1999 - 2003

Vragen voor Minister van Werkgelegenheid, Laurette Onkelinx

1 March 2000

Schriftelijke Vraag over het vijfstedenbeleid

Vraag

In de Gazet van Antwerpen van 21 februari 2000 spreekt regeringscommissaris voor het Grootstedelijk Beleid, de heer Picqué, zich uit over zijn beleid met betrekking tot vijf specifieke steden.
Betreft het hier inderdaad Brussel, Antwerpen, Luik, Gent en Charleroi, of wordt onder « Brussel » de 19 gemeenten verstaan ?
Wordt in dit geval dan ook niet beter over 23 gemeenten gepraat ?
Indien dit laatste het geval mocht blijken, stelt er zich dan geen deontologisch probleem ten aanzien van de regeringscommissaris, die in zijn functie als burgemeester van de gemeente Sint-Gillis, als het ware zichzelf betoelaagd?

Antwoord

In antwoord op zijn vraag kan ik het geachte lid bevestigen dat inderdaad besloten werd om de middelen voor het grootstedenbeleid te bestemmen voor de vijf grote steden van het land.

Dan kan ten volle verantwoord worden door het feit dat de acuutheid van de problemen die in deze vijf grote steden aangetroffen worden, niet meer dient aangetoond te worden, waardoor de regering verkozen heeft dit eerste jaar als een lanceerperiode te beschouwen om, steunend op onze ervaring, onze actie gedurende de volgende jaren uit te breiden.

Wat Brussel betreft, werd voorgesteld de methodologie te volgen die goedgekeurd werd door de Brusselse hoofdstedelijke regering voor de vaststelling van de zone die in aanmerking komt voor de Europese bijstand in het kader van Doelstelling II, met name de gemeenten Anderlecht, Sint-Jans-Molenbeek, Schaarbeek, Sint-Gillis, Sint-Joost-ten-Node en Vorst evenals de stad Brussel.

Deze zone werd vastgesteld door de Brusselse hoofdstedelijke regering na een omstandige studie verwezenlijkt door het gewestelijk ministerie waarbij gebruik gemaakt werd van meerdere tientallen statistische indicatoren om de meest vervallen stadswijken aan te wijzen.

Aldus dient er in feite voor dit jaar gesproken te worden van 11 steden en gemeenten die in aanmerking komen voor het programma van het grootstedenbeleid.

Tenslotte herinner ik eraan dat alle beslissingen die betrekking hebben op de toekenning van financiële middelen aan de gemeenten in het kader van het grootstedenbeleid, genomen worden door de Ministerraad, waarvan de regeringscommissaris geen deel uitmaakt.

Er is in dat verband geen enkele onverenigbaarheid tussen de parlementaire functie, ook al gaat die gepaard met een bijzondere opdracht toegewezen door de regering, en het burgemeesterschap.