het ministerie van Landsverdediging die hieruit kan voortvloeien? In het verleden werd de burgermaatschappij via de dienstplichtigen in het leger gebracht? Nadien bleef hiervan een restant via het burgerpersoneel. Indien dit aspect van het strategisch plan uitgevoerd wordt, zal op termijn het ministerie nog enkel bestaan uit militairen of gewezen militairen die echter net zo goed een militaire opleiding hebben gehad en jarenlang binnen de militaire hiërarchie hebben gefunctioneerd.

Vreest de minister verder niet voor de leeftijdspiramide bij dit "burgerpersoneel"? Krijgen we dan een "verjongd leger" maar met "oude" burgers? Zal dit niet tot gevolg hebben dat het burgerpersoneel bij het ministerie van Landsverdediging erg achterloopt op de evoluties binnen de opleidingen? Elk nieuw personeelslid zal steeds al bijna 20 jaar de schoolbanken verlaten hebben.

Welk statuut zullen deze gewezen militairen hebben? Behouden zij hun geldelijk en sociaal statuut met inbegrip van de gratis gezondheidszorg?

Vreest u niet dat dit aanleiding zal geven tot naijver met het burgerpersoneel, dat dezelfde taken uitoefent, maar voor een veel lagere verloning en met een slechter statuut? Komen deze gewezen militairen in plaatsen van het burgerkader terecht of wordt er voor hen een apart kader gecreëerd? Indien het eerste het geval is, hoe kan dit verzoend worden met het feit dat het bestaande statutaire burgerpersoneel aangeworven werd conform de reglementering van het voormalige VWS, vandaag SELOR? Zullen de militaire graden in het burgerkader worden ingeschaald? Op welke wijze zal dat dan gebeuren? Zal dat de bevorderingskansen van het huidige burgerpersoneel niet in belangrijke mate aantasten? Indien gekozen wordt voor de tweede optie, wat gebeurt er dan met het huidige burgerkader? Wordt dit een uitdovend kader? Kan het huidige burgerpersoneel elke kans op bevordering ook dan vergeten?
Welke toekomst hebben de huidige contractuele ambtenaren bij het ministerie van Landsverdediging? De hernieuwde wervingsstop blokkeert opnieuw en ditmaal definitief hun kansen op een statutaire functie.
Ten slotte bevat het strategisch plan ook het voorstel om de twee sociale diensten te fusioneren. Zal deze fusie in de praktijk echter kunnen werken, gelet op het totaal verschillend statuut waarin militairen en burgers vandaag functioneren?

Antwoord

De heer André Flahaut, minister van Landsverdediging. - Ik zal op 4 juli 2000 in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging van de Senaat de beleidsnota toelichten en de vragen van de commissieleden over het strategisch plan beantwoorden. Ik kan de commissie niet eerder te woord staan omdat verscheidene commissieleden op 20 juni een werkbezoek brengen aan de marine en omdat ikzelf de laatste week van juni op werkbezoek ben in Zuid-Korea en Laos.
Ik zal de vragen van de heer Caluwé en alle eventuele andere vragen op 4 juli met genoegen beantwoorden.

Repliek

De heer Ludwig Caluwé (CVP). - Het antwoord van de minister was bijzonder kort. Wellicht zijn mijn vragen te moeilijk en wijzen ze op gebreken van het strategisch plan.
Het is volkomen normaal dat er in overleg met het Parlement een strategisch plan wordt ontwikkeld. Misschien zullen de besprekingen uitwijzen dat er een wervingsstop nodig is. Ik begrijp echter niet waarom de minister reeds op 24 mei 2000 heeft beslist dat er een wervingsstop komt. De minister handelt te vlug door de lopende aanwervingen stil te leggen en beslissingen te nemen die bij het personeel voor heel wat ongerustheid zorgen. Daarom achtte ik het mijn plicht de minister vandaag over deze beslissing te ondervragen.

M. André Flahaut, ministre de la Défense. - Je suis tout à fait disposé à répondre de la manière la plus complète possible à toutes les questions qui me sont posées, qu'il s'agisse de questions écrites, orales ou de demandes d'explications.
Le seul problème, dans ce cas-ci, est que la décision relative au recrutement du personnel civil est prise dans le cadre d'un plan général. Pour gagner en efficacité et pour économiser du temps, il me paraît plus indiqué d'avoir une discussion globale sur ce sujet, sans quoi je devrai aborder, dès à présent, la présentation du plan stratégique pour 15 ans et m'engager à répondre à l'ensemble des questions que vous poseriez. Nous risquerions alors de mener une discussion qui lasserait rapidement les autres membres de cette assemblée.

De voorzitter. - De vragen van de heer Caluwé zullen op 4 juli ongetwijfeld worden beantwoord.