1999 - 2003

Vragen voor de Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, Frank Vandenbroucke

16 November 1999

Schriftelijke Vraag over Berekening pensioen. ­ Afbouw herwaarderingscoëfficiënt.

Vraag

Door de afbouw van de herwaarderingscoëfficiënt blijkt, in een aantal gevallen, dat wie de ingangsdatum van zijn pensioen met enkele jaren uitstelt een lager pensioen trekt dan wie onmiddellijk met pensioen gaat op het ogenblik dat hij daartoe recht heeft.
Men zou het tegendeel verwachten. Hoe valt dit te verklaren ? Is deze regeling niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel ?

Antwoord

Zoals het geachte lid terecht stelt voorziet artikel 12 van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels in een geleidelijke afbouw van de herwaarderingscoëfficiënt voor de periode 1955 tot en met 1974. Voor de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ingegaan zijn op 1 juli 1997 wordt hij teruggebracht van 1,036 tot 1,032 tot de n'de macht.

In de daaropvolgende jaren wordt deze coëfficiënt geleidelijk afgezwakt om 1 te bereiken vanaf 1 januari 2005. Deze regel is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat hij toegepast wordt op alle gerechtigden die zich in dezelfde situatie bevinden, dit wil zeggen wiens pensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat op hetzelfde ogenblik.

Deze maatregel werd ingevoerd om de rijping van de pensioenberekening af te remmen en een billijke inspanning te vragen van de mannen die bij de hervorming ingegaan op 1 juli 1997, anders volledig werden ontzien.

Ik wil het geachte lid ook wijzen op het feit dat, indien de ingangsdatum van het pensioen met enkele jaren uitgesteld wordt, dit over het algemeen tot gevolg heeft dat ofwel deze jaren aan de loopbaan worden toegevoegd, ofwel in de plaats komen van minder voordeliger jaren, zodat het pensioenbedrag stijgt.

Zelfs de pensioenen voor identieke loopbanen nemen jaar na jaar toe, terwijl de herwaarderingscoëfficiënt ondertussen wordt afgebouwd. Dit is het gevolg van de rijping van het pensioenstelsel, waarbij een laag loon van het verleden wordt vervangen door de huidige hoge lonen. Nieuw gepensioneerden krijgen aldus steeds meer pensioen, maar minder meer dan indien de herwaarderingscoëfficiënt niet was afgebouwd.

Enkel zij die hun loopbaan voortijdig hebben stopgezet als loontrekkende en waarbij het overgrote deel van de loopbaan tussen 1955 en 1975 werd gepresteerd kunnen, in het voorbeeld dat het geachte lid stelt, een lager pensioen hebben. Zij kunnen niet genieten van de rijping van het pensioenstelsel.

Wel werd voor de laagste inkomens het minimum jaarrecht per loopbaanjaar ingevoerd. Hierdoor worden de laagste inkomens, waarmee rekening wordt gehouden bij de pensioenberekening, opgetrokken. Door de afbouw van de herwaarderingscoëfficiënt zullen meer en meer gepensioneerden hiervan genieten. Dit is een solidair systeem in tegenstelling tot de herwaarderingscoëfficiënt. Het komt bovendien vooral de vrouwen ten goede die in deze periode nog niet het recht hadden op gelijk loon voor gelijk werk.