1999 - 2003

Vragen voor Minister van Financiën, Didier Reynders

24 January 2002

Vraag om uitleg over "de fiscale behandeling van de werkzaamheden van Aquafin"

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). – Een mens kan niet lang zonder water, maximum 3 dagen. Omdat wij het water vervuilen, moet het worden gezuiverd. Waterzuiverings-bedrijven vervullen dus een essentiële rol in de samenleving.

Bij het invoeren van de BTW werd beslist op voor de mensen noodzakelijke goederen en diensten, zoals drinkwater, 6% BTW te heffen. Vlaanderen besliste in 1991 de waterzuivering in het Vlaams Gewest toe te vertouwen aan Aquafin. Als privé-bedrijf is Aquafin wel BTW-plichtig. Vermits het echter diensten levert die verbonden zijn met het leveren van drinkwater, gold het lage BTW-tarief van 6%. In 1993 werd het koninklijk besluit op de BTW-tarieven gewijzigd en werd de BTW voor (drink)water dat door commerciële maatschappijen aan consumenten wordt verkocht, opgetrokken naar 21%. Dat is mijn interpretatie althans. Volgens mij is dat gewijzigde BTW-tarief echter niet van toepassing op de waterzuivering. Ook de BTW-administratie maakte nooit gewag van een BTW-wijziging voor Aquafin en ging al die jaren akkoord met een tarief van 6%.

Nu beweert regeringscommissaris Zenner plots dat de wijziging van 1993 van het koninklijk besluit verkeerd werd geïnterpreteerd en dat er op waterzuivering 21% BTW moet worden geheven.

In Vlaanderen althans. In Wallonië heeft men immers constructies waardoor de waterzuiveringsbedrijven niet BTW-plichtig zijn.

Vanochtend las ik bovendien in een artikel van hoofdredacteur Luc Van der Kelen van Het Laatste Nieuws dat de belastingdiensten voorstellen de terugvorderingen te laten vallen.

Daarom wil ik van de minister graag antwoord op volgende vragen.

Volgt hij mijn interpretatie, die afwijkt van die van commissaris Zenner? Anders gezegd, is hij het met mij eens dat de wijziging van het koninklijk besluit van 1993 geen invloed heeft op de investeringen voor waterzuivering en dat die investeringen dus niet vallen onder de 21%-voet?

Indien niet, is hij dan bereid de belastingadministratie te volgen en de terugvordering van de nog niet verjaarde sommen te laten vallen, ook al geldt vanaf nu het BTW-tarief van 21%?

Indien de minister wel tot terugvordering wil overgaan, is hij dan bereid ook de situatie in Wallonië onder de loep te nemen? Vindt hij ook niet dat als waterzuivering in Vlaanderen tegen 21% wordt belast, het gebruikmaken van intercommunales om BTW te ontlopen moet worden beschouwd als belastingontwijking? Is hij dan bereid terugvorderingen te eisen van waterzuiveringsmaatschappijen in het Waalse landsgedeelte?

Indien de minister niet akkoord gaat met een heffing van 6%, is hij dan bereid het koninklijk besluit van 1993 te wijzigen en ervoor te zorgen dat een heffing van 6% in de toekomst wel mogelijk wordt?

Als de minister geen terugvorderingen wil eisen in Wallonië of Brussel, acht hij het dan niet redelijk dat er wettelijke of reglementaire maatregelen komen om ook daar op investeringen in waterzuivering 21% BTW te heffen?

Als de minister op al deze vragen ontkennend antwoordt, kan hij dan zeggen welke maatregel of beslissing ten gunste van Wallonië hij vraagt in ruil voor een positief antwoord op de redelijke vragen van het Vlaams Gewest?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. – Ten eerste is de uiteenzetting van de heer Caluwé een interessant pleidooi voor één bepaalde belastingplichtige. Ten tweede wil ik doen opmerken dat hier het beroepsgeheim geldt. Er is een contradictie tussen een pleidooi om de fiscale achterstand te recupereren in het algemeen en een pleidooi om in een welbepaald geval niets te recupereren.

In de sector van de waterzuivering geldt sinds 1 januari 1993 het BTW-tarief van 21%. Er is geen discriminatie tussen de gewesten. De overheid kan kiezen om al dan niet met een vennootschap en het daaraan verbonden BTW-stelsel te werken. In het BTW-stelsel is het ook mogelijk om terugbetalingen te krijgen. Vorig jaar vroegen meerdere parlementsleden en de regering om een onderzoek te starten in verband met BTW-terugbetalingen. Verschillende vennootschappen worden momenteel doorgelicht.

Het ligt niet in mijn bedoeling een onderzoek van mijn administratie stop te zetten. Ik wil niet tussenbeide komen in een bepaald onderzoek van de AIF, zoals ik ook niet tussenbeide kom in een onderzoek van de BBI. Ik heb trouwens gevraagd ook een onderzoek in te stellen naar een lek in de pers in verband met de schending van het beroepsgeheim.

In de toekomst kan voor de waterzuivering wellicht een verlaagd tarief van 6% worden ingevoerd zoals dit mogelijk is voor mobiliteit, voor duurzame ontwikkeling, voor schoolgebouwen, voor verkeersveiligheid, enzovoort. Dat is evenwel niet de bedoeling van de federale regering. Dit maakt geen deel uit van de nieuwe prioriteitennota.

Het pleidooi van de heer Caluwé voor één belastingplichtige is opmerkelijk. Iedereen moet de verschuldigde belastingen betalen.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). – Het antwoord van de minister doet niet ter zake. De minister spreekt over één belastingplichtige, maar hij weet ook dat een eventuele vordering van de BTW zal worden betaald door alle Vlaamse belastingbetalers, en enkel de Vlaamse, niet de andere Belgische belastingplichtigen. Er is dus een scheeftrekking in de inning van de BTW-inkomsten. In het noorden van het land moet 21% BTW worden betaald op investeringen voor de waterzuivering, terwijl dat in het zuiden van het land 0% is.

Ik vind het erg dat de heer Zenner Aquafin als hoofdpunt van de bestrijding van de fiscale fraude naar voren schuift, daar waar op andere manieren, via carrousels die volledig privé verlopen, honderden miljarden BTW wegvloeien. Een betwistbare interpretatie van een wijziging in de BTW-reglementering is nu het hoofdpunt van de bestrijding van de belastingfraude.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. – Eerst en vooral heeft een vorige regering beslist om het BTW-tarief op 21% te brengen met ingang van 1 januari 1993. Na een onderzoek van de AIF, wordt er nu gevraagd deze belasting te betalen. Dat is normaal, ik zal die procedure in geen geval stopzetten. Zoals ik reeds zei is er geen sprake van discriminatie tussen de gewesten. Het gaat hier om een vordering ten aanzien van een BTW-belastingplichtige. Ik zal niets preciseren over het betreffende onderzoek.

Enerzijds vraagt de heer Caluwé mijn aandacht voor één precieze belastingplichtige zonder hem aan een controle te onderwerpen. Anderzijds wordt mij vandaag gevraagd om andere belastingplichtigen meer te controleren. Mijn principe is dat iedereen belastingen moet betalen en iedereen aan controles kan worden onderworpen. Dit principe geldt zowel voor de vennootschappen als voor de particulieren zonder enige discriminatie tussen de gewesten.

Het gaat hier niet om een initiatief van de minister maar om een onderzoek van de AIF die tot een zeer precies besluit is gekomen. Wij moeten in dezelfde richting verder werken voor alle belastingplichtigen.