1995 - 1999

Vragen voor de Staatssecretaris voor veiligheid , maatschappelijke integratie en leefmilieu, Peeters

30 April 1996

Schriftelijke Vraag over een interventie bij gevaar op openbare wegen

Vraag

Wanneer bij een interventie, in dit geval het verwijderen van een voertuig van de berm van de autosnelweg, de brandweercommandant van oordeel is dat de interventie niet op een veilige wijze kan uitgevoerd worden zonder dat de autosnelweg voor alle verkeer afgesloten wordt, is de rijkswacht dan verplicht om dit bevel op te volgen ?

Zo ja, hoe moet de brandweercommandant de uitvoering van deze operatie door de rijkswacht afdwingen wanneer de bijgeroepen rijkswachtpatrouille weigert om dit bevel uit te voeren?

Zo neen, door wie moet de beslissing tot weigering binnen de rijkswacht worden getroffen? Zo neen, kan de brandweercommandant dan toch aansprakelijk gesteld worden wanneer hij de interventie toch laat uitvoeren en er zich bij de uitvoering ongevallen voordoen? Of kan de brandweercommandant aansprakelijk gesteld worden wanneer hij weigert de interventie te laten uitvoeren en het niet onmiddellijk verwijderde voertuig instabiel wordt en een ongeval veroorzaakt?

Antwoord

In antwoord op zijn vraag heb ik de eer het geachte lid te laten weten dat het vrijmaken van de rijweg met gevaar voor personen of goederen tot de lijst van de bijzondere interventies der gemeentelijke brandweerdiensten behoort die gedekt zijn door de jaarlijkse forfaitaire bijdragen en binnen de grenzen van de gewestelijke groep moeten uitgevoerd worden.

De openbare brandweerdiensten beschikken over geen enkele politionele bevoegdheid om het verkeer te regelen.

Volgens de gecoördineerde wetten betreffende de politie over het wegverkeer kunnen enkel bevoegde personen die de kentekens van hun ambt dragen het verkeer door aanwijzingen regelen.

In artikel 3 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 op de politie van het wegverkeer worden dertien categorieën « bevoegde personen » opgesomd, te beginnen met het personeel van de rijkswacht en het personeel van de gemeentelijke en landelijke politie met inbegrip van de hulpagenten. De brandweerlieden zijn niet in deze limitatieve lijst opgenomen. Artikel 16 van de wet op het politieambt bevestigt dat rijkswacht en politie belast zijn met de politie over het wegverkeer. Zij houden te allen tijde het verkeer vrij. De gemeentepolitie is met deze opdracht in het bijzonder in de agglomeratie belast en de rijkswacht in het bijzonder erbuiten en op de autosnelwegen. Bij een interventie, in dit geval het verwijderen van een voertuig van de berm van een autosnelweg, kan enkel de betrokken rijkswachtpatrouille het bevel geven om de autosnelweg voor alle verkeer af te sluiten.

Overeenkomstig artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand staat de gemeentelijke of gewestelijke brandweerdienst, onverminderd de bevoegdheden van de burgemeesters, onder het bevel van de officier, hoofd van de dienst. Deze officier is verantwoordelijk op technisch en operationeel vlak. Het hoofd van de brandweerdienst oordeelt over de aard en de omvang van het personeel en van het materieel die ter plaatse dienen gezonden te worden naar aanleiding van een verzoek om hulp. De concrete beoordeling van de aansprakelijkheid van de bevelvoerende brandweerofficier in casu , valt onder de soevereiniteit van de rechter. De aansprakelijkheid van de officier ter zake dient beoordeeld te worden in het licht van de theorie van de overheidsaansprakelijkheid. Wat de aansprakelijkheid van de overheid betreft waartoe de leden van de hulp- en veiligheidsdiensten behoren, geldt het onderscheid tussen organen en aangestelden. De aansprakelijkheid van de overheid voor haar agenten verschilt naargelang deze de hoedanigheid van orgaan of aangestelde hebben. Organen zijn personen die krachtens de wet of de reglementen genomen in uitvoering van de wet een gedeelte van het overheidsgezag uitoefenen, hoe klein dit ook moge zijn, of die de bevoegdheid hebben de Staat, respectievelijk het Gewest of de Gemeenschap, de provincie of de gemeente te verbinden tegenover derden. De bevelvoerende officieren van de brandweer zijn als organen te beschouwen. Is de dader een « orgaan » dan is de overheid rechtstreeks aansprakelijk op basis van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek. Is de schade daarentegen aan een « aangestelde » te wijten, dan geldt de in artikel 1384, derde lid van het Burgerlijk Wetboek bedoelde onrechtstreekse aansprakelijkheid. Door de hoedanigheid van orgaan worden de daden die zij stellen rechtstreeks aangerekend aan de overheid op voorwaarde dat het orgaan zijn bevoegdheid niet te buiten is gegaan. Indien bij de daden een fout is begaan en daardoor schade is veroorzaakt, valt de aansprakelijkheid van de overheid die eruit voortvloeit onder de toepassing van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek en komt zij bovenop de persoonlijke aansprakelijkheid van het orgaan. Indien het orgaan echter de bevoegdheden waarover het beschikte te buiten is gegaan, draagt alleen het orgaan daarvan de aansprakelijkheid.